maandag 18 maart 2013

Boekenweek 1956


Het Boekenweekgeschenk van 1956 werd geschreven door P.H. Ritter jr.: Ontmoetingen met schrijvers. Dat 'jr.' zou de indruk kunnen wekken dat Ritter een jonge vent was, maar hij was in 1956 de zeventig al gepasseerd. Voor jongeren was er de bloemlezing De muze zwerft door Nederland. 


















 Natuurlijk was er ook een Boekenbal. De avond werd geopend door de Commissaris van de koningin in Noord-Holland, dr. M.J. Prinsen, die in zijn toespraak onder anderen wees op het belang van goedkope uitgaven van goede boeken. Onder de aanwezigen bevonden zich koningin Juliana en prins Bernhard en de ministers Cals, Suurhof en Van der Kieft.


In Het vrije volk  van 24 februari 1961 blikt Hans van Straten terug op de boekenbals van de afgelopen jaren onder de titel 'Herinneringen van een feestganger'. Over 1956 schrijft hij:
Volmaakt idioot was de start van de Boekenweek 1956. Een select gezelschap schrijvers en dichters voerde bij deze gelegenheid 'Het geheim van de idioot' op, een kolderdrama van Cornelis Verth. In de hoofdrollen zagen we Harry Mulisch als de ronde zeebonk Janmaat, Jan Willem Hofstra als graaf Dumont, Henri Knap als bastaard en Manuel van Loggem als enige zoon van de graaf, die als een idioot langs de wegen zwierf. De zaal reageerde welwillend op dit stukje amateurtoneel. 
De regie van het stuk had Anton Koolhaas, de 'koldermuziek' was geschreven door Lex van Delden. In De Tijd van 25 februari 1956 krijgen we van Alb. W. het verslag heet van de naald:
Het was een hele belevenis, die tot uitvoerig napraten noodde. Want stel u voor: Wim Bijmoer, die als een complete Van Gasteren een door Joost (Evert Werkman) brillant geschreven proloog bulderde. Michel van der Plas en Han Hoekstra in korte broek en geheel en al geschikt om als hoofdpersoon in een nieuwe "Twee Weezen" op te treden, Manuel van Loggem, gewoon als idioot, Simon Carmiggelt als kok met een vuurrode pruik, Rein Blijstra, een rol van een regel feilloos vertolkend, en Gabriël Smit met mooie, doch bibberende kuiten als verliefde jongeling met zelfmoordneigingen. Als u vervolgens weet dat Frits van der Molen op begeesterende wijze een bekwame veldwachter vertolkte, dat Nicolaas Kroese op het toneel de (zwijgende) rol van ober vervulde en dat Jan Willem Hofstra zelfs in een dubbelrol het toneelspelen niet laten kon, dan is het wel duidelijk dat het publiek -dat, net als in het patronaat, vrijelijk naar zijn favorieten op het toneel zwaaide- een kostelijke avond beleefde.
Geapplaudisseerd werd er op de juiste momenten. Koolhaas had in het programma laten vermelden dat er geklapt moest worden als er een elektrische bel of een claxon klonk. Voor de muziek was een compleet harmonieorkest aangetrokken.

Alb. W. onthoudt zich verder van een oordeel over de voorstel, aangezien het gezelschap geen commerciële bedoelingen had. Hij legt de nadruk op het genieten door het publiek. Kritischer is de journalist van De Waarheid, ook op 25 februari 1956:
Het stuk bleek goed speelbaar te zijn, maar dat de schrijvers -als acteurs zelf amateurs- deze parodie ook nog speelden in een stijl die een parodie moest zijn op de wijze waarop amateurs zon'n stuk zouden spelen, was wel wat te veel van het goede.
Als zij het, met hun vermogen, serieus hadden gespeeld was het parodie genoeg geweest.
Zo vonden wij Frits van der Molen, die het rustig aandeed, juist daaardoor een komische veldwachter: Jan Hoekstra en Michel van der Plas waren kostelijke twee- en vondelingen: Rein Blijstra scheen ons een geboren lakei, en Manuel van Loggem toonde veel talenten als idioot: Mies Bouhuys was een hupse Adèle; Jan Willem Hofstra hebben wij naderhand zelf horen zeggen: "'t Was misschien niet mooi maar ze kónden me verstaan".
De verslaggever prijst de geestige Ghysbrecht-inleiding van Joost en de muziek. Hij laat ook doorschemeren dat het stuk hem wel wat lang duurde, maar de finale (met het fanfarecorps) maakte alles goed. Daarna was er muziek en blijkbaar was het gezellig:
Half vijf was het al toen uw verslaggever, moe, slaperig en feestelijk-verdoofd, dacht: ik moet nog een stukje schrijven. Het feest ging nog door. Terwijl u sliep hebben anderen de Boekenweek voor u geopend.
Harry Mulisch is blijkbaar nog niet zo bekend. Ik heb hem ook aangeduid gezien als Mülisch. 





Op woensdag 7 maart 1956 doet de Friese koerier verslag van een boekenweekactiviteit. Twee dagen daarvoor is er een avond geweest met bekende schrijvers: Annie Schmidt en Simon Carmiggelt. De verslaggever schrijft:
Beiden beschikken over een apart soort humor. Al is er ook onderscheid. Carmiggelt schrijft voor grote mensen en Annie Schmidt meest voor kinderen. Ook al is er wel ander werk tussen. Zij vertelde ook van haar abeid voor de radio. (Familie Doorsnee).
Zijn conclusie:
Het was voor Drachten een goede avond; men heeft kennis gemaakt met fijne humor èn het goede, kleine verhaaltjesboek. 
De burgemeester en wethouders waren overigens aanwezig. Wethouder Douwstra sprak het openingswoord.


2 opmerkingen:

  1. Mooie stukken, Teunis, over de boekenweken van weleer. Ik heb een deel van de oudere boekenweekgeschenken, leuk om die door te bladeren. (Vermoedelijk nog beter om ze daadwerkelijk te lezen ;-)
    Na '56 werd kennelijk wederom (?) een prijsvraag ingesteld door de CPNB; zowel voor het inzenden van een novelle door auteurs als het naderhand kunnen raden naar de auteur door het publiek uit de aanzienlijke lijsten van auteurs die inzonden.
    Het zou wel een idee zijn als de CPNB dat fenomeen voor een keer zou herstellen; met de onmiddellijke keerzijde dat het in deze tijd een enorme poppenkast zou worden.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Zojuist heb ik mijn bijdrage over de Boekenweek 1957 gepost, met daarin inderdaad de prijsvraag. Dank voor je reactie, Arjan. Het is een plezier om in oude kranten te snuffelen en zo iets op te snuiven van het literaire leven in die tijd.

      Verwijderen