donderdag 7 december 2017

Zen zonder meester (Frenk Meeuwsen)


Zweverigheid is niet aan mij besteed. Of misschien moet ik zeggen dat iets wat anderen serieus nemen op mij al gauw als zweverig overkomt. Ik zal vriendelijk knikken als iemand begint over auramassage, het herhalen van mantra's, reïncarnatie of gebedsgenezing, maar ik voel de scepsis tijdens zo'n gesprek in mij groeien.

En dan heb ik ineens het boek Zen zonder meester van Frenk Meeuwsen voor me liggen, een graphic novel op welks kaft een man staat die letterlijk zweeft. Hij zit in kleermakerszit, een bekende houding tijdens meditatie en trekt zichzelf, als een Baron van Münchhausen, aan een draadje uit zijn hoofd omhoog.

Het boek begint met de beroemdste zentuin van Japan, die van de Ryoan-ji-tempel. Het is een grindtuin met daarin vijftien grote stenen, die je nooit allemaal tegelijk kunt zien. De tuin bevindt zich in Kioto, waar we de verteller, de 'ik' (Frenk) aantreffen in wat ik maar even 'het heden' noem.

In het volgende hoofdstuk wordt de lezer meegenomen naar het verleden, waar de jonge Frenk een boek ontdekt in de boekenkast van zijn vader (De tuinen van zen van Bert Schierbeek). Het zal het begin zijn van zijn zoektocht. Later zal hij ook Zen en de kunst van het motoronderhoud van Robert M. Pirsig lezen, zoals zoveel mensen deden. Het stond wekenlang boven aan het lijstje met meestverkochte boeken.

Afwisselend volgen we Frenk in Japan en in zijn jeugd. In die jeugd zien we bijvoorbeeld een klasgenoot tegen wie iedereen opkijkt, maar die ook gewelddadig is. In de woorden van Meeuwsen: 'Ik begreep niet dat iemand zo wreed kon zijn, maar ik begreep wel meer dingen niet'.

Misschien is dat wel de houding die de jongen verder heeft gebracht: weten dat je dingen niet weet of niet begrijpt en dat observeren.

Wat Zen zonder meester goed verteerbaar maakt, is de totale afwezigheid van bekeringsdrang. Meeuwsen beschrijft zijn eigen zoektocht en de lezer mag zelf weten wat hij daarmee doet. Bovendien bevatten de beschrijvingen van Meeuwsen de nodige ironie. Er is zelfspot over zijn onhandigheid of over hoe moeilijk hij het vond om aan niets te denken, en bovendien ziet hij de humor om zich heen. Ik moest bijvoorbeeld erg lachen om de monnik die vertelt dat de koningin van Nederland de stad heeft bezocht en dan keihard het Wilhelmus begint te zingen.

Er is ook kritiek, bijvoorbeeld op het gedrag van een beroemde zenmeester. Ook dan blijft Meeuwsen overigens mild, net als in de rest van het boek. Mensen mogen hun meesters kiezen, maar ook meesters zijn maar mensen en je kunt ook heel goed je weg zoeken zonder meester.

Meeuwsen heeft een aantal jaren in Kioto gewoond, maar hij was op meer plekken in Japan. Zo was hij in Kobe tijdens de aardbeving van 1995, die aan meer dan zesduizend mensen het leven kostte. Het ooggetuigenverslag is indrukwekkend.

Zen zonder meester eindigt met een epiloog over het kalligraferen en dan met name het teken voor boom. De laatste pagina is gevuld met een bos vol boomtekens. Het gaat niet alleen om de tekens, legt Meeuwsen uit, maar ook om het wit eromheen. Misschien is het juist wel dat wit aan het einde van het boek dat de lezer de ruimte geeft. Om het in te vullen of om het leeg te laten en het een is niet beter dan het ander.

Deze beeldroman wordt niet verteld volgens een rechte verhaallijn en er is ook niet echt een plot. Dat lijkt me goed te passen bij de inhoud. Misschien moeten we ook niet heel erg proberen te interpreteren of er iets in te ontdekken, maar moeten we het boek gewoon ondergaan. Lezen en in het moment van het lezen zijn en verder niets.

Zoals gezegd had ik enige scepsis toen ik aan Zen zonder meester begon en ik was me daar ook van bewust. Die scepsis verdween al gauw. Doordat Meeuwsen een boeiende verteller is, maar ook doordat hij bepaald geen apologeet is en zijn lezers veel ruimte geeft.

De tekeningen staan in dienst van het verhaal, waardoor ze soms maar bescheiden de aandacht trekken.  Maar ze zitten goed in elkaar: veel oog voor het gebruik van zwartvlakken, op zijn tijd wisselingen van kijkersstandpunt en soms pakt Meeuwsen ineens uit, bijvoorbeeld om te laten zien hoe bij het jongetje Frenk de beelden in zijn hoofd maar aangemaakt worden. Die vullen als rechthoeken en balken de ruimte om hem heen. We zien hoe de beelden invloed hebben op de jongen en op zijn tekenen. In een van de tekeningen is Frenk helemaal opgesloten in de beelden, als in een te krap pashokje.

Zen zonder meester heb ik geboeid gelezen en herlezen. Dan blijkt wel dat de kaft wat aan de dunne kant is, wat het boek als ding kwetsbaar maakt. Ik snap dat boeken ook betaalbaar moeten blijven, maar een iets dikker kaft had het net wat meer allure gegeven. Maar dat is natuurlijk een gedachte die helemaal niet past bij de inhoud van het boek.

Titel:  Zen zonder meester
Tekst en tekeningen: Frenk Meeuwsen
Uitgeverij: Sherpa
Haarlem, 2017; 288 blz. 19,95 euro, softcover.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten