woensdag 3 december 2025

Afgestoft: De Negende Deur

Bij het bij elkaar zoeken van de stukjes die ik ooit geschreven heb, stuitte ik op een bespreking van een bloemlezing die door een deurenfabrikant verstrekt is aan zijn relaties. De recensie stond in 't Kofschip, zestiende jaargang nr. 4 (september/oktober 1988). Met potlood heb ik in het tijdschrift genoteerd dat ik de recensie schreef (of voltooide) op 5 maart 1988. 

Vermoedelijk is dat boekje me niet toegestuurd door de redactie, maar heb ik zelf voorgesteld om het te bespreken, omdat ik het gekregen had. Ik kreeg de hele reeks ten geschenke van een vader van een leerlinge. Toen deel 10 verscheen, gaf ik intussen les op een andere school, maar ik kreeg het keurig toegestuurd, herinner ik me. Ik heb daar op andere plekken nooit over geschreven.  

Aan 't Kofschip heb ik veel te danken. Het was het eerste medium dat mij de kans bood om over literatuur te schrijven en zo kon ik op een rustig plekje leren hoe dat gaat. Ik heb mijn vaste redacteur, Hervé J. Casier, maar een enkele keer ontmoet, als ik het mij goed herinner. Dat zal wel geweest zijn in Blankenberge bij de uitreiking van de Poëzieprijs van de stad Blankenberge, waarvoor ik enkele malen heb ingezonden. De bloemlezingen waarin mijn gedichten zijn opgenomen staan nog in mijn kast. 

In dit nummer van het tijdschrift vind ik twee inlegvelletjes. Eén over de Kofschipkring v.z.w. en een uitnodiging voor de algemene vergadering van die kring. De agenda kent een opmerkelijk punt: 'Ontlasting van de beheerders'. Op de achterkant van het velletje worden worden avonden aangekondigd waarin dichters voordragen uit eigen werk: 'Poëzie in het kasteel', in Wilrijk. 

Crawford Benelux (een bedrijf dat deuren vervaardigt) bezorgt zijn relaties jaarlijks een boekje. Het negende in de rij ligt nu voor me. Het heet De Negende Deur.

De boekjes bevatten altijd vier verhalen, waarin in ieder geval ergens een deur moet voorkomen, al hoeft die in het verhaal geen dominante rol te spelen. De vier auteurs zijn altijd 'een Vlaming, een debutant, een gevestigde naam en een vrouw'.

Dit legt de samensteller, Eugène van Herpen, ons uit in zijn stukje. In dat stukje, een soort voorwoord, schetst hij ons de lange weg van het aanschrijven van de auteurs tot de uiteindelijke uitgave van het boekje. De teneur van dit voorwoord is dat je beter te doen kunt hebben met reclameschrijvers dan met 'literaire schrijvers'. Uitgebreid vertelt Van Herpen hoe slordig deze literaire schrijvers zijn in het nakomen van afspraken en ook laat hij ons weten dat er nogal wat geschaafd moet worden aan de verhalen voordat ze geschikt zijn voor publicatie. Dat wil ik best geloven, maar het neerbuigende toontje dat Van Herpen aanslaat, irriteert me behoorlijk. Te meer omdat het redigeerwerk nogal slordig gedaan is. Door het hele boekje heen komen spelfouten, interpunctiefouten en andere taalfouten voor. Ook in de informatie over de auteurs en óók in het stukje van Van Herpen zelf. Al in de titel van dat stukje maakt hij een uitglijder. 

De verhalen van De Negende Deur zijn geschreven door Fernand Auwera, René Stoute, Hermine de Graaf en Coot van Doesburgh. Van Auwera had ik tot nu toe niet zo erg veel gelezen en het hoge niveau van zijn verhaal 'De familieziekte' verraste me. Auwera hanteert hierin een vrij kale stijl, waarin hij op een zakelijke, wat laconieke toon vertelt. Daardoor komt de ernst van het jongetje Sigismund (de hoofdfiguur van het verhaal) goed over op de lezer, zonder dat het verhaal meteen loodzwaar wordt. Fraai is ook de manier waarop Auwera 'de deur' verwerkt heeft in zijn verhaal. De deur is de voordeur van het huis van Sigismunds buren, maar dat niet alleen. In de loop van het verhaal wordt de deur steeds meer het symbool van gescheidenheid, van het gevoel van buitengesloten zijn. Sigismund staat buiten de wereld van de buren. Aan het einde van het verhaal legt hij zich daarbij neer: 'Hij wou nog tegen de deur trappen maar deed het niet, het leek hem kinderachtig.'

Ook in het verhaal van Hermine de Graaf, 'Vergiffenis, weemoed en rust', verbeeldt de deur de scheiding tussen twee mensen. Hier gaat het om een vrouw die haar man buiten het huis gesloten heeft, maar in feite heeft ze hem al veel langer buiten haar leven gesloten. Als hun dochtertje de deur opent en vader binnenlaat, is de vrouw weer bereid tot toenadering, maar haar man is waarschijnlijk op dat moment verder van haar verwijderd dan ooit. 

Hermine de Graaf is bij uitstek een korte-verhalenschrijfster. 'Vergiffenis, weemoed en rust' is een vrij goed verhaal, maar het is zeker geen uitschieter in haar oeuvre. 

De debutant, Coot van Doesburgh, levert met 'De krijtstreep' een aardig verhaal. Het is zo'n verhaal dat helemaal niet slecht is, maar waarover ook geen opmerkelijk positieve dingen te vertellen zijn. Het zit aardig in elkaar en is geschreven in een vrij heldere stijl. Het is jammer dat de slotzin zo slecht is. 

Over het verhaal van René Stoute, 'Tijdens de verbouwing', wil ik kort zijn. Het is een rommelig verhaal, onevenwichtig van opbouw. Na verhalen als 'Warme chocolademelk' en 'Bunkers bouwen' valt dit me vreselijk tegen. 

Als ik een cijfer zou moeten geven, zou De Negende Deur van mij zeker een voldoende krijgen. Ten eerste vind ik het idee (verbinding van het bedrijfsleven met de literatuur) erg leuk, ten tweede is het gemiddelde niveau van de verhalen heel behoorlijk en ten derde is het boekje keurig verzorgd uitgegeven: stevige kaft, aangename bladspiegel, aardige illustraties, handige informatie over de auteurs en een overzicht van alle verhalen die voor Crawford geschreven zijn. Ik ben nu al benieuwd naar De Tiende Deur. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten