woensdag 16 juli 2025

Soldaat-hovenier (Joris Vermassen)

Sommige boeken kunnen niet dik genoeg zijn. Tegen het einde ga je langzamer lezen, om het moment uit te stellen dat het werkelijk uitgelezen zal zijn en je er afscheid van moet nemen. Zo verging het mij ongeveer bij Soldaat-hovenier van Joris Vermassen.  

Deze graphic novel is een forse beeldroman: meer dan 450 bladzijden dik. De tekeningen zijn ingekleurd met twee kleuren: een blauw met behoorlijk wat grijs erin en een kleur die een beetje tussen bruin en roze in zit. Een kenner heeft er ongetwijfeld een beter woord voor. 

Door het beperkte kleurgebruik ogen de pagina's rustig. Tussen de tekeningen door zijn er brieven opgenomen (met die bruinige achtergrond) in handschriften zoals je die een goede eeuw geleden wel kon aantreffen. 

Eerste Wereldoorlog

Het verhaal speelt zich af ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. Alois, een Vlaamse hovenier, wordt opgeroepen voor het leger en moet afscheid nemen van zijn geliefde Clothilde, met wie hij eigenlijk al getrouwd had willen zijn. 

In het leger komt hij een bekende tegen: Raymond. Die heeft een relatie met Virginie achter de rug. Alois is rustig, een beetje in zichzelf gekeerd. Raymond is luidruchtig en durft meer. Ze vormen samen een goed koppel. 

Alois en Raymond gaan waar het leger ze heen zendt. Ze maken de gruwel van de oorlog van nabij mee.  In hoeverre ze daardoor getroffen worden, wil ik een beetje in het midden laten, zodat ik niet te veel verklap. 

Militaire Vakschool

Het gaat Alois aan het hart als er bomen omgezaagd moeten worden omdat ze het zicht belemmeren of omdat ze in het schootsveld staan. Hij blijft een hovenier. Op een gegeven moment mag hij zijn kennis ook daadwerkelijk inzetten als hij aan de slag gaat in de Belgische Militaire Vakschool ter Heropleiding van Zwaargekwetsten van de Oorlog. Op een braakliggend terrein mag hij een groenselhof en een lusttuin aanleggen, met de bedoeling de verminkten de beginselen van de land- en tuinbouwtechnieken bij te brengen. 

In het Belgisch Dagblad van 5 november 1915 staat een verslagje van een bezoek aan het kamp door de onderstaatssecretaris van de gezondheidsdienst, de onderstaatssecretaris van de Intendencie en de voorzitter van de gemeenteraad van Parijs:


Monet

Alois is niet alleen werkzaam in het kamp. Hij gaat ook op bezoek in Giverny bij de schilder Monet, met het verzoek diens tuin te bezichtigen. De zoon van Monet vecht op dat moment in Verdun. 

De tuin zou beroemd worden doordat Monet de waterpartijen met de lelies en het Japanse bruggetje schilderde. Alois mag er gaan werken. Vergeleken met de hel die hij achter zich heeft, is de tuin het beeld van het paradijs. De schoonheid lijkt een machteloos tegenwicht tegen alle ellende, maar misschien is het wel het enige en is het krachtiger dan het lijkt. 

Een bijkomend voordeel van het werken bij Monet is dat Alois in de nabijheid kan zijn van Marie, die bij Monet woont. Zij ziet hem ook wel zitten, maar Alois heeft ook Clothilde nog, al is die erg op afstand en moet hij steeds minder vaak aan haar denken. Ook schrijft hij haar minder vaak. Welke keuze hij maakt en of hij wel een keuze maakt, laat ik in het midden. 

Het verhaal van Soldaat-Hovenier begint in 1970, jaren na de oorlog, als Alois een grote schildering van Monet bekijkt en daar eindigt het ook mee. Het is het raam waarbinnen het verhaal van Alois in de Grote Oorlog verteld wordt. Dat loopt van augustus 1914 tot december 1918, waarmee het hele tijd van de oorlog beslaat. 

Het verteltempo is vrij traag, maar dat is juist prettig. Het gaat niet om de spannende avonturen, maar om Alois, hoe hij zich aanpast aan de nieuwe situatie, hoe hij omgaat met alles wat er gebeurt, wat zijn verlangens zijn en of hij daaraan toe kan geven. Je hebt het idee dat je hem door en door leert kennen, zonder dat hij al zijn geheimen prijsgeeft. Maar hij wordt je vertrouwd tijdens het lezen en je blijft de hele tijd dicht op zijn huid zitten. 

Grootvader

Model voor Alois stond de grootvader van Joris Vermassen van wie een foto achter in het boek is

De grootvader van Joris Vermassen

opgenomen. De brieven die in het boek staan, zouden zomaar authentieke brieven kunnen zijn. Grootvader hield in die tijd een dagboek bij en daarom weet zijn kleinzoon zo veel over wat er toen gebeurd is. Soldaat-hovenier is een poging om die grootvader zo dicht mogelijk te naderen. Dat verklaart ook waarom dit zo'n liefdevol boek is geworden. In alles proef je de aandacht waarmee verteld en getekend is. 

Van tijd tot tijd zijn er citaten van Rainer Maria Rilke. Alois krijgt op een gegeven moment van een oude dame een boek van Rilke cadeau. Ook daarin vindt hij de schoonheid die hem staande kan houden in een wereld die lelijk is van het geweld. Soldaat-hovenier eindigt met een van de bekendste gedichten van Rilke, 'Herbsttag', waarvan de titel vreemd genoeg is weggelaten. 

Soldaat-hovenier is een liefdevol en zeer menselijk boek. Het is een boek over verlangens, over liefde, over vriendschap en vooral ook over schoonheid. Hoe die je op kan heffen op momenten dat alles je terneerdrukt. 

Titel: Soldaat-hovenier
Tekst en tekeningen: Joris Vermassen
Uitgever: Borgerhoff & Lamberigts
2025, 472 blz. € 35,- (softcover)



maandag 14 juli 2025

Afgestoft: Kinderen van de fraters (Jules de Palm)

Deze week open ik met het afstoffen een korte recensie. Het is woekeren met de tijd, vandaar. Snel zal ik ook de beloofde recensie van Soldaat-hovenier plaatsen. Daar ben ik een heel eind mee, maar ik wacht nog even op illustraties. 

De recensie van Kinderen van de fraters van Jules de Palm stond in 't Kofschip, vijftiende jaargang nr. 1, januari-februari 1987. Uit dat nummer haalde ik ook al de recensies van werk van Maarten 't Hart en Jan H. de Groot.

Van Jules de Palm (1922 - 2013) had ik in 1987 nog nooit gehoord. En eigenlijk wist ik heel weinig van Antilliaanse schrijvers en schrijvers uit Suriname. Ik had het een en ander van Albert Helman gelezen, maar het werk van auteurs als Tip Marugg, Boelie van Leeuwen en Frank Martinus Arion zou ik pas later lezen. Het doosje van Toeti van Hugo Pos had ik toen waarschijnlijk al wel gelezen. 

Het boek van De Palm beviel me, maar ik liet het jarenlang bij dit ene.  Maar niet lang geleden schafte ik Lekker warm, lekker bruin (1990) aan. Nu ik het zoek, kan ik het overigens niet vinden. Als ik tijd van leven heb, ga ik het nog lezen. Ooit. 


In Kinderen van de fraters treffen we jeugdherinneringen aan van de Antilliaan Jules de Palm en dan met name de schoolherinneringen. In elk hoofdstuk wordt een schooljaar beschreven. We krijgen informatie over de pater die dat jaar les gaf, over de vriendjes en over de hoofdpersoon zelf. Die had het vaak niet gemakkelijk. Verschillende keren wordt in het boek verteld hoe hij moeite doet om erbij te horen, om gewoon mee te doen met de anderen. Dat valt niet mee, want hij draagt een nogal sterke bril, waardoor hij zich duidelijk van de anderen onderscheidt. Zo moet hij in de klas altijd vooraan zitten en bij veel spelletjes moet hij verstek laten gaan, omdat die te ruw zijn. 

Ook de tegenstelling blank/zwart komt in het boek aan de orde. In de omgeving van de ik-figuur wordt meestal tegen blanke mensen opgezien. Als de hoofdpersoon vertelt dat hij van een Surinamer les heeft, wordt meteen gevraagd of hij 'kleur en haar' heeft. Men is opgelucht als men gehoord heeft dat de frater blank is en sluik haar heeft. Als de hoofdpersoon verweten wordt dat hij zich waarschijnlijk schaamt voor zijn grootmoeder, omdat ze zo zwart is, vindt hij dat heel erg. Hij vereert zijn grootmoeder. Grootmoeder is een soort gids voor hem, die zegt welke wegen hij wel moet bewandelen en welke niet. Zelf noemt ze zich 'een blanke negerin, want ze wist zich te gedragen.'

Over de paters schrijft De Palm met grote mildheid. Soms waren het juist de paters die hem de mooie dingen van de Antillen toonden. Zijn boek heeft hij aan hen opgedragen. 

Opvallend in het boek is de mooie stijl waarin het geschreven is. Gave, gepolijste zinnen, die het lezen zeer aangenaam maken. Daarbij komt dat De Palm zeer beeldend weet te vertellen. Ik heb naast de ik-figuur op het schoolbankje gezeten en verder ben ik overal geweest waar hij ook was. Die belevenis is voor ieder weggelegd die het boek leest. 

donderdag 10 juli 2025

Afgestoft: Het jaar waarin mijn vader stierf (Rob van Essen)

Weer een oude recensie, eentje die op 17 maart 2006 in het Nederlands Dagblad stond. Ik was verrast toen ik het stukje terugvond. Ik wist namelijk niet meer dat ik Het jaar waarin in mijn vader stierf, van Rob van Essen, gelezen had. Dat de vader van de schrijver de jeugdboekenschrijver G. van Essen was, wist ik wel. Ik heb ooit tegen de zoon gezegd dat ik Het hol op de hei gelezen heb. Dat was bij een cultureel café waarin zijn zus enkele nummers zong. 

Maar dat Van Essen in dit boek het hele oeuvre van zijn vader naloopt en hem probeert te benaderen in alles wat die vader geschreven heeft, dat was ik helemaal kwijt. Toch vreemd. Daarom ben ik blij dat ik deze recensie weer vond. Eigenlijk krijg ik wel zin om het boek te gaan herlezen, ondanks het zuinige oordeel in het eerste deel van de recensie. Die zin wordt misschien wel opgewekt door de citaten. Dan is het maar goed dat ik ze opgenomen heb. 

Toen ik deze recensie schreef, had ik van Van Essen waarschijnlijk alleen nog maar Kwade dagen (2002) gelezen. Ook daarover heb ik geschreven. Dat stukje hou je nog tegoed. 

Van Het jaar waarin mijn vader stierf herinner ik me ook de cover niet. Voor zover ik weet, bezit ik het boek niet meer. En de plaatjes die ik ervan vind op internet, maken niets bij me wakker. Bovendien zijn ze van een dusdanige kwaliteit dat ik ze hier niet kan plaatsen. Daarom heb ik maar gekozen voor de omslag van een boek van Van Essens vader. Dat boek durf ik niet te herlezen, bang dat ik de mooie herinnering bederf. 


Een liefdevol portret van vader 

'Dagboeken zijn óf onpersoonlijk, óf oninteressant', schrijft Rob van Essen in Het jaar waarin mijn vader stierf. Persoonlijke dagboeken zijn blijkbaar per definitie niet interessant. Misschien heeft Van Essen gelijk: iemands persoonlijke aantekeningen zijn niet bij voorbaat de moeite van het lezen waard. De dagboekenschrijver zal er een vorm voor moeten vinden, er moet gestileerd worden en daarvoor is enige afstand nodig. Het lijkt me niet dat daardoor een dagboek ook onpersoonlijker wordt. 

Het nieuwe boek van Van Essen is een dagboekachtig boek. De twaalf hoofdstukken dragen als titels de namen van de maanden en zijn verder gevuld met korte stukjes, alsof het dagboekaantekeningen zijn. Voor een groot deel gaan die aantekeningen over de vader van de schrijver, G. van Essen, die in reformatorische kringen bekend werd door zijn jeugdboeken (Het hol op de hei bijvoorbeeld) en zijn columns. Van Essen beschrijft de aftakeling en de dood van zijn vader en verder lezen wij waarmee de schrijver zich zoal bezighoudt: telkens weer een fietstochtje naar Oudewater, de opmerking dat hij aan zijn roman (Engeland is gesloten) heeft gewerkt en of dat een beetje lukte, optredens, gesprekken, overwegingen. Daar had een redacteur best wat in mogen snoeien. Veel van die stukjes zijn slaapverwekkend: oninteressante gebeurtenissen en meningen waar niemand van opkijkt. Goed, de belevenissen van de schrijver op een 'kunstcamping' zijn zeer onderhoudend, maar die hadden in een apart verhaal ondergebracht kunnen worden. 
 

Strakker 

 Het kiezen voor een dagboekachtige vorm, lijkt vooral gemakzuchtig. In zo'n boek kun je immers van alles kwijt en je hoeft je over de compositie niet zo te bekommeren. Het lijkt me dat Het jaar waarin mijn vader stierf gewonnen zou hebben bij een strakkere compositie. Ton van Reen schreef ooit een dergelijk boek, alweer enkele decennia geleden: Het winterjaar. Ook hij nam het sterfjaar van zijn vader als beginpunt, maar vond een hechte vorm voor wat hij te vertellen had: om het andere hoofdstuk jeugdherinneringen en beschrijvingen van 'het winterjaar'. 

Wat Van Essen over zijn vader te schrijven heeft, is interessant genoeg. Hij neemt het hele oeuvre van G. van Essen door, waarbij hij zijn vader niet spaart. Hij ziet hoe zijn vader in sommige boeken vervalt in het laten vertellen van anekdotes door een van de personages, hoe hij stukken uit ouder werk hergebruikt in latere boeken of columns, hoe hij eerder geschreven stukjes verchristelijkt om zijn publiek of de uitgever te behagen. De schets van het oeuvre van G. van Essen is vooral een liefdevol portret. In alles wat zijn vader geschreven heeft, gaat de zoon naar hem op zoek, hopend zo de man te leren kennen die hij in zijn leven eigenlijk niet echt heeft kunnen peilen. 
(...) van hem heb ik mijn hele leven iemand anders gemaakt dan hij is. Een beter iemand, iemand die meer consideratie en interesse voor zijn omgeving kon opbrengen, iemand die een groter hart bezat dan hij daadwerkelijk deed.
Dat wil hij nu niet meer. Hij wil nu werkelijk weten wie zijn vader was en wat voor verstandhouding ze nu eigenlijk hadden. 

Verzameling 

Daarvoor zoekt hij niet alleen in de jeugdboeken en de columns die de vader schreef, maar ook in andere dingen die hij naliet, zoals een hele verzameling recensies over literatuur, die gepubliceerd zijn in het Reformatorisch Dagblad en gedichten die hij heeft overgeschreven en voorzien van plaatjes. Waarom legde vader die verzameling aan? Voor zichzelf? Voor zijn kinderen? 
Opeens grijpt het me naar de keel. Ik wil dat hij dit leuk vond om te doen; ik geloof niet dat ik ertegen zou kunnen als ik er op een of andere manier achter kwam dat hij dit met de moed der wanhoop heeft gedaan.
 Tussendoor beschrijft van Essen de aftakeling van zijn vader. Ook daarin spaart hij zijn vader (en vooral ook zichzelf) niet. 
Mijn vader heeft een gesprek met de cardioloog van het ziekenhuis gehad. Toen hij te horen kreeg dat hij een heel slecht, versleten hart had, moet hij in huilen zijn uitgebarsten. Eigenlijk valt dat me tegen. Het is een ergernis waar ik me voor schaam, maar ik voel me toch een beetje bekocht.
De beschrijvingen van het aflopende leven van de vader deden me denken aan Het verzet van Harmen Wind. Ook daar was er de ongemakkelijkheid van omgang tussen vader en zoon en ook daar straalde de warmte door de beschrijvingen heen. Juist door die warmte, die genegenheid tegen wil en dank, kunnen de moeilijke dingen gezegd worden, kunnen de negatieve kanten van de vader genoteerd worden. Daardoor ook is Het jaar waarin mijn vader stierf in zijn beste passages een ontroerend boek. 

woensdag 9 juli 2025

Even tussendoor

Deze week heb je maar een enkele recensie van mij te lezen gekregen. Wel van een boek dat je waarschijnlijk niet kende en van een schrijfster die zo ongeveer vergeten is, dus misschien mag dat voor twee tellen. Maar het zou zomaar kunnen zijn dat dat het enige is wat ik deze week hier geplaatst krijg. 

Juli is een drukke maand: vijf dagen in de week examineren en een dag in de week bij 113. Die examineerdagen zijn deze week in Tilburg. Dat betekent om zeven uur van huis en om een uur of zes weer thuis en daarna heb ik de pap wel op. 

Bij de mondelinge examens moet je de hele tijd alert zijn, of je nu vragen stelt of protocollen schrijft en dat kost energie. En dan de autorit naar huis, in de spits. 

In de avond kan ik wat administratieve dingetjes doen en dat is het wel. Vaak komt er zelfs van lezen niets, buiten de krant. 

Verder heb ik nog wat andere klusjes die gedaan moeten worden. Half juli moet bijvoorbeeld een recensie voor Liter af zijn en die gaat mij nog wel wat tijd kosten. 

Ik probeer wel elke week wat te plaatsen en ik zal deze week in ieder geval nog een oude recensie afstoffen. 

Volgende week zal het ook nog magertjes zijn (ik examineer dan in Zwolle en Borculo), maar ik probeer in ieder geval een recensie te plaatsen van de schitterende graphic novel Soldaat-hovenier van Joris Vermassen

Na volgende week komt er weer wat lucht. Ook dan neem ik mondelinge examens af, maar die zijn in Ede, zodat ik veel vroeger thuis ben. Het plan is om dan in ieder geval Poubelle van Pieter Waterdrinker te bespreken. 

De mondelinge examens geven me trouwens veel plezier. Soms door de foutjes die de kandidaten maken. Vanochtend beweerde iemand dat Warenar vijfhonderd euro aan Lecker gaf, een kandidaat had in een gedicht het verschijnsel 'metronoom' ontdekt en een ander had een boek van Gerda Blaas op de lijst staan. 


Maar ik kom ook in aanraking met boeken die ik nog niet gelezen heb en die ik toch maar eens moet gaan lezen, zoals Tosca van Maud Vanhouwaerd, Viktor van Judith Fanto of De verlatene van Carry van Bruggen.  En soms staat er een auteur op de lijst van wie ik zelfs nog nooit gehoord had: Til Brugman met Schijngehakt. Jammer genoeg kwam de kandidaat die dat boek op de lijst had staan niet opdagen. 

Verder vertelde een collega me dat ik toch echt Tandenjager van Auke Hulst moest gaan lezen. Die stond al op mijn lijstje. 

Nu ga ik eerst maar een ommetje door de wijk wandelen, terwijl ik naar een podcast luister en daarna wacht de krant. Ik doe het maar eens rustig aan. 

maandag 7 juli 2025

Eenvoudige levens (Ignatia Lubeley)



In mijn kast staan twee boeken van Ignatia Lubeley. Ooit gekocht omdat ik wilde weten wat het was, maar 'de zorgvuldigheden des levens' eisten hun aandacht en er zijn altijd weer nieuwe boeken die zachtjes piepen op de plank omdat ze gelezen willen worden. Maar nu heb ik dan toch de verhalenbundel Eenvoudige levens (1931) gelezen.

Ignatia Lubeley (1880 - 1953) heette eigenlijk Johanna Engelberts, of voluit: Johanna Ignatia Daniela Anna Jacoba Engelberts.  Haar tweelingzus Frauck schreef overigens ook, onder de naam L.E. Zij debuteerde in 1901 met een feuilleton in het blad Eigen haard. Veel van haar werk is gebaseerd op de geschiedenis en ze documenteerde zich terdege. In 1929 overleed ze, nog geen vijftig jaar oud. 

Frauck was productiever dan haar zus Johanna, die langer leefde en in 1953 overleed. Zij debuteerde in 1904 met een novelle in Onze Eeuw. P.J. Risseeuw zocht de zussen in 1929 op. Dat leverde een aardig interview op. 

Hier en daar is wel wat over de schrijfsters te vinden, maar het is mondjesmaat. Enkele bronnen zijn het Biografisch woordenboek Gelderland en het Huygens Instituut

In literatuurgeschiedenissen

In de literatuurgeschiedenissen is nauwelijks wat te vinden. J.A. Rispens noemt haar wel, in Richtingen en figuren in de Nederlandsche letterkunde na 1880 (1938), samen met Margaretha Wijnanda Maclaine Pont, over wie je hier nog wat meer kunt lezen. Ik citeer de passage in haar geheel:
Haar kunst (inzonderheid der beide eerstgenoemden) die zich bij voorkeur bezighoudt met historische onderwerpen, is fijn en sterk, en bijzonder suggestief van historische sfeergevoeligheid, een soort literaire edelsmeedkunst. Ze is verwant aan de dichtkunst van Jacqueline van der Waals. Van vorm en sfeer aristocratisch doet ze eenigszins denken aan het werk van van Genderen Stort, maar heeft ook aanrakingspunten met werk als dat van Marie van Zeggelen. Ze is bezonnen, doch niet koel-bezonnen, maar met een timbre van beheerscht gevoel. Merkwaardig is, dat hier een mentaliteit, die in romans van Merv. Boudier-Bakker en Mevr. van Ammers-Küller als 't ware inductief wordt benaderd en beschreven, zichzelf nog eens in die periode van de opkomende, moderne litteratuur in het werk van deze autrices incarneert. 
In In drie etappen noemt C. Rijnsdorp de zussen Engelberts, in de context van het blad Opwaartsche Wegen, maar hij is gauw klaar met hen:
Weliswaar kwamen de dames Engelberts van tijd tot tijd met een historische novelle voor de dag - en vooral opmerkelijk is een artikel van Ignatia Lubeley over "Racine en Port Royal" in de vijfde jaargang van Opwaartsche Wegen - maar zij stonden te veel terzijde. Bovendien is L.E. in 1929 van ons heengegaan. 
En ook Anton van Duinkerken besteedt in Deel 9 van de Geschiedenis van de Nederlandse letterkunde (1951) maar enkele zinnen aan de schrijfsters. 

Historische verhalen

De zussen schreven veel historische verhalen. Na het overlijden van Frauck schreef A.V. H.-S. over de belangstelling van de zussen:
De Nederlander, 9 oktober 1929

Vier verhalen

De verhalenbundel Eenvoudige levens bestaat uit vier verhalen: 'In de sneeuw', 'De goede zaken van Jan Mobeus', 'Dina' en 'Zijn dochter'. De historische belangstelling blijkt goed uit het eerste verhaal, dat zich afspeelt in 1813 in Grave. De hoofdpersoon, Santje, herinnert zich nog hoe Grave in 1794 verdedigd moest worden tegen de Fransen. Intussen waren die in Grave en Lubeley maakt duidelijk hoe daardoor het leven in het stadje is geworden. 

Er zijn ook Nederlandse jongens opgeroepen om dienst te nemen in het leger van Napoleon, onder wie ook de geliefde van Santje. Ze zit erg over hem in; hij is mee naar Rusland. Of aan het eind haar vrees bewaarheid wordt, of dat het goed afloopt, laat ik even in het midden. 

Lubeley schrijft misschien een beetje braaf, maar ze weet in het verhaal goed de sfeer te treffen en het hoofdpersonage weet ze heel goed te tekenen. 

In 'De goede zaken van Jan Mobeus' gaat het over een ouder echtpaar. Ze hebben een zaak gehad, maar het pand is nu verhuurd aan iemand anders. Daarvan komen wat inkomsten, maar ze hebben het niet breed. Daarom wachten ze bijvoorbeeld met het aansteken van de kaarsen in de avond. Anna, de dochter van het echtpaar, is weduwe en woont in bij de ouders. En dan is er nog de jongste dochter, die geen kostgeld kan betalen en daardoor wel zo'n beetje de zorg voor beide ouders heeft. 

Af en toe wordt er gesproken over Jan, een familielid die in een andere plaats woont, maar met wie het goed schijnt te gaan. Hij heeft kinderen en hij en zijn vrouw fietsen, wat wel heel modern zal zijn. Ze verwachten niet dat Jan nog een keer aankomt, maar dat doet hij wel. 

Christelijk onderwijs

'Dina' speelt zich af in 1865. Christelijk onderwijs is er dan nog niet veel. In het verhaal gaat het om een onderwijzer, Hendrik Remmelink, die zich afvraagt of hij voor het christelijk onderwijs moet kiezen. Hij voelt zich minder thuis op de school waar hij nu werkt. 
Mennink vond de school wel goed; ze werden er zelfs zeer 'wies', maar hij geloofde toch dat er meer tijd aan Bijbelsch onderwijs moest gegeven worden; hij meende zelfs, dat dit niet meer voorkwam sedert de nieuwe bovenmeester er was. Die was erg verlicht en 't was waar ook, dat moest hij toegeven, daar waren drie Jodenkinderen bij hen op school, van den slager, en de school was voor iedereen, dus daar kon niets gezegd worden dat voor die kinderen stuitend kon zijn voor hun godsdienstige overtuiging -dat begreep hij ook wel- maar 't was toch moeilijk uit te maken. Om de school in te richten naar die drie kinderen. Was dat noodig?
De titel van het verhaal verwijst naar de vrouw van Remmelink. Ze speelt een rol in het verhaal en in de overwegingen van Hendrik. Hij vraagt zich af of hij tegenover haar het wel kan maken om de overstap te maken. Verder heeft hij ook ergens de gedachte dat hij het openbaar onderwijs moet dienen. 

Het laatste verhaal 'Zijn dochter' gaat over Hanna, een dochter van een oude predikant. Maar de man wordt bijna te oud om zijn beroep uit te kunnen oefenen. Het is niet duidelijk hoe zij het financieel moeten rooien als hij geen dominee meer is en ze de pastorie zullen moeten verlaten. 

Alleenstaande vrouw

In drie van de vier verhalen speelt een alleenstaande vrouw een belangrijke rol. Dat was Ignatia Lubeley ook. Ze woonde lang samen met haar zus Frauck, maar die overleed in 1929, een paar jaar voor het uitkomen van Eenvoudige levens

Over het algemeen gaat het om eenvoudige mensen, die het financieel niet breed hebben. Bijna elk verhaal begint binnenshuis en de personages blijven vaak op dezelfde plek. In alle verhalen komen zorgen voor, al komt veel op de pootjes terecht. Bijvoorbeeld in het slot van 'Zijn dochter':

Tante Hanna knikte. Zij kon niet spreken. Over haar wang gleden weer eenige tranen, tranen van onuitsprekelijke dankbaarheid. Zij had immers mogen beleven hoe goed God is, en tot haar drong het besef door, dat die goedheid nooit kòn eindigen, maar in alle eeuwigheid over haar zou zijn. 

Als iets goed gaat, is er dankbaarheid aan God, die uiteindelijk de regie heeft over de levens van de mensen. Dat veel goed afloopt, heeft iets zoetigs, iets braafs. Er is weinig tegendraadsheid in deze verhalen van Ignatia Lubeley. Maar er is wel sfeer en de personages worden wel echte mensen, met wie je goed mee kunt leven. 

Eenvoudige levens is misschien geen grote literatuur, maar de verhalen lezen toch wel prettig. Ik denk dat ik ze gelezen heb met een eenzelfde gevoel als waarmee ik werk van Herman Robbers of Ina Boudier-Bakker heb gelezen. Ik heb nog In de provincie (1927) liggen en volgens mij is dat een roman. Ik wil ook wel eens zien hoe zij dat er vanaf brengt. 

In de pers

Als Eenvoudige levens verschenen is, wordt er wel wat aandacht aan besteed, maar meestal zijn het geen doorwrochte recensies. 

In De Nederlander van 3 december 1931 vergelijkt Q.A. de R. Lubeley met Hendrika Kuyper-van Oordt, 'schoon deze veel sterker is en ongetwijfeld over grooter talent beschikt'. 
Wanneer we een karakteristiek van Ignatia Lubeley's werk moeten geven, dan zouden we het zóó willen zeggen: ze teekent en kleurt mooie prenten met tafereelen uit een tijd, die achter ons ligt, maar waarvan ze de sfeer zoo uitnemend heeft vastgelegd in de eenvoudige lijnen van haar beelden. Werk van een bepaald en we moeten er aan toevoegen beperkt genre, maar in dat genre steeds uitnemend geslaagd. 

Een maand later schrijft Drs. Joh. Luijkenaar Francken over haar werk in De Standaard:

De Standaard 9 januari 1932

Overlijden

In 1953 overleed Ignatia Lubeley, blijkbaar na een lang ziekbed. Er wordt melding van haar overlijden gemaakt in een berichtje in Trouw:

Trouw, 19 september 1953

Intussen is haar werk zo ongeveer in de mist verdwenen. Ze schreef misschien geen meesterwerken, maar het gaat me toch aan het hart dat haar boeken zomaar vergeten zouden worden. Maar wie weet kom je nog eens wat van haar in een antiquariaat of een kringloop tegen. Dan kun je er toch een genoeglijke avond aan beleven. Ik ga Eenzame levens maar eens uitlenen aan mijn schoonmoeder. Die zal er vast van kunnen genieten. 

Eerder schreef ik over:
In de witte stilte (Alie van Wijhe - Smeding)
Rubber (Madelon Székely - Lulofs)
Tussentijds (Ankie Peypers)
Uit het barre land (Aleida Leeuwenberg)
Nog meer minnaars (Hermine Heyermans)
De eeuwige andere (Ina Boudier-Bakker)

vrijdag 4 juli 2025

Take 7 (Vonne van der Meer)


Het debuut van Vonne van der Meer, Het limonadegevoel en andere verhalen (1985), verscheen al gauw in de mooie ECI-reeks Schrijvers van nu. Ik was al sinds 1978 lid van ECI, dus ik kocht het boek en genoot van de verhalen. Ik schafte daarna ook de boeken aan die volgden: Een warme rug (1987), De reis naar het kind (1989), Zo is hij (1991), Nachtgoed (1993) en Spookliefde (1995).

In 1999 verscheen Eilandgasten, wat een enorme klapper werd. Het werd verfilmd, net als De avondboot (2001). In 2002 volgde nog het eilandboek Laatste seizoen. In 2003 interviewde ik Van der Meer (in de Boekenweek, geloof ik) voor publiek en dat was een genoeglijke avond. 

De boeken die daarna verschenen, las ik niet allemaal en ik las ze ook niet meteen nadat ze uitgekomen waren. Daar was niet een goede reden voor, want wat ik las, later, vond ik eigenlijk altijd wel goed. Onderaan zal ik links opnemen naar andere besprekingen. 

Take 7 werd gepubliceerd in 2007. Ik las de besprekingen, maar niet het boek. Toen ik het een tijdje geleden in een kringloop tegenkwam, kon ik het toch niet laten liggen. 

Los Baños de Calderón

Plaats van handeling is het dorpje Los Baños de Calderón, in de heuvels boven Málaga. Ooit was het bij de toeristen zeer in trek, ook vanwege de aanwezigheid van een zwavelbad. Maar dat is lang geleden. intussen is het dorp ingeslapen en in verval.  

Lars, een Deense barman, ziet een foto van een jonge vrouw in filmsterrenpose in een reisgids en hij besluit naar het dorpje te gaan. Als hij daar wandelt, herinnert hij zich een film over een vallei waarin uitsluitend jonge mensen wonen. De vallei blijkt het geheim van de eeuwige jeugd te hebben: als je die verlaat, krijg je je werkelijke leeftijd en dat kan je dood betekenen. 

Nadat hij het dorp en de omgeving verkend heeft, krijgt Lars het plan om met een groep vrienden een film op te nemen in het dorp. Of liever: te doen alsof ze een film opnemen. De camera werkt niet eens. Als ze eenmaal op dat spoor zitten, moeten ze het bedrog wel volhouden. 

Lars en Lydia

Aan de ene kant wordt het verhaal verteld door de ogen van Lars, in de hij-vorm, aan de andere kant door de Nederlandse Lydia, in de ik-vorm. Ze woont in het dal, haar man Ian is overleden. Zij wordt de assistente en tolk van Lars en ze trekken dichter naar elkaar toe. 

Door de komst van de filmploeg, leeft het dorpje op. Alle dorpsbewoners gaan aan de gang om het dorp van de beste kant te tonen en het hele dorpsleven komt in het teken te staan van de film. 

Eigenlijk gebeurt er niets bijzonders. Er wordt niet eens een film opgenomen, daarvan is er alleen maar de suggestie. Maar die heeft een enorme uitwerking. De dorpsbewoners zijn opgenomen in een verhaal en dat willen ze maar al te graag geloven. Ook al is het bedrog, het heeft een positieve uitwerking op het dorp. Wel is er een oude vrouw die mogelijk doorziet (ook al is ze blind), wat er aan de hand is, maar de illusie blijft in stand. Als lezer vraag je je af hoe lang het duurt voordat de 'filmmakers' door de mand vallen en hoe het dorp dan zal reageren. 

Lars bevindt zich op een smal randje, waar het moeilijk is om het evenwicht te bewaren. De mensen geloven wat ze willen geloven. Ze durven weer vooruit te kijken, zien een geweldige toekomst voor het dorp voor zich en gaan mee met de illusie. Ook Lydia, die af en toe haar twijfels heeft, heeft het maar al te graag dat de werkelijkheid klopt met wat ze wil geloven. 

Hoe het uiteindelijk afloopt, hou ik maar even voor me, want het is leuker als je dat zelf kunt lezen. Dat de spanning oploopt en dat het bedrog dreigt uit te komen, zal duidelijk zijn. 

Willen geloven

Maar belangrijk lijkt me vooral hoe mensen zich laten leiden door wat ze willen zien, willen geloven. Het is een illusie, maar ze worden er gelukkig van. Ze geven zich over aan een idee en hun leven krijgt glans. Er is een mogelijkheid dat er meer is dan waar ze zich bij neergelegd hadden en die mogelijkheid grijpen ze vast. Het motto van de roman is 'Het oog ziet alleen wat de geest bereid is te begrijpen'.

Vonne van der Meer is altijd goed in het neerzetten van mensen. Je kunt hen altijd helemaal volgen en je leeft heel gemakkelijk met hen mee. Dat is ook bij dit boek het geval: zowel met Lars als met Lydia leef je mee en je wilt graag dat het met allebei goed afloopt, maar je weet ook dat dat heel moeilijk zal worden. 

Take 7 is een heerlijk boek, dat je snel uitleest. Het laat zien wat de kracht van de verbeelding is: wat je je voorstelt, is veel sterker dan wat er werkelijk is. De illusie verandert mensen, verandert een gemeenschap, geeft richting aan wat stilgevallen was. Het hele dorp geeft zich over aan het idee en misschien is dat altijd wel zo: overgave zit in je hoofd. Je bent bereid ergens in te geloven en daaraan geef je je over. 

Eind vorig jaar las ik Naar Lillehammer van Van der Meer, nu heb ik Take 7 gelezen. Ik moet nog maar eens het een en ander van haar kopen en lezen. Ik heb nog best wat tegoed. Enkele titels: Het smalle pad van de liefde (2013), Brood, zout, wijn (2017), Vindeling (2019), Letselschade (2022), om er maar een paar te noemen. Ik verheug me nu al. 

Eerder schreef ik over:

donderdag 3 juli 2025

Afgestoft: Langzame wals (Robert Haasnoot)

Mijn agenda loopt vol, maar gelukkig heb ik vaak nog een oude recensie bij de hand, zoals deze: over Langzame wals (2008) van Robert Haasnoot. De bespreking was eerder te lezen in Nederlands Dagblad van 12 december 2008. Ik dacht dat ik meer recensies van Haasnoot op Bunt Blogt had staan, maar ik vond alleen die van Duinbrand (2020, link onderaan), terwijl ik zeker weet dat ik ook Waanzee (1999), Steenkind (2002) en De heugling (2005) heb gelezen. Maar blijkbaar heb ik over die boeken niet geschreven. 

Hoe het de komende tijd met de recensies gaat, moet ik nog even zien. Vrijdag tot en met zondag ben ik de hort op, dus dan komt er van schrijven in ieder geval niets. En volgende week werk ik zes dagen en ik vermoed dat ik niet elke avond nog puf heb om wat te plaatsen. 

Het plan is om nog een bespreking te plaatsen van Take 7 (2007). Verder probeer ik tijd te vinden om nog iets te schrijven over Ignatia Lubeley en over de dikke graphic novel Soldaat-hovenier van Joris Versmassen. En intussen lees ik in verloren kwartiertjes natuurlijk gewoon door. 


Lodewijk Pincoffs, een beminnelijke oplichter 


Lodewijk Pincoffs (1827-1911) heeft veel verdiensten: hij gaf in Rotterdam de aanzet tot de havenuitbreidingen en hij was onder andere betrokken bij de oprichting van de Holland-Amerikalijn, de Rotterdamsche Bank en de vestiging van de Heinekenbrouwerij in de Maasstad. Hij was raadslid, lid van de Provinciale Staten en lid van de Eerste Kamer. Twee keer werd hij gevraagd om minister van Financiën te worden, maar die verzoeken wees hij van de hand. Pas na heel veel jaren werd hij in Rotterdam ook geëerd. Eind vorige eeuw werden er een plein, een brug en een straat naar hem vernoemd. Intussen heeft hij ook zijn standbeeld en is er een hotel dat zijn naam draagt. 

Pincoffs was zeer bemiddeld. In 1872 richt hij de Rotterdamsche Handelsvereeniging op met een kapitaal dat voor die tijd formidabel is: vijftien miljoen gulden. Het lijkt of niets hem kan deren, maar aan zijn Afrikaansche Handelsvereeniging verliest hij alleen maar en uiteindelijk kost hem dat de kop. Hij neemt via Frankrijk en Engeland de wijk naar de Verenigde Staten, een schuld van miljoenen achterlatend.

Fraudeur 

Een man met een interessant leven dus. Dat moet ook Robert Haasnoot gedacht hebben, die Pincoffs koos als hoofdpersoon voor zijn nieuwe roman, Langzame wals . Hij laat ons Pincoffs zien in het Amerikaanse plaatsje Paterson, de geboorteplaats van de auteur. Pincoffs is in gesprek met Emma, die wacht op haar man, die onder de invloed gekomen is van de Fenianen, een groep anti-Engelse Ieren. Hij is verdwenen en Emma weet niet waarheen. 

Stukje bij beetje krijgen we de geschiedenissen van Emma en Lodewijk te horen. Haasnoot krijgt het voor elkaar de lezer meteen het verhaal in te trekken en hem niet meer los te laten. We worden meegesleept en willen alleen nog maar doorlezen. Al snel weten we dat Pincoffs niet alleen een knap zakenman is, maar ook een fraudeur. Toch verliest hij niet de sympathie van de lezer, waarschijnlijk omdat je de omstandigheden meer als de oorzaak ziet dan het karakter van Pincoffs. 

Hoe interessant het verhaal van de gevluchte zakenman ook is, blijkbaar vond Haasnoot het niet voldoende, want hij gaf ook Emma een verhaal. Ook dat verhaal is best de moeite waard, maar de vraag is wat het in dit boek doet. Het zal wel de bedoeling zijn geweest dat de beide verhalen een soort langzame wals aangingen om in één dans op te gaan, maar dat is toch eigenlijk niet gelukt. Het blijven twee losse verhalen van twee mensen die elkaar min of meer toevallig ontmoeten. 

Mij stoorde dat, al moeten we misschien niet zoveel coherentie van een boek verwachten. In het werkelijke leven komen ook mensen elkaar tegen die verder weinig meer gemeen hebben dan de tijd en de plaats waarop ze elkaar ontmoeten. 

Kwetsbaar 

Haasnoot heeft vooral een mooi boek geschreven, waarin twee mensen tot leven komen: een verzonnen vrouw en een Joodse zakenman die echt bestaan heeft. Ze zijn van vlees en bloed en je leeft met ze mee, je hebt met ze te doen, alsof je ze kent. 

Je merkt hoe verbeten Emma erachter probeert te komen wat er met haar man is gebeurd, hoe ze probeert grip op de zaken te krijgen, en hoe ze daarbij bereid is over grenzen te gaan. En van Lodewijk vraag je je af of het hem lukt om uit handen te blijven van degenen die hem willen laten boeten voor zijn boekhoudstrapatsen. 

Deze mensen komen elkaar min of meer toevallig tegen. Ze praten met elkaar, omdat ze landgenoten zijn en op die manier schuilen ze ook een beetje bij elkaar. Emma is er niet op uit om Lodewijk te verleiden en hij is niet uit op een lichamelijk avontuurtje, maar je merkt dat hij toch niet ongevoelig voor haar is en hoe hij uiteindelijk haar nabijheid nodig heeft als troost. Op dat moment is Lodewijk, die kort daarvoor een machtig man was, heel erg kwetsbaar en dat is ronduit ontroerend. 

Zo schetst Haasnoot een geloofwaardig en veelzijdig beeld van een gecompliceerd mens. Pincoffs werd bij verstek veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf. Hij probeerde nog wat te verdienen in de sigarenhandel, maar dat lukte niet best. Uiteindelijk stierf hij in behoeftige omstandigheden. 

Recensies van ander werk van Robert Haasnoot:

woensdag 2 juli 2025

Verborgen bron (Ibrahim R. Ineke)


Een historica heeft een klus op zich genomen: ze moet de familiebibliotheek op orde brengen bij een graaf, Orsini, die graag Orso genoemd wil worden. Dat is de situatie in de nieuwe graphic novel van Ibrahim R. Ineke, Verborgen bron. 

In de strips van Ineke is er vaak sprake van een verleden dat invloed heeft op het heden en van de duistere kant van het bestaan: de machten die niet te vatten zijn, de gebeurtenissen die niet helemaal te begrijpen zijn. Onder onze werkelijkheid kolkt een andere. Dat is ook het geval in Verborgen bron

Gouvernante

De historica vindt een dagboek van een eeuw geleden en dat fascineert haart. Ze verbeeldt zich dat de schrijfster ervan een gouvernante is. De gouvernante is ook weer gefascineerd door een boek, over lokale folklore en daarin staat het verhaal van de najade Mélusine, een onsterfelijke, die samen met haar zus een stoffelijke vorm aanneemt. De verhalen passen als matroesjkapoppen in elkaar. 

Mélusine sluit zich aan bij een circus en het gezelschap kampeert op een gegeven moment op het land van de graaf, die verliefd wordt op Mélusine, maar zij heeft al een minnaar. De graaf kan dat niet verkroppen, doodt iedereen en neemt Mélusine gevangen. Maar haar minnaar heeft vlak voor zijn dood de graaf verdoemd tot eeuwig vergeten, van zichzelf, zijn liefde en zijn bruid. 

De gouvernante verbeeldt zich dat ze de zus van Mélusine is en dat die nog steeds in de tuin gevangen zit. Een eeuw later lijkt de historica bijna samen te vallen met de gouvernante. In dromen vallen de tijdlagen weg. Ze komt er verder achter dat er een inrichting op het terrein gestaan heeft en ook de Eerste Wereldoorlog speelt nog een rol. 

Illusie

Hoe tastbaarder het verleden wordt, hoe onzekerder het heden. Bestaat die werkelijkheid wel? Is er wel een graaf? Is alles een illusie? De illusie is gebroken, wordt er verschillende keren gezegd. Maar wat wordt er zichtbaar als de illusie wegvalt?

In een epiloog komen alle personages nog een keer langs. Sober getekend, met slechts hier en daar een enkele steunkleur, elk in zijn eigen werkelijkheid. 

Tekeningen

Ibrahim R. Ineke heeft weer een intrigerend boek gemaakt. Hij gebruikt in Verborgen bron aardig wat kleur, wat in het verleden wel eens anders geweest is. Hij heeft een karakteristieke bescheiden lijn, die soms iets zoekends suggereert, maar altijd precies doet wat er gedaan moet worden. 

Het verhaal van Mélusine is juist in dikke lijnen getekend en donkerder ingekleurd. In veel tekeningen is de inkleuring daar dichter, zodat het wit van het papier minder meespeelt. Het zijn krachtige tekeningen, anders dan de rest en toch heel goed in het boek passend. 

In Verborgen bron probeert de historica een bibliotheek, eigenlijk een verleden, te ordenen. Niet voor niets spreekt de graaf tegenover haar van entropie, die hij de eerste wet van de fysica noemt, in plaats van de tweede van de thermodynamica. 

Je zou kunnen zeggen dat de wanorde groter wordt, hoe meer ze van het verleden weet. Er is veel gebeurd in het verleden en de tuin van de graaf is niet zomaar een tuin. Tegelijkertijd ontstaat er orde: de levens van de vrouwen vallen meer en meer samen. 

Parallellen

De titel van Inekes boek doet denken aan De verborgen bron van Hella Haasse. Er zijn zeker parallellen tussen de boeken. Ook hier is er sprake van een oud verhaal, dat van de nimf Arethusa, die in een bron veranderde en van een verliefdheid die op niks uitgelopen is. Zo zijn er meer lijnen te trekken, maar het verband is losjes. Ibrahim R. Ineke heeft de literatuur al eerder als inspiratie genomen. Zijn vorige boek was gebaseerd op Hooge troeven van Louis Couperus. 

Verborgen bron is weer een geslaagde graphic novel, die je, zoals veel boeken van Ineke, moet ondergaan, zonder dat het de bedoeling is dat je er tot in de details grip op krijgt. Zoals de personages ook nooit helemaal grip krijgen op hun leven en altijd moeten erkennen dat er werkelijkheden zijn die groter zijn dan zij. 

Titel: Verborgen bron
Tekst en Tekeningen: Ibrahim R. Ineke
Uitgever: Sherpa
2025, 64 blz. € 24,95 (hardcover)

Eerder schreef ik over:

dinsdag 1 juli 2025

Afgestoft: Afscheid van een engel (Janne IJmker)

Het is woekeren met de tijd, dus deze week krijg je weer een mix van nieuwe recensies en afgestofte oude. Morgen een recensie van een strip en mogelijk deze week nog een recensie van Take 7 van Vonne van der Meer. Dat is een boek uit 2007, maar ik las het pas een paar weken geleden. 

Nu een recensie van Afscheid van een engel van Janne IJmker. De recensie stond eerder in Liter 67, jaargang 15, september 2012. IJmker is een van de betere schrijvers uit de christelijke hoek. Ze schreef wat kinderboeken en daarna kwam in 2006 haar eerste roman voor volwassenen uit, Achtendertig nachten. Het boek werd een succes bij haar achterban en misschien ook nog wel een beetje daarbuiten. 

In 2012 verscheen een soort vervolg, die als zelfstandige roman te lezen is. Nog eigenzinniger dan haar eerste roman, nog meer zoals ze het zelf wilde en niet zoals van haar verwacht werd. Ook daarvoor werd ze, als ik het me goed herinner, wel geprezen, maar er was ook kritiek. Zo waren er christelijke boekhandels die het boek terugstuurden. 

Van een echt grote roman is het daarna niet meer gekomen, al heeft IJmker nog best wat boeken geschreven. De links naar de besprekingen vind je onderaan. IJmker heeft nooit het christelijke Actieboek voor de Boekenweek mogen schrijven, wat heel vreemd is, als je ziet wat er allemaal als geschenk werd uitgereikt. Maar goed, misschien komt dat nog. 

In deze recensie ga ik ook in op een andere bespreking van Afscheid van een engel, in het Reformatorisch Dagblad. Met het oordeel dat daar te lezen was, was ik het oneens. Een jaar later werd IJmker in die krant wel opgenomen in het rijtje met Kopstukken uit de christelijke literatuur.

Pas toen ik de recensie uit Liter overgetikt had, kwam ik erachter dat ik het boek ook al eerder op Bunt Blogt gerecenseerd had. Ik vond toen dat ik een recensie waarvoor ik betaald werd, niet zomaar op mijn eigen weblog kon plaatsen. Meestal plaatste ik dan een andere (vaak kortere) bespreking. Nu kun je de twee stukken met elkaar vergelijken. 

Ik doe dat trouwens nog steeds (maar dan anders). Een tijdje terug besprak ik voor Liter de bundel Septemberzee van Willem Jan Otten. Die zal ik hier ook wel ooit plaatsen, maar voorlopig nog niet. Als je de recensie nu wilt lezen, zul je het nummer van Liter moeten kopen.  



IJmker weet steeds beter wat ze wil

In het christelijke literaire wereldje is niet zo veel oorspronkelijk Nederlandstalig proza van enig niveau. Wanneer er een boek verschijnt dat niet slecht is, heeft men dan ook de neiging het meteen de hemel in te prijzen. Dat overkwam Achtendertig nachten van Janne IJmker. Begrijp me goed: ik vind het helemaal geen slecht boek en het is inderdaad veel beter dan veel andere romans christelijke hoek. Een meesterwerk lijkt het me niet. 

Ik kan mij voorstellen dat het succes van zo'n eerste roman behoorlijk druk op de schrijver legt, maar met Afscheid van een engel heeft IJmker aangetoond die druk aan te kunnen: het boek is beter dan Achtendertig nachten.

Inhoudelijk sluit het nieuwe boek aan op het vorige. Daarin ging het om een vrouw (Elsjen) in de achttiende eeuw, die haar man vergiftigde. We kropen als lezer in haar en vernamen hoe het allemaal zo ver had kunnen komen. Elsjen had een zoontje, Roelf, en in de gevangenis beviel ze van een dochter. Daarna werd ze ter dood gebracht. 

In het begin van afscheid van een engel is intussen de negentiende eeuw begonnen. Roelf is al van middelbare leeftijd en worstelt met verschillende zaken in zijn leven. De verhouding met zijn zoon bijvoorbeeld, maar ook die met zijn ouders, die hij immers nauwelijks heeft gekend. Als kind heeft hij het idee dat zijn moeder als een soort engel aanwezig is. Hij ziet haar soms uit zijn ooghoeken en praat tegen haar. Uit de titel blijkt al dat Roelf afscheid van haar zal moeten nemen. 

Qua structuur zit Afscheid van een engel interessant in elkaar. Sommige gedeelten zijn in de jij-vorm geschreven; Roelf spreekt daarin zijn  zoon aan, zonder dat die dat overigens kan horen. Verder horen we de zoon vertellen: hij is verminkt teruggekomen uit het leger van Napoleon, waarmee hij naar Rusland is getrokken. Ten slotte horen we nog over het verleden van Roelf, die als kind door zijn grootmoeder is opgevoed. Zij hield hem steeds voor wat voor loeder zijn moeder geweest was. 

Na de dood van grootmoeder sluit Roelf zich aan bij een groep vagebonden en trekt weg van het gehucht waar hij is opgegroeid. Als hij terugkomt, is het om wraak te nemen. 

Het begin van het boek vraagt veel van de lezer. IJmker springt van de ene verhaallijn naar de andere en er zijn veel vragen waarop nog helemaal geen antwoord is. Dat blijkt geen bezwaar te zijn. IJmker schrijft zo, dat de lezer erop blijft vertrouwen dat de lezer erop blijft vertrouwen dat het allemaal wel duidelijker zal worden en wat er beschreven wordt, is boeiend, vooral ook omdat Roelf een interessante figuur is. Je merkt dat hij zich schuldig voelt, al weet je nog niet waarover, maar er is ook boosheid bij hem. En ook een zekere zachtheid, waarmee hij nog moeilijk raad weet. 

Later in het boek neemt IJmker wat meer de tijd om ons te vertellen hoe het met Roelf is gegaan als hij bij de vagebonden is. Jammer genoeg zakt het verhaal dan op sommige momenten iets in. Stilistisch lijkt IJmker in enkele passages dan net iets minder scherp te zijn. 

Tegen het einde van het boek, als Roelf met zijn troep terugkeert naar zijn dorpje, bereikt Afscheid van een engel een hoogtepunt, vooral door de plastische beschrijvingen. Bij een inbraak bijvoorbeeld, gaat Roelf door een gat in de muur een boerderij binnen. Je ruikt het jongvee, hoort de pinken stommelen in de stal, al je zintuigen doen mee. Dat blijft zo bij wat er verder volgt, maar daar wil ik omwille van de plot weinig over zeggen. 

Het lijkt erop dat IJmker minder compromissen heeft gesloten met zichzelf of met de lezer dan in haar vorige roman. Alsof ze nog beter weet wat ze wil en zich daarin vastgebeten heeft. Het is vooral opmerkelijk dat gewelddaden tot in detail beschreven worden. We worden als lezer gedwongen mee te kijken naar dingen waarvoor we liever onze ogen sluiten. Wat gruwelijk is, wil IJmker niet verzachten. Ook niet in de verhalen die Roelfs zoon vertelt over de ellende in het Napoleontische leger.

Ik vind dat de schrijfster daarvoor geprezen moet worden. In een recensie in het Reformatorisch Dagblad schreef Willy Wouters - Maljaars dat IJmker balanceert op het scherp van de snede en wat verderop in haar stuk dat de auteur de balans niet heeft weten te houden tussen expliciet en impliciet taalgebruik:

Bepaalde opmerkingen en de ruimschoots aanwezige vrouwonvriendelijke seksueel gerichte scènes missen de juiste balans. Ook met het oog op het publiek dat nu misschien het mooie van dit boek mist vanwege dit aspect en dat zou ik erg jammer vinden.

Met het mooie van het boek bedoelt Wouters waarschijnlijk de positieve boodschap, maar ik vind dat het mooie van het boek ook en vooral bestaat uit de knappe beschrijvingen die IJmker uit haar toetsenbord heeft gekregen. 

In bovenstaand citaat verheft Wouters zich boven wat zij 'het publiek' noemt. Het publiek is in haar ogen een klein kind dat alleen zoetemelkse pap mag eten. Ze gaat blijkbaar uit van een publiek dat alleen vermaakt wil worden en zich gemakkelijk wil voelen bij het lezen van een boek. Maar we hebben het hier over lezers die literatuur lezen en die schuiven hun bordje echt niet van zich af,  omdat een schrijver gerechten opdient die wat minder makkelijk te verteren zijn. 

Ook zo'n term als vrouwonvriendelijk doet mij het zuur in de mond lopen. Moet je bijvoorbeeld een verkrachting niet beschrijven omdat die vrouwonvriendelijk is? Of moet je die juist wel beschrijven, om te laten zien hoe er met die vrouw of met vrouwen in het algemeen wordt omgegaan? Dingen verzwijgen lijkt mij in dezen het meest vrouwonvriendelijk. 

En seksueel gerichte scènes? Een verkrachting heeft nauwelijks te maken met seks, maar alles met macht en geweld. 

Het goede van deze roman van IJmker is, nogmaals, de weigering van de schrijfster om dingen te verdoezelen, om weg te kijken van de werkelijkheid. Dat is onaangenaam voor de lezer, dat is zo, maar dat komt doordat IJmker goed schrijft. Daardoor grijpt het aan. 

Afscheid van een engel speelt zich af rond Pasen: lijden, dood, verrijzenis; een oud leven opgegeven, beginnen  met een nieuw leven. Die noties zitten wel erg nadrukkelijk in het boek. Dat is een mooie en positieve boodschap, maar juist die had van mij wel wat meer impliciet gemogen. 

IJmker mag in dat opzicht best wat meer vertrouwen hebben in eigen kunnen. Hoe je als schrijver in het leven staat, laat je vooral zien door hoe de personages handelen. Ook als je het niet wilt, komt je wereldbeeld automatisch in het boek terecht. Zo gauw je dat expliciet gaat maken, ga je dingen vertellen die de lezer, bewust of onbewust, al lang opgepikt heeft. 

Janne IJmker heeft met Afscheid van een engel een boek geschreven dat duidelijk beter is dan haar vorige boek. Je merkt dat ze zich aan het ontwikkelen is en ik vermoed dat ze nog veel verder komt dan waar ze nu is. Ik ben benieuwd tot welke hoogte ze kan reiken. 

De andere recensie van Afscheid van een engel vind je hier.
Verder: 


maandag 30 juni 2025

Kijk niet om! (Michelle van Dijk)


Een quilt is een doorgestikte deken, die opgebouwd is uit vierkante stukken stof, met banen ertussen. Zo'n deken koos Michelle van Dijk als grondpatroon voor haar roman Kijk niet om! De blokken hebben afwisselend de titels 'Kiss me Kate' en 'The homecoming' en de banen tussen de blokken heten 'Klassiek bedrog'. 

Ze maken samen het grootste deel uit van de roman, voorafgegaan door 'Stof verzamelen' en gevolgd door 'Het echte quilten' en 'De afwerking'. Voor mijn gevoel had het ook wel een roman met hoofdstukken kunnen zijn, waarin de verhaallijnen per hoofdstuk afwisselen, maar de opbouw is ook verhaalinhoudelijk verankerd. 

Kate (ook wel Kaat of Cato) is overleden. Ze is de tante van een ik-verteller, wier moeder de zus van Kate is. Moeder besluit van de kleren in de kledingkast van Kate een quilt te maken, om zo een tastbaar aandenken aan haar zus te hebben. 

Kiss me Kate

De blokken 'Kiss me Kate' gaan natuurlijk over Kate. Vreemd genoeg staat er geen komma achter 'Kiss me', zoals bij de titel van de musical of de film die we kennen, waardoor het lijkt dat er in de titel geen verzoek aan Kate gedaan wordt om de spreker te zoenen, maar alsof iemand gevraagd wordt voor de spreker Kate te zoenen. 

De stukken zijn genummerd: akte 1 tot en met 5, als in een toneelstuk en beginnen met de beschrijving van het toneel. Dat is steeds hetzelfde kantoor, maar met tien jaar ertussen, van de jaren tachtig (van de twintigste eeuw) tot en met de jaren twintig (van de eenentwintigste eeuw). 

Kate heeft een affaire met Peter, haar leidinggevende op kantoor. Maar hij is gebonden aan een gezin, waardoor ze in een afhankelijke positie is. En  dan wordt ze ook nog ziek. Je volgt Kate (en op de achtergrond Peter) in de loop van de decennia. 

The homecoming

De ik-verteller in 'Stof verzamelen' is de hoofdpersoon in 'The homecoming', een titel die we al kennen van een toneelstuk en een film. In de vier blokken 'The homecoming' is ze een lerares klassieke talen. Ze heeft een boek geschreven, Klassiek bedrog, over overspel in klassieke teksten. 

Ze heeft ooit een relatie gehad met een Fransman, Robert. Daaruit is een zoon, Guust, geboren. Ze is nu met Steven, maar ze besluiten een tijdje uit elkaar te gaan. Volgens de hoofdpersoon zijn ze uit elkaar gegroeid, maar Steven zegt: 'Je kunt niet uit elkaar groeien als je nooit dicht bij elkaar bent. Jij laat mensen niet dichtbij.'

Haar leven is gecompliceerd: Robert geeft aan dat hij terug wil naar Frankrijk en biedt aan dat zij daar ook gaat wonen, wat in het contact met Guust het gemakkelijkst zou zijn. Verder heeft ze onlangs haar oude buurjongen Thijs ontmoet. Ze voelt zich tot hem aangetrokken, maar hij zit, net als Peter in het verhaal van Kate, vast in een huwelijk met kinderen. 

Omkijken

En dan kampt ze nog pijnen in haar rug. Ze probeert erachter te komen wat de oorzaak van die pijn is, in de hoop dat ze dan ook dichter bij de oplossing komt. Daarin is ze steeds aan het omkijken, zoals haar moeder omkijkt naar het leven van Kate. Het omkijken komt in allerlei bekende verhalen voor en altijd loopt het slecht af. 
Ze weet niet of hij haar nakijkt, waarschijnlijk wel. Ze zou wel willen omkijken, maar durft het niet. In alle bekende verhalen gaat het dan mis. Ze verwarde altijd de zoutpilaar van Lots vrouw uit de Bijbel met het lot van Eurydice. De laatste moest voor altijd terug de onderwereld in nadat Orpheus naar haar omkeek. De vrouw van Lot werd ter plekke zoutpilaar omdat zijzelf omkeek. En dan is er ook dat toneelstuk van Osborne,  Look Back in Anger, en het liedje van Oasis. 
Later bedenkt ze dat het omkijken ook al in Bambi voorkomt. 

Misschien is het niet vooral het omkijken dat iemand dwarszit, maar het onvermogen of de angst om vooruit te kijken, om een onbekende toekomst aan te gaan. In ieder geval moet je wat achter je laten om verder te kunnen. Of haar dat lukt, laat ik even in het midden, om de afloop niet te spoilen. Je zou kunnen zeggen dat de vrouwen, Kate en de lerares, aan het lijntje gehouden worden of dat ze zichzelf aan het lijntje laten houden. De vraag is in hoeverre ze hun autonomie kunnen bewaren in een situatie die hun beperkingen oplegt. 

De lerares zegt van zichzelf dat ze al jaren aan een klif hangt en ze vraagt zich af wat haar eigenlijk kan gebeuren. Daarbij heeft ze automatisch de verhalen uit de Oudheid als vergelijkingsmateriaal. Wat als Sysifus het vertikt zou hebben om het rotsblok de berg op te rollen?

Klassiek bedrog

Die oude verhalen staan centraal in de drie 'stroken' 'Klassiek bedrog'. Daarin worden die verhalen vergeleken met hedendaagse gebeurtenissen. De positie van Penelope met die van Hillary Clinton (ten tijde van de affaire Monica Lewinsky) of die van Dido met die van Heleen Mees in een stalkingsaffaire. 

Er is een overeenkomst tussen de manier waarop we nu naar vrouwen kijken (of waarop vrouwen worden neergezet) en die uit de klassieke verhalen. We blijken die steeds nogal geïnterpreteerd te hebben met een mannelijke blik.  Als je de verhalen bekijkt vanuit de vrouwen zelf, zijn er andere interpretaties mogelijk. De vrouwen ondergaan niet wat hun overkomt, maar hebben een actieve rol, maken een keuze die goed is voor hen. 

Die essayistische stukken zijn bijzonder fris en helpen om de situaties van Kate en de lerares anders te bekijken en het zou zomaar kunnen zijn dat juist deze stukken me bij zullen blijven. Kijk niet om! is niet alleen een hecht gecomponeerde roman met verhalen die goed in elkaar zitten, maar het boek wil ook wat, heeft wat te beweren. Van Dijk maakt ons bewust van onze culturele erfenis, hoe die ons gevormd heeft en hoe die nog steeds onze blik bepaalt en ons misschien ook wel beperkt. 
Je kunt de klassieken lezen, waarderen, bestuderen, bespreken, bekritiseren, maar we hoeven ze niet na te leven. Echt niet. We hoeven ook niet de originelen te verbieden of te veranderen: maar we moeten onze eigen verhalen zorgvuldiger vertellen.
Weef een nieuw kleed. Toon het klassieke bedrog aan en maak een nieuw verhaal zoals ook dit boek dat wil zijn - zonder enige vorm van bescheidenheid. Help de Penelope's van deze tijd zich te ontsluieren. Bevrijd ze uit hun rotsblok. Wegkijken is geen deugd meer. 
In 2021 schreef ik over Van  Dijks roman Witter dan sneeuw, best een goed boek. Maar van Kijk niet om! ben ik meer onder de indruk. 

zaterdag 28 juni 2025

Afgestoft: Vogelzaken (Tonnus Oosterhoff)

Deze week heb ik hier weinig geplaatst en helemaal geen recensie van net gelezen boeken. Ik hou je een beetje zoet met nog een oude recensie. Die komt uit Dietsche Warande & Belfort, 137ste jaargang nr. 4, augustus 1992. Het is hetzelfde nummer als waarin ik schreef over Teheran, een zwanezang van F. Springer, die ik al een keer afstofte. 

Het stukje gaat over de verhalenbundel Vogelzaken van Tonnus Oosterhoff. Oosterhoff is een uitmuntend dichter, van wie ik veel te weinig gelezen heb. Toen hij deze verhalenbundel publiceerde, in 1991, had hij verder alleen de dichtbundel Boerentijger (1990) op zijn naam staan. Hij heeft daarna heel wat gedichten- en verhalenbundels en enkele romans gepubliceerd. Wat de gedichten betreft: bijvoorbeeld De ingeland (1993) en Wij zagen ons in een kleine groep mensen veranderen (2002). Wat er tegenwoordig op zijn website gebeurt, weet ik niet, maar toen experimenteerde hij met gedichten waarvan de woorden verschenen en verdwenen, zo verkennend wat het nieuwe medium aan mogelijkheden bood. Heel interessant. 

Volgende week hoop ik weer het een ander hier te plaatsen, maar mijn agenda is aardig aan het vollopen. Dinsdag moet ik naar Heeze om mondelinge examens af te nemen. Dat doe ik al veertien jaar, maar dit jaar is het de eerste keer in het nieuwe seizoen en dan moet ik wel zorgen dat ik goed voorbereid ben. Hoe dan ook, ik hou je op de hoogte. 

De mens is boosaardig

Laat ik maar met de deur in huis vallen: de verhalenbundel Vogelzaken, het prozadebuut van Tonnus Oosterhoff, is een raar boek. De verhalen hebben een merkwaardige lengte (het kortste is maar drie regels lang), gaan over de vreemdste zaken (een dronken man ontmoet een paling, een jongetje doodt een hond met een breinaald, een Tsjechische rups moet een rivier over, een pedagoog kan zijn eigen kind niet de baas), zijn geschreven in een stijl die niet te vergelijken is met die van iemand anders en ze zijn volkomen plotloos; ze houden ineens op. 

Vooral dat laatste geeft mij problemen. Ik weet domweg niet of ik het typische einde van de meeste verhalen nu goed vind of niet. Veel verhalen wekken de indruk fragmenten te zijn van langere verhalen; eigenlijk eindigen ze helemaal niet. Het lijkt erop dat Oosterhoff zich niet bekommerd heeft om de compositie van het verhaal en tegelijkertijd is het mogelijk dat hij heel precies uitgeknobbeld heeft waar hij het verhaal het beste af kan breken om de lezer te verwarren. Of uit te dagen. Of te irriteren. 

De opmerkelijke bouw van de verhalen is zo karakteristiek, dat ik ze onrecht zou doen als ik ze vergeleek met die van andere schrijvers. Maar het eigene van de verhalen is natuurlijk niet alleen vanuit de bouw te verklaren. Ook de sfeer is bijzonder.

Vaak hangt er in de verhalen een dreiging die zwaar op het leven drukt. De personages zijn niet bepaald levensgenieters. Vaak voelen ze zich hier op aarde of in hun leven niet thuis en hebben ze weinig illusies. De arts in 'De dokter' formuleert het zo: 

Geachte collega, Niets wat bestaat is mijns inziens waar. Niets op aarde is goed. De mens is boosaardig. Al het aardse verdient afkeuring. De wereld kent geen rede. De mens is veranderlijk en slecht. 

