In de nacht
van 28 op 29 mei 1993 werd in Solingen, Duitsland, een aanslag gepleegd op een
huis waarin een Turkse familie woonde. Vier Duitse jongeren stichtten brand,
waarschijnlijk mede omdat drie van hen door Turkse bezoekers uit een
verenigingsgebouw gezet waren wegens dronkenschap. De familie werd verrast in
haar slaap. Vijf mensen kwamen om.
Vanuit
Nederland werd er massaal actie gevoerd. Maar liefst 1,2 miljoen kaartjes
werden naar bondskanselier Kohl gestuurd, met daarop de tekst ‘Ik ben woedend!’
En verder stond erop: ‘Vijf onschuldige vrouwen en meisjes zijn levend
verbrand, alleen maar omdat ze buitenlander zijn. Via deze briefkaart wil ik
laten weten dat ik verbijsterd ben.’
Op die
kaartenactie is wel kritiek te leveren. Helmut Kohl kreeg de kaartjes, maar het
was natuurlijk niet de schuld van de Duitse regering dat vier jongeren, die extreem
rechts werden genoemd, deze aanslag pleegden. Bovendien waren er ook in Duitsland
volop protesten.
In de actie is wel wat zelfgenoegzaamheid te proeven. Duitsland werd gezien als een barbaars
land, waarin dit soort aanslagen mogelijk zijn. In Nederland gingen wij gelukkig
heel anders om met mensen die niet oorspronkelijk uit ons land komen.
Aan dat
opschrift ‘Ik ben woedend’ heb ik de laatste tijd nogal eens moeten denken. Er
zijn in Nederland veel mensen boos zijn en misschien wel woedend.
Woede is een
nuttige emotie. Wanneer je over iemands grens gaat, wordt hij boos. Woede helpt
dus om die grens te markeren. Blijkbaar hebben tegenwoordig veel mensen het
idee dat anderen over hun grenzen gaan. Ze plaatsen teksten op internet, ze
werpen zich voor de auto van een staatssecretaris en ze bestormen, met
bivakmutsen over hun hoofd, een noodopvangcentrum met vluchtelingen.
Op de
kaartjes in 1993 werd gesproken over de verbijstering om wat met anderen
gebeurt. Die mis ik in de acties van tegenwoordig. Ik heb het idee dat de woede
van nu meer voortkomt uit het bewaken van het eigen domein.
Je zou
kunnen zeggen dat mensen handelen uit eigenbelang, maar ik vermoed dat het
eerder bezorgdheid is en misschien moet je die wel angst noemen. Angst om wat
er zal gebeuren met veiligheid, huisvesting, werkgelegenheid.
Voor een
deel zijn die angsten irrationeel, wat wil zeggen dat rationele argumenten ertegen
vaak niet zullen helpen. We kunnen vertellen dat het aantal vluchtelingen dat
Nederland opneemt, gering is in vergelijking met bijvoorbeeld de tijd van de Eerste
Wereldoorlog. Zo’n 135.000 Belgen bleven tot het eind van de oorlog in
Nederland wonen. Maar dat zal niet helpen.
Een kind dat
bang is voor de krokodil onder zijn bed, zal niet luisteren naar de redenering
dat het onmogelijk is voor zo’n dier om in huis te komen. Er moet een vader of
moeder aan te pas komen, iemand die blindelings vertrouwd wordt door het kind.
Die moet gaan kijken en als die verzekert dat er geen krokodil is, zal het kind
gerustgesteld kunnen gaan slapen.
Maar wie
wordt er tegenwoordig nog in die rol geaccepteerd? Wie kan een hand leggen op
het haar van de boze mensen om hun angst weg te strelen? Wel zien we allerlei
mensen die roepen dat er overal krokodillen zijn en dat ze ook onder jouw bed
kunnen liggen.
Daarom zijn
veel mensen bang. En ze uiten dat door hun woede. Ze plaatsen berichten op
internet, ze demonstreren, ze roepen het luidkeels uit: ‘Ik ben woedend’.
We zullen
hen lang door het haar moeten strijken en vaderlijk of moederlijk toe moeten
spreken, voor ze gerustgesteld zijn. We zullen ze zo lang moeten omarmen tot
het bloed niet meer zo snel door hun aderen jaagt en hun hart niet zo razend
meer klopt. Dan pas zullen de krokodillen, al dan niet bestaand, wegsluipen van
onder hun bed.
Foto: Edwin Nieuwstraten
Geen opmerkingen:
Een reactie posten