zondag 28 augustus 2011

O 16

Als kind moet ik heel wat boeken van K. Norel hebben gelezen. Met Kerstmis kreeg ik Hertevoet en Zilveroog. Dat zal wel in de tweede klas geweest zijn. In ieder geval las ik  ook Scheepsmaat Woeltje, Stuurman Aart en Schipper Wessels en ook Doctor Frans was niet veilig voor mijn leeshonger.

Mijn ouders hadden Het getij verloopt in huis, maar in mijn herinnering zie ik het boek niet in mijn handen. Van het bekendste boek van Norel, Engelandvaarders, had ik een pocketuitgave en volgens mij was dat maar een van de delen:  Vliegers in het vuur, voorwaarts! Of zoiets. Vreemd genoeg heb ik er verder eigenlijk geen herinnering aan in tegenstelling tot bijvoorbeeld Scheepsmaat Woeltje dat in mijn herinnering te vergelijken is met Paddeltje van Joh. Been. Maar een geheugen is per definitie onbetrouwbaar, dus misschien heb ik het helemaal mis.

Binnen het christelijke wereldje was Norel wel een naam. Altijd als het over christelijke boeken gaat, noemt Elsbeth Etthy Norels naam. Ze vertelt dan dat zij als kind een spannend boek in handen dacht te hebben en dat er dan weer zo nodig gebeden of bekeerd moest worden.

Ik wilde eens zien of Norel nu nog leesbaar was. Een tijd terug heb ik Kees Moddergeus gelezen en dat vond ik nog wel aardig. Geloof ik. En onlangs las ik O 16, maar dat is me nogal tegengevallen.

Joost wil bij de marine en komt op een onderzeeër terecht, waarmee hij naar Nederlands Indië gaat. De oorlog breekt uit en de onderzeeër maakt jacht op de Jappen. Dat is van korte duur, want O 16 (Onderzeeër 16) breekt in twee stukken. Ongeveer iedereen verdrinkt, maar Joost natuurlijk niet en na een zwemtocht van zesendertig uur (als ik het goed onthouden heb) moet hij ook nog een lastige tocht door het oerwoud maken. Uiteindelijk komt het natuurlijk goed.

Tja.

Ik snap best dat kinderen zich graag willen identificeren met een held, maar in dit geval staat de held wel heel duidelijk aan de goede kant en is hij wel erg heldhaftig. Norel had blijkbaar geen kleurpotloden en heeft alleen maar zwart en wit gebruikt bij het kleuren van zijn personages. Joost is duidelijk wit.

Er komt in het boek nog een nobele wilde voor (Amat), die de ondergang van O 16  niet overleeft en ook de gelovige kapitein zakt in de golven, nadat hij Joost nog wel heeft laten beloven dat hij aan de kapiteinsvrouw zal zeggen dat God het goed met haar man heeft gemaakt. Brave mensen, waaraan geen enkele kerkbibliotheek zich kon storen.

Ook de compositie van het verhaal laat te wensen over. O 16 begint met een nogal lange aanloop: Kees wil bij de marine, maar dat gaat niet zomaar. ‘Moeder zei niets, maar haar ogen waren treurig. ’t Was of die vroegen: “Je wilt toch je moeder geen verdriet doen, Joost?”

Aan het eind van het boek komt Joost weer op een schip en vaart welgemoed de vijand tegemoet. Misschien had Norel dat gezin waaruit Joost komt, aan het eind toch nog even terug moeten laten komen. Als je het boek dichtslaat, heb je het idee dat je het begin eigenlijk wel had kunnen missen. Stiekem denk ik dat Norel gewoon is begonnen met schrijven en zelf nog niet wist waar hij uit zou komen.

Waar ligt nu eigenlijk het zwaartepunt van het boek? Gaat het om de schipbreuk? Maar als Norel daarmee op de proppen komt, hebben we al vijftig van de ruim zeventig bladzijden gehad.

Toch zal dat het wel zijn. Die schipbreuk is een spannende gebeurtenis, die maar net goed afgelopen is. Ja, ja, met Gods hulp natuurlijk. O 16 is domweg een avonturenboek met een christelijk sausje. Meer kan ik er niet van maken.

Aan die Kees Moddergeus had ik betere herinneringen. Maar misschien is mijn geheugen gewoon slecht. Het kan ook zijn dat O 16 een zwak boek in het oeuvre van Norel is. Om dat te controleren zou ik meer boeken van hem moeten gaan lezen of herlezen, maar ik geloof niet dat ik daar veel zin in heb.
   

Geen opmerkingen:

Een reactie posten