vrijdag 15 augustus 2014

De woongroep (Franca Treur)


Over Franca Treur zijn de meningen verdeeld: haar debuut, Dorsvloer vol confetti, werd goed verkocht, maar er was ook kritiek. Sommige lezers uit orthodox christelijke hoek hadden er moeite mee dat de auteur afstand nam van het christelijk geloof, anderen vonden dat er te weinig lijn in het boek zat.

Ik herinner mij het boek als heel aangenaam: een mooi beeld van een plattelandsgemeenschap. Dat we daar in het begin van het boek wat rondkijken, zonder dat er veel plot in zit, vond ik geen bezwaar. Het zal wel meespelen dat ik een boerenzoon ben, die ook nog christelijk is opgevoed: ik herkende er veel in. Ooit heb ik een klein stukje geschreven over hoe ik mij het boek herinner.

Graag zou ik daarom positief zijn over Treurs tweede roman, De woongroep, maar dat valt mij moeilijk. Voor wie het boek niet kent: nog even de inhoud. Elenoor, een vrij onzekere en van tijd tot tijd koopzieke jonge vrouw, besluit om in een woongroep te gaan wonen. De woongroepleden zijn vegetarisch en af en toe voeren ze actie, zonder dat dat veel lijkt uit te halen. Elenoors relatie met haar vriend Erik komt onder spanning te staan en ze gaan uit elkaar. Intussen is er gedoe omtrent een woongroeplid (Alexander), die verdwenen blijkt, en Eriks vader, het toonbeeld van een graaier in een managementfunctie in de zorg. Uiteindelijk raakt Elenoor zwanger en lijkt met Erik een huisje-boompje-beestje-leven te gaan leiden.

Ook dit tweede boek leest weer lekker door. De stijl beviel me niet altijd goed, al staan er ook vondsten in: 'Ira had opengedaan, helemaal in het zwart, met helrode neuk-me-schoentjes eronder.' Of: 'De kennismaking vond plaats in een echt kijk-mij-eens-restaurant.' Ene Elise wordt als volgt gekarakteriseerd: 'Een doortastend moedertje. Iemand die verjaardagen onthoudt en met verse kruiden kookt. Maar ook: een flesje waar al een heleboel uit is.'

Maar voor mijn gevoel moest ik te vaak fronsen bij de formuleringen van Treur. Als iemand omhoog schiet met een blikje bier in de hand, kan er inderdaad wat uit klotsen ('Ik schiet overeind, knoei met mijn bier, het loopt over mijn polsen.'), maar hoe krijg je het dan voor elkaar om over allebei je polsen te knoeien?

Soms had ik het idee dat een zin scherper had gekund. 'Wat mijn oma kookte, smaakte opa niet, en hij zei dat ook. En ook als hij niks zei, voelde ze het toch wel.' Over dat laatste zinnetje struikelde ik. Ik heb het idee dat het samensmelting is van: 'Als hij niks zei, voelde ze het wel' en 'Ook als hij niks zei, voelde ze het'. 

Een ander voorbeeld: 'Maar, denk ik, wie nog nooit een rijpe puist heeft uitgeknepen, die heeft op zich ook iets gemist.' Ik zou hier 'die' en 'op zich' geschrapt hebben. Het zal wel bedoeld zijn om Elenoor te karakteriseren. Elenoor zegt ook consequent 'je wil' en 'je kan'. 

Verder kiest Treur er nogal eens voor om over iets te vertellen in plaats van het laten zien: 'In plaats daarvan antwoord ik bevestigend op de vraag of ik het goed heb kunnen vinden.' 'We zitten doodop op mijn bank, en ineens krijgen we hevige ruzie om een rotopmerking van Erik die ik niet ga herhalen, en ook over iets lulligs dat ik niet terug had moeten zeggen.' 'Ik doe het raam weer dicht en prijs haar het stripboek aan waarin ik zelf aan het lezen ben.'

Elenoor neemt ook vaak genoegen met vaagheden. 'Je kan er altijd íets van leren', denkt ze dan, maar ze vraagt zich niet af, wat dan. Twee mannen legen uit waarom ze niet zijn blijven protesteren: ‘Er waren een paar dingen waardoor wij dachten: we gaan.’ Iedereen in het vertrek vindt dat afdoende. 

Treur heeft een enkele keer de neiging om met opzet twee keer hetzelfde woord te gebruiken: 'vleierij (...) die me natuurlijk toch vreselijk vleit'; 'De knappe man mag dan knap zijn'. Dat vond ik niet zo geslaagd.
  
Dat zijn storende dingetjes, maar je kunt er ook wel overheen lezen. Vervelender vond ik dat het mij maar niet lukte om Elenoor te geloven. In het begin van het boek is ze duidelijk koopziek: ze moet de nieuwste attributen bij haar computer hebben, de nieuwste versie van een smartphone. Ze zegt zelfs: 'Ik weet niet wat ik buiten moet doen als het niet om te winkelen is'. Zo gauw ze lid is van de woongroep, is dat zo ongeveer over. Ik geloof niet dat iemand zo snel afstand doet van een gewoonte die misschien wel een verslaving is. Het zegt natuurlijk ook wel iets over Elenoor, die zich maar al te graag wil aanpassen om ergens bij te horen. 

Ook in haar taalgebruik is Elenoor niet consequent: soms bezigt ze populaire of wat grovere uitdrukkingen, maar op momenten die daar juist om vragen, doet ze dat niet. Ze kan van iets zeggen dat het 'retestrak' is, maar ze kan ook heel truttig zeggen dat ze 'uit haar hum' is. Ze heeft niet een eigen toon, waaraan je haar herkent. Ze kan van iets (het internet bijvoorbeeld) zeggen dat het 'kut' is, maar in een woordenwisseling met Erik komen er nauwelijks vloeken of krachttermen over haar lippen. 

Als Erik bij haar weggaat, zijn Elenoor en hij ook werkelijk uit elkaar. Maar daar lezen we nauwelijks iets over; het lijkt haar niets te doen. Op een gegeven moment is Elenoor angstig, omdat ze denkt dat het spookt in het gebouw van de woongroep. Dat wordt later nog een paar keer genoemd, maar invloed op Elenoor lijkt het niet te hebben. Soms kreeg ik het idee dat Treur losse hoofdstukken had geschreven, niet per se in de volgorde waarin ze in het boek staan. Voor mijn gevoel ontbreekt vaak de continuïteit wat betreft Elenoor. Alsof ze niet meer weet hoe boos of verdrietig of wat dan ook ze was in een vorig hoofdstuk. 

Halverwege het boek komt er werkelijk verhaal in het boek: Alexander verdwijnt en Eriks vader komt in de problemen. Die ontwikkelingen worden heel aardig opgezet, maar tegen het eind van het boek worden de verhaallijnen afgeraffeld.

Elenoor wordt min of meer toevallig zwanger van Erik, omdat ze niet meer kan nagaan op welke dagen ze de pil geslikt heeft. Het is op dat moment nog niet werkelijk aan tussen Erik en Elenoor. Toch is dat geen bezwaar. Elenoor lijkt zich niet af te vragen wat ze nu werkelijk wil en stapt het gezinsleventje in, zoals ze ooit de woongroep in is gestapt. Ik vind dat nauwelijks geloofwaardig. 

Wat zou Treur gewild hebben met dit boek? Ze geeft in ieder geval een beeld van groep actievoerders, van wie je het idee hebt dat de gedachte dat ze protesteren belangrijker is dan de vraag waartegen ze protesteren en of dat effect heeft. Het zijn jonge mensen die het lastig lijken te hebben om lijn aan te brengen in hun leven. 

Treur stipt het probleem aan van de mensen die uit zijn op geld verdienen, ook in de gezondheidszorg. Ze laat Rudy opdraven, een babyboomer die eventjes een vriendin heeft, maar toch terugkeert naar het gezin. Hij is misschien wel te vergelijken met de vader van Erik: ze worden beiden vooral gedreven door eigenbelang. 

Interessant is Katelijne, de aanwezige afwezige. Katelijne was Elenoors voorganger in de woongroep. Haar naamplaatje hangt nog steeds bij de deur. Van tijd tot tijd laat ze weten waartegen geprotesteerd zou moeten worden en dan gebeurt dat. Elenoor, blijft ondergeschikt aan Katelijne. Ze probeert een eigen plaats in de woongroep in te nemen, maar ze leeft in de schaduw van Katelijne. Dat zal ook wel als grapje zijn bedoeld: de hoofdpersoon in Dorsvloer vol confetti heet Katelijne. Het boek was een succes en de hoofdpersoon van de tweede roman zal het altijd moeilijk hebben om volwaardige opvolger te zijn. 

De woongroep viel mij tegen. Maar het boek leest aardig en qua thematiek roept het interessante vragen op: welk ideaal kun je nog volgen, bijvoorbeeld. Ik denk dat Treur De woongroep nodig heeft gehad om Dorsvloer vol confetti van zich af te schudden. Het is geen vlekkeloos boek geworden, maar het zal nodig geweest zijn. Net als Elenoor zoekt Treur haar weg, als schrijver. Het debuut was het boek dat geschreven moest worden, maar hoe ga je daarna verder? Waar Treurs zoektocht toe leidt, wacht ik af. Haar volgende boek zal ik in ieder geval gaan lezen.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten