Van tijd tot tijd heb ik een dik boek onderhanden waar ik dan (bijna) dagelijks een stukje uit lees. Dat deed ik bijvoorbeeld met het boek van David van Reybrouck over Congo en dat doe ik op dit moment met het boek van Piet Hagen over de koloniale oorlogen in Indonesië. En ik deed dat met Er hangt iets van lente in de klas, een verzameling gedichten, bijna negenhonderd bladzijden, over het onderwijs. De ondertitel luidt dan ook: Nederlandstalige onderwijsgedichten vanaf de dertiende eeuw tot nu. Het kloeke boek is samengesteld onder redactie van Theo Magito en Henk Sissing.
Er zijn heel wat bloemlezingen met onderwijsgedichten. De eerste die me onder ogen kwam, hadden mijn ouders in de kast staan: De muze op school, een bundel die uitkwam ter gelegenheid van de Boekenweek 1961. Later schreef ik over Nog één keer door die hoge gang, samengesteld door Hans Werkman en over Vaarwel o klas, samengesteld door Gerrit Buessink. Het waren korte besprekingen in Liter, die ik nog een keer bij elkaar zal vegen en hier zal plaatsen.
Maar het boek dat er nu is, is andere koek. Niet alleen is het veel dikker dan al die andere bloemlezingen, maar het bestrijkt ook een veel grotere periode van de Nederlandse literatuur. Het oudste fragment komt uit Floris ende Blancefloer. Ik was alweer kwijt dat daar een passage in voorkomt waarin verteld wordt dat de kinderen naar school gaan.
De oude teksten zijn allemaal hertaald. Dat betreft zo ongeveer de eerste honderd bladzijden en dan zijn we aangekomen in de achttiende eeuw, bij Pieter Langendijk. Ik heb zoveel mogelijk de oude teksten gelezen en dat is eigenlijk best goed te doen, maar als je er niet helemaal uit komt, kun je altijd in de hertaling kijken.
Biografietjes
Bij (bijna) elke dichter wordt een biografietje gegeven. De keuze van de titels die daarin genoemd worden, lijken vrij willekeurig en soms ontbreekt het bekendste werk. Zo wordt bij Hiëronymus van Alphen niet zijn Proeve van kleine gedichten voor kinderen vermeld. Er is om een of andere reden veel aandacht voor gewonnen prijzen. Die worden in de biografische stukjes altijd genoemd, net als een eventuele website waar de dichter te vinden is.
Vooral in de oudere teksten heb ik veel aangetroffen dat totaal onbekend was voor mij. Bijvoorbeeld een gedicht van Jan van Boendale (veertiende eeuw) 'Hoe die meester starf doen hi Jhesuse sloech' (Hoe de meester stierf toen hij Jezus sloeg). Jezus moet naar school 'also doudere hadden bevolen'. Hij treft een leraar die 'een stuer man' is en als Jezus hem een wijsneuzig antwoord geeft, pakt de meester de roe, waarna hij prompt dood neervalt.
Hieromme wart die meester gramsoe dat hi ene roede namende sloech Jhesum op thoet.Ende thant viel die meester doet.
Het nut van het onderwijs
Mijn kunst en prijs ic niet eye.Doch dunct mi prijs waerdich wesendatmen scriven can en lesenende te maten Latijn verstaen.
(Mijn schrijfkunst stelt heel weinig voor,maar ik vind het wel prijzenswaardigals iemand kan lezen en schrijvenen redelijk wat latijn begrijpen.)
De jonge Scholiers, die noyt ter scholen hebben geweest,Als sy comen, zyn sy beschroomt en seer bevreest,En zouden wel van angst uyt der scholen loopen,D'ouderen moeten hen met applen, coeck daer toe coopen,Soo moet dan de Schoolmeester haer met soete coutinge omgaen,Sullen sy blijven, ende ter scholen volstaen.
Schoolopziener
Afscheidsgroet aan den Weled. Heere SchoolopzienerWij danken u voor 't onderrigt,Dat gij ons geeft van onze pligt,Wij zullen vlijtig leeren. (bis)Bezoek, een and're tijd, ons weêr;Wij zien u graag, zelfs keer op keer;Vaarwel Heer Schoolopziener! (bis)
Selectie
Vanuit de slechtzittende
schoolbank in een geur van stof
oud hout en pis, onder hoge ramen
in bladderend kozijn: het rood
van de geranium.
Ook herinnerde ik mij nog gedichten van Driek van Wissen en Hans Werkman die om een al dan niet duistere reden de selectie niet gehaald hebben.
Waar is mijn oogst?
Wie goed zoekt, zal nog wel meer vinden wat toegevoegd had kunnen worden, maar belangrijker is wat er wel in staat en dat is heel veel. Veel dat al bekend is, maar ook veel wat voor mij nieuw was, vaak ook van dichters wier naam mij zelfs niet bekend was. Een ervan was Jan Boer, die zijn gedicht 'Oogst' opdroeg aan Theo Thijssen. Volgens Thijssen is dit gedicht het mooiste uit Boers bundel Paedagogische pöezie. Misschien ook wel vanwege die opdracht.OogstAan Theo ThijssenIk heb gezaaid,Ik heb gewied,Waar is mijn oogst?Ik zie ze niet...Het was toch langGeen slechte klas!En nu - wat isHet voor gewas?Vol onkruid nog,De stengels schraal,Hoe ver nog vanMijn ideaal!Toch zwoegde ikHet hele jaarWat was mijn winst?Wist ik het maar!!Nee, dan de bòer,Gelukkig manDie alles zienEn tasten kan!
AngstEen enkle keer schok ik nog zweten wakker:ik ben weer dertien jaar, loop door de gang.Aan 't einde staat, bijna even breed als lang,het schrikbeeld van mijn schooltijd, Van den Akker.Waar hij stond werd ons zelfvertrouwen zwakker:zelfs vijfdeklassers, peilloos hoog in rang,waren voor hem als kinderen zo bang.Wij slopen langs hem heen, en niemand sprak er.Nu stap ik zelf als leraar door 't gebouw,lach om de angsten die mij 's nachts bekropen,tot een drie-havo-horde, ruig en rauwop weg om 'n talenpracticum te slopen,mij tegemoet stormt. In een zijgang, gauw!Ik word net niet onder de voet gelopen.
Register
Het woordZe schreeuwenwaar zij gaat, het woord,als meester hen niet hoort.Ze vertelt het niet,'Dan slaan we je dood',hebben ze gezegd.Hun ogen meenden het echt.Het staat op asfalt waar zij loopt,op briefjes die in schooltijdnaar haar toe worden gegooid.Ze doet of ze niets ziet,niets verstaat. Praat door.Lacht met alleen haar mond.Veegt snel een lok achter haar oor.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten