Aangezien ik nauwelijks tv-programma’s kijk, heb ik het niet met eigen ogen gezien. Wel heb ik het een paar keer bevestigd gekregen in berichten op internet: onze minister-president, Mark Rutte, zou gezegd hebben dat we in oorlog zijn.
Ik wist dat dus niet en ik deed de volgende dag gewoon mijn boodschappen. Aan de andere supermarktklanten merkte ik niets. Er werd niet op grote schaal koffie, wc-papier of rijst ingeslagen, er waren geen verontruste gesprekken bij de broodafdeling en niemand keek alert naar verdachte boodschappentassen. Het leek een zaterdag als elke andere.
Net als de heer Rutte heb ik de oorlog niet meegemaakt. Ik ken die uit kinderboeken, documentaires en de verhalen van mijn ouders. De sfeer die ik daaruit onthouden heb, was die van dreiging en angst. In de Emté was daar twee zaterdagen terug niets van te bespeuren.
En ook nu merk ik nog steeds niets van een oorlogssfeer. Ik ga dagelijks met de trein, die niet meer vertraging heeft dan gewoonlijk; de kinderen gaan braaf naar school; de winkels zijn op de normale tijden open; de meeste voetbalwedstrijden gaan door; mensen gaan zonder angst naar een concert, een toneelstuk of een cultureel café.
Dat kan twee dingen betekenen. Ten eerste dat het geen oorlog is: ten opzichte van drie weken of drie maanden geleden, toen het blijkbaar vrede was, is er in het dagelijks leven immers niets veranderd. De tweede mogelijkheid is dat het begrip oorlog een nieuwe invulling heeft gekregen.
Dat zou kunnen. Voor velen, ook voor mij, is de Tweede Wereldoorlog het ijkpunt. Die heeft ons beeld bepaald van wat een oorlog is. Toekomstige oorlogen zullen van dat beeld afwijken. Maar hoe je oorlog ook definieert, een oorlog waarvan je niets merkt, is er geen, lijkt me.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw werden er twee treinen gekaapt, een school met kinderen gegijzeld, een aanslag op koningin Juliana verijdeld, een provinciehuis en een consulaat bezet, twee KLM-toestellen gekaapt, een koor gegijzeld, net als de Franse ambassadeur, de Britse ambassadeur werd doodgeschoten. Allemaal in Nederland. Niemand heeft indertijd gezegd dat het oorlog was, voor zover ik mij herinner. In ieder geval staat die tijd niet in onze geschiedenisboekjes als oorlogstijd.
Net als in de jaren zeventig, zal er in de verre of nabije toekomst wat gebeuren. Er zal hier en daar een aanslag komen en, ja, daar zullen ook mensen bij omkomen. Is het niet door een IS-strijder, dan is het wel door een andere gek, zoals de man die vier jaar geleden in Alphen aan de Rijn zes mensen doodschoot in een winkelcentrum. Dat is nu eenmaal niet te voorkomen. Voorlopig is het verkeer gevaarlijker dan het terrorisme.
Op internet circuleert een cartoon: op tv vraagt een man zich af hoe we de angst voor het terrorisme kunnen verminderen. In het tweede plaatje staat de oplossing: de tv uitzetten. Dat lijkt me een goed idee. Doe de tv uit, zodat je de oorlogsretoriek niet meer hoort. Zet muziek op, drink goede wijn, lees boeken, leg je lichaam tegen dat van degene die je lief is. Dan duurt het niet lang of het is vrede.
(Column, voorgelezen in Cultureel Café Dante)
Geweldig stuk! Mooie cartoon.
BeantwoordenVerwijderenMidden in de roos. Goed geschreven.
BeantwoordenVerwijderenIk sluit me aan bij de reacties hierboven !
BeantwoordenVerwijderenVanaf de zijlijn vreest men niets. Groet
BeantwoordenVerwijderenHet is onzin, zegt het verstand. Het is belachelijk, zegt de trots. Het is onmogelijk, zegt de ervaring. Het is wat het is, zegt de liefde.
BeantwoordenVerwijderen