De mensen in Vogelzaken hebben inderdaad weinig goeds van elkaar en van het leven te verwachten. Narigheid, tegenvallers, tegenwerking, ziekte en uiteindelijk de dood zijn hun deel. Toch heeft Oosterhoff geen sombere bundel geschreven. 

Dat komt door zijn stijl, waarin hij nuchter alles registreert. Zelfs een vergelijking als 'Haar hart klampte zich als een jong zwart aapje aan de ruggegraat' vertoont in het verhaal geen zwierigheid; zij is geen krul, maar een constatering. Het gaat niet om het mooie van de vergelijking, maar om een zo scherp mogelijke verwoording van de waarneming. Dat constaterende, dat nauwkeurig registrerende, verhoogt de objectiviteit van het verhaal: zo is de werkelijkheid. De lezer kan dan ook moeilijk anders dan de werkelijkheid accepteren die in het verhaal opgeroepen wordt. 

Het is knap van de schrijver dat hij de lezer in zo'n positie weet te manoeuvreren, want de voorvallen die hij voorgeschoteld krijgt, zijn uitzonderlijk. Of, beter gezegd, de aparte voorvallen zijn niet zo uitzonderlijk, maar ze zijn steeds opgenomen in het grillige verloop van het verhaal, waardoor ze onvoorspelbaar en uitzonderlijk worden. Toch accepteert de lezer ze onvoorwaardelijk. Het beeldend vermogen van de stijl, waarvan ik al een voorbeeld gegeven heb, zorgt ervoor dat het gelezene gemakkelijk gevisualiseerd kan worden, zodat de lezer dicht bij het verhaal blijft. Gefascineerd volgt hij de schrijver. 

Het is mij gebleken dat die fascinatie (bij mij althans) blijft, ook na herhaaldelijke lezing. Een duidelijker bewijs dat deze verhalen kwaliteit hebben, heb ik niet nodig.  

woensdag 25 juni 2025

Afgestoft: Verzameld werk (J.M.A. Biesheuvel)

Het verblijf in Griekenland, bij mijn zoon en schoondochter, zit er weer op, en er ligt weer veel op mijn bureau. Ik moet dus even zien wanneer ik aan nieuwe recensies toekom. De bedoeling is dat ik, deze week of volgende week, ga schrijven over Kijk niet om! van Michelle van Dijk. Tot dan plaats ik af en toe nog iets ouds, zodat je in ieder geval minimaal drie keer in de week iets te lezen hebt. 

Deze keer heb ik een recensie afgestoft die op 10 oktober 2008 in het Nederlands Dagblad stond. Onderwerp van bespreking is het Verzameld werk van J.M.A. Biesheuvel, dat werkelijk prachtig uitgegeven werd. Het staat niet meer in mijn boekenkast. Ik kon er iemand een plezier mee doen en toen heb ik het weggegeven. 

Veel van het werk van Biesheuvel had ik al gelezen, toen het Verzameld werk verscheen. In de recensie noem ik De verpletterende werkelijkheid, maar daarvoor had ik In de bovenkooi (1972) en mogelijk ook Slechte mensen (1973), al noem ik dat laatste boek niet in het stuk dat ik schreef als In Memoriam. Daarin geef ik een beeld van mijn leesgeschiedenis wat betreft het werk van Biesheuvel. 

Daarin vertel ik ook dat ik in het Verzameld werk 'hier en daar een verhaal' gelezen heb. Dat kan niet kloppen, want ik recenseerde het en dan moet ik het werk goed gelezen hebben. Niet alles wat ik al kende heb ik herlezen. Dat kan kloppen. 

Het werk van Biesheuvel is mij sympathiek, al is de herinnering eraan misschien beter dan het werk zelf. Daar zal ik mee geconfronteerd zijn tijden het lezen van dit Verzameld werk

Ik schreef over Biesheuvel:

     Een zerk in de boekenkast

 Maarten Biesheuvel is geëerd met de P.C. Hooftprijs en zijn uitgever eert hem met de uitgave van het verzameld werk. Drie kloeke delen dundruk met in elk een leeslint, prachtig gedaan. Behalve alle eerder gebundelde verhalen van Biesheuvel bevat dit Verzameld werk ook het fotoboek Biesboek, een artikel van Karel van het Reve waarin hij Biesheuvel vergelijkt met Tsjechov en een bio-bibliografische schets door Onno Blom. Wie deze drie delen in huis heeft, heeft dus werkelijk Biesheuvel compleet.

Toen de schrijver vorig jaar de P.C. Hooftprijs kreeg toegekend, was dat een regelrechte verrassing: hij had immers sinds het eind van de jaren tachtig nauwelijks gepubliceerd en zijn laatste bundels waren bepaald niet lovend besproken. Het leek wel of men Biesheuvel een beetje moe was.

Velen spraken wel hun verbazing uit over het feit dat juist Biesheuvel een van de meest prestigieuze prijzen in de Nederlandse letteren ontving, maar weinigen heb ik erover horen mopperen. Dat zal enerzijds te maken hebben met welwillendheid ten opzichte van de auteur. Van Biesheuvel kennen we niet alleen zijn verhalen, maar ook zijn leven; zijn uiterlijk, zijn nasale stem, zijn gewoonten, zijn wanen en zijn angsten. Vaak is hij gefilmd en geïnterviewd en de literatuurliefhebber zal Bies zo'n beetje als een goede kennis beschouwen, die hij wel een meevaller gunt. Anderzijds heeft Biesheuvel ongetwijfeld een oeuvre bij elkaar geschreven dat met dat van geen enkele andere schrijver in de hedendaagse Nederlandse letteren is te vergelijken. Alleen al de klassieker 'Brommer op zee' getuigt van een absurdisme dat veel auteurs niet aan zouden durven.

Absurd

Vaak beginnen Biesheuvels verhalen op een klassieke, clichématige manier: 'Noud van Houten, een eenzame en verlegen man van vierendertig jaar, zat in een hoekje in het zand en de zon brandde genadeloos op de overkapping waar hij onder zat.' Of: 'Peter en Neeltje Glazemaker zitten met Kerstmis in de huiskamer, het is winter, en buiten sneeuwt het.' Of: 'Als je roeit in een ouderwetse vissersboot in de buurt van een stad, kun je vaak iets grappigs of absurds meemaken.' En daarna ontrolt zich het verhaal. Je krijgt te lezen wat je eigenlijk al verwacht: bijvoorbeeld dat iemand in zo’n vissersboot dan ook iets merkwaardigs meemaakt, zeker wanneer het verhaal ook nog ‘In de roeiboot’ heet.

Het gevolg is wel dat je door blijft lezen, want je wilt weten wat precies dan dat grappige of absurde voorval is. In het roeibootverhaal is dat eigenlijk nogal een mager gegeven: de ikfiguur zit in zijn boot op een stil plekje te luisteren naar de merels, als er iemand aankomt die denkt dat hij zit te vissen. De man begint een gesprek, terwijl de roeier dat niet wil; hij wil immers naar de merels luisteren. Als de man merkt dat de roeier helemaal niet aan het vissen is, begint hij te schelden, de roeier roeit zijn bootje naar huis en gaat op zijn kamer zitten, tegen zichzelf zeggend dat het zijn eigen schuld is. Hij had meteen moeten zeggen dat die man weg moest gaan, omdat hij naar de vogels zat te luisteren. "Het ergste is dat ik geen tweede keer tegen het vallen van de nacht op dezelfde plek naar de merels durf te gaan luisteren omdat er dan misschien nog iets gekkers gebeurt!" Verhaal uit.

Zerk

Ach, aardig om te lezen, maar eigenlijk niet veel meer dan dat. Stilistisch is het wel opmerkelijk (al die bijvoeglijke naamwoorden!), maar je raakt bepaald niet onder de indruk van de kwaliteit. De enige zin die ik nog eens herlezen heb, is: 

Alle mensen hebben weleens zorgen, nu was ik van zorgen verlost, de boot gleed zo soepel door het water en mijn riemen maakten van die lieflijke kolkjes, net kuiltjes in de wangen van een mooie glimlachende vrouw.

De vergelijking van de kolkjes met de kuiltjes in de wangen is mooi gevonden, maar meteen is het weer overbodig om de vrouw te laten glimlachen. Dat ze de kuiltjes waarschijnlijk niet heeft als ze chagrijnig kijkt, kunnen we zelf ook wel bedenken. Van het Reve vindt dat Biesheuvel met Tsjechov te vergelijken is omdat hij onbekommerd clichés gebruikt en vanwege het feit dat hij de gemoedstoestand van een personage beschrijft in plaats van toont. Dat mag zo zijn, maar dat wil niet zeggen dat dat kwaliteiten zijn.

Het herlezen van het werk van Biesheuvel is me niet meegevallen. Het lukt hem wel van tijd tot tijd om te boeien, om je mee te nemen het verhaal in en je vast te houden, ondanks alle uitweidingen, maar te vaak vond ik het allemaal niet meer dan ‘aardig’. De bundel De verpletterende werkelijkheid, een van de bundels waar ik, als mijn geheugen me niet bedriegt, indertijd van genoten heb, heb ik maar niet meer herlezen, zodat ik in ieder geval de goede herinnering heb behouden.

Overigens valt bij herlezing van Biesheuvels verhalen op dat het christelijk geloof er geen grote rol in speelt, hoewel men dat veelal wel aanneemt.

Ik gun Biesheuvel van harte deze mooie uitgave, maar ik vrees dat het tegelijkertijd de zerk is op het graf van zijn oeuvre. Misschien is dat maar goed ook. We kunnen af en toe voor die zerk blijven staan en het goede gedenken van de verhalen waar we ooit van genoten hebben. Veel meer zit er, vrees ik, niet in.