Een kleine drie jaar geleden schreef ik over De patatten zijn geschild (1998), de zogeheten nagelbrieven van Eriek Verpale (1952 - 2015). Hij had de gewoonte om briefjes voor zijn echtgenote aan een spijkertje te prikken en die brieven zijn gelukkig bewaard.
Toen ik over dat boek schreef, dacht ik dat ik nooit eerder iets van hem gelezen had, maar dat klopt niet. Ik las wel het toneelstuk Olivetti 82 (1993), waarvan ik ook de verfilming zag. Maar er is mij niets van bijgebleven. Niets van de inhoud, niets van de leeservaring. Het zal een tijd geweest zijn dat ik alles las wat los en vast zat en met een gretigheid die het tempo hoog hield. Niet alles is op de zeef van het geheugen blijven liggen. Toen ik de omslag van het boek zag, wist ik weer waar het vroeger in de kast stond en ook dat ik het gelezen had.
Die nagelbrieven zijn soms schitterend, soms aandoenlijk, altijd interessant. En toen ik onlangs weer brieven van Verpale in de boekhandel zag liggen, moest ik ze wel kopen. De bundeling heet Beminde vriend en bevat brieven aan Luuk Gruwez uit de periode 1977 - 2002. De brieven zijn gekozen en toegelicht door Hannah Debyser.
Van Gruwez las ik enkele gedichtenbundels en Deerlijk retour/Krombeke retour, een dubbelboek, over zijn grootouders. Dat is niet helemaal evenwichtig, maar het is wel een interessant persoonlijk boek. In de brieven krijg je maar een vaag beeld van hem, omdat alleen opgenomen is wat Verpale schreef en niet wat Gruwez antwoordde. De twee waren lang bevriend, maar later kwam er afstand tussen hen, voornamelijk door het drankgebruik van Verpale. Dat schreef Gruwez in het stuk 'In memoriam Eriek Verpale - Kaddisj voor Pinokkio' (hier te vinden). Het is een liefdevol portret.
Pinokkio
Gruwez noemt Verpale een Pinokkio, omdat hij van alles verzon. Hij presenteerde zich als Joods, omdat zijn grootmoeder dat zou zijn, maar er is geen enkele reden om aan te nemen dat dat ook daadwerkelijk het geval was. Ergens in de brieven wordt vermeld dat de diagnose MS bij hem gesteld werd, maar daar lezen we later niets meer over. Zou ook dat verzonnen zijn? Het roken en het drinken zullen wellicht een grotere aanslag op zijn gezondheid geweest zijn. En dan is er nog een overleden zusje, maar dat kwam levenloos ter wereld en Verpale heeft haar nooit gekend. Toch doet hij alsof het een grote rol in zijn leven speelt.
De brieven in Beminde vriend zijn vaak vermakelijk. In de eerste brief (van 30 maart 1977) blijkt dat Gruweze en Verpale op dezelfde poëzieavond waren, maar ze hebben elkaar daar niet gesproken, 'aangezien de gebruikelijke afkeer van overvolle kamers en de drukkende aanwezigheid van zoveel volk met al heel vroeg fles- & huiswaarts hebben gejaagd', schreef Verpale.
De formuleringen van Verpale zijn origineel, eigen, zonder dat je het idee krijgt dat hij het daarom doet, dat hij effect najaagt. Dit zijn de zinnen die in hem opkomen. En je raakt als lezer heel erg geïnteresseerd in die opmerkelijke man, die bovenal schrijver was.
Altijd schrijven
Heel vaak is hij bezig met het schrijven, dat vaak ook 's nacht gebeurt, en ook heel vaak lukt het niet. Hij werkt lang aan een roman die hij daarna weer vernietigt, hij wil een groot brievenboek samenstellen, maar het leidt tot niets. Nou ja, nu is dat boek er wel, maar met de originele brieven, niet de herschrijvingen. Maar het schrijven was er altijd: 'Mijn schrijven is een vorm van kotsen: het moet eruit.'
En altijd waren er weer de meisjes, met wie hij relaties aanknoopte, soms half in het geheim. Meisjes die soms te jong waren en niet alleen 'eigenlijk te jong'. Hij kon zich helemaal over zo'n meisje ontfermen, maar hij kon ook boos zijn als het dan uiteindelijk weer overging. Je kunt die brieven alleen maar met een dubbel gevoel lezen.
Debyser schrijft: 'Helaas bevatten sommige brieven ook racistische, vrouwonvriendelijke of naar pedofilie neigende uitspraken.' Dat die passages wel zijn blijven staan, lijkt me een goede zaak. We krijgen een beeld van de tijd en een beeld van Verpale en het oordeel wordt aan de lezer gelaten. En eigenlijk hoeven we niet te oordelen, want ons oordeel voegt niets meer toe. We laten ermee zien waar we zelf staan, maar met betrekking tot Verpale maakt dat misschien niet meer uit.
De brievenverzameling boeit mij enorm. Verpale lijkt zich met weinig filter te tonen en ik weet zeker dat ik meer van hem wil lezen, ook als het niet allemaal goed is. Gruwez noemt Olivetti 82 en Alles in het klein meesterwerken, maar ik wil Katse nachten (2000) en Gitta (1997) ook wel lezen, ook als ze niet zo goed zouden zijn. Ik vertrouw erop dat ze vooral herkenbaar van Verpale zijn.
Literaire wereld
Ik vind het ook mooi om heel de literaire wereld uit die tijd weer tot leven te zien komen. Van tijd tot tijd komt bijvoorbeeld de naam Miriam Van hee voorbij en ik weet nog dat ik haar debuut, Ingesneeuwd kocht. De boeken die ik kocht, de recensies en interviews die ik las, de bundels die ik in de winkel zag liggen - het komt allemaal weer tot leven. Wie een goed boek leest, leest ook zichzelf. Ik realiseer me dat ik ook de brieven van Herman de Coninck nog in mijn kast heb staan, ongelezen. Hij zat, meer dan Verpale, in het midden van het literaire web. Aan dat boek moet ik misschien ook maar beginnen.
Verpale voelt zich duidelijk op zijn gemak bij Gruwez. Hij kan ironisch zijn, overdrijven, wanhopig zijn, zonder dat hij hoeft uit te leggen of te relativeren. Hij gaat ervan uit dat zijn vriend wel snapt wat hij bedoelt.
Veel volk, en het bruidspaar had zèlf het misboekje mogen samenstellen, met o.a. uittreksels uit het poëtisch oeuvre van de Heer Toon Hermans - je zou soms willen dat de derde wereldoorlog uitbrak.
Zelfmoord
Verschillende keren schrijft hij over een mogelijke zelfmoord. Hoe serieus dat is, is niet duidelijk en dat is misschien ook wel het prettige.
Jongens, wat snakte ik naar koelte, en naar tienduizend revolvers en geweren, allemaal om die zieke kop van mij aan flarden te schieten.
Hij heeft ook daadwerkelijk een poging gedaan zijn leven te beëindigen, maar toen was hij beschonken en zijn vrouw was op tijd om de ceintuur van zijn badjas waaraan hij hing door te knippen.
Vaak gaat het in de brieven over hoe het leven vooral lijden is, maar Verpale wil ook graag klagen, krijg ik de indruk. Gruwez vertelt dat Verpale klaagt over lawaai dat hem van het schrijven afhoudt. (Waarom volhouden? Al die grasmaaiers, stofzuigers, kruimeldieven? Lawaai. Altijd lawijt.). Maar hij laat wel zijn raam open staan.
Makkelijk zal zijn leven niet geweest zijn: altijd dat schrijven dat maar moest lukken, altijd op zoek zijn naar een rustige plek om te werken en soms zelfs een plek om te wonen, die relaties die niet allemaal goed gingen. Maar Verpale kende ook wel succes, won ook wel prijzen. Dat wordt niet altijd in de brieven vermeld, omdat hij dat niet aan Gruwez hoefde te vertellen.
Bezorging
Hannah Debyser heeft mooi werk geleverd. Ze heeft veel fraaie brieven bij elkaar gebracht en ze maakt steeds duidelijk wat ze weglaat en waarom. Een kwaliteitscriterium is altijd subjectief, maar Verpale moet ook drammerige brieven geschreven hebben, die eigenlijk niet meer interessant zijn. Debyser heeft een keuze gemaakt waaruit de kracht van de brieven van Verpale blijkt.
Haar aantekeningen zijn royaal en soms wordt er ook wel iets uitgelegd waarvan ik vermoed dat iedereen dat al weet, maar liever dat dan wanneer de lezer met allerlei vragen blijft zitten. Aan het eind is er nog een namenlijst opgenomen, waarin beknopt wordt uitgelegd welke persoon er schuilgaat achter de naam. De alfabetisering is op de Vlaamse manier, dus Paul de Wispelaere vinden we onder de 'D' en Stefaan van den Bremt onder de 'V'.
In ieder geval heeft Debyser er een mooi boek van gemaakt, met bij elk deel een verhelderende inleiding. De brieven hebben me nieuwsgierig gemaakt naar de rest van het werk van Verpale. De volgende keer dat ik bij een antiquariaat kom, zal ik eens ga speuren bij de 'V'.
Ten slotte nog een keer Eriek Verpale:
Ik zorg al éénenveertig jaar voor mezelf: zie, ik leef. Zie: ik wil op recepties e.d. nog altijd het liefst keiharde winden laten. Zie: ik kan haast met niemand nog overweg, want iedereen is zo rustig, iedereen is zo vriendelijk, iedereen is zo welgemanierd, en niemand lijkt zo opgejaagd, gejudast, gedwarsboomd en veronachtzaamd zoals ik. Herman de Coninck chanteert me zomaar eventjes, en dat màg: ik moet braaf zijn en gehoorzamen. Ik ben een soort juke-box: stop twintig frank in mijn gat, en ik dans, spring, lach, schrijf brieven en blijf beleefd.
Gelukkig krijgen we in de brieven de hele Verpale en niet alleen maar de beleefde. Lees ze.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten