vrijdag 10 oktober 2025

Het leven en de dood in de ast (Ivan Petrus Adriaenssens / Stijn Streuvels)


Misschien heb ik de anekdote hier al eens opgeschreven. In ieder geval heb ik hem al verschillende keren verteld. Het was begin jaren tachtig, ik deed in de avonduren de studie Nederlands MO-A bij de Gelderse Leergangen en ik stond met een groepje medestudenten te praten waarbij de naam Stijn Streuvels viel. Ik noemde hem daarbij 'een veredelde streekromanschrijver.'

Veel van Streuvels had ik toen nog niet gelezen. De oogst (1901) en Langs de wegen (1902), vermoed ik. Ik kon wel veel titels van hem noemen, want ik had het boekje uit de reeks Nederlandse keur terdege bestudeerd voor mijn mondeling op de mavo. Ik wist dat De vlaschaard (1907) geroemd werd en ik had de titels Prutske (1922), De teleurgang van de waterhoek (1927) en Alma met de vlassen haren (1931) paraat, maar die had ik allemaal niet gelezen. 

Op het moment dat ik Streuvels, niet gehinderd door kennis, wegzette, kwam de docente, José Boyens, de ruimte binnen. Ze had gehoord wat ik zei en sprak me streng toe: 'Teunis Bunt, heb je Het leven en den dood in den ast gelezen'. Ik moest toegeven dat ik dat werk niet gelezen had. 'Ik verbied je een mening over Streuvels te hebben voordat je dat werk gelezen hebt', zei ze. Ik ben het toen natuurlijk gaan lezen en ik moest haar gelijk geven: goed boek. Ik snapte ook dat Hugo Claus met Suiker (1958) op de schouders van Streuvels stond. 

Ik ben Boyens daarvoor altijd dankbaar geweest. En voor het feit dat ze ons enthousiast maakte voor het werk van Van Ostaijen. 

Nu is er bij uitgeverij Lannoo en prachtige uitgave verschenen van Het leven en de dood in de ast. Namelijk als strip, gemaakt door Ivan Petrus Adriaenssens. Die stripmaker kende ik van Afspraak in Nieuwpoort en Elsie en Mairie, Engelen van Flanders Fields.

Strip en novelle

Niet alleen bevat de uitgave de strip van Adriaenssens, maar ook de novelle van Stijn Streuvels, in hedendaagse spelling en met verklaring van de woorden die lastig voor de hedendaagse lezer zijn. In het verhaal zijn illustraties opgenomen. Aan het eind van het boek is er nog een dossierachtig gedeelte waarin Adriaenssens uitlegt hoe hij te werk gegaan is, waar hij Streuvels' tekst nauwkeurig gevolgd heeft en waar hij wat vrijheid genomen heeft. 

Ik ben begonnen met het herlezen van de tekst van Streuvels en na een aantal bladzijden las ik de bijbehorende bladzijden strip. Dat bleek goed te werken, maar neem vooral de leesmanier die je prettig vindt. 

In de ast

De ast is een inrichting voor het drogen van cichorei. De cichoreiwortels worden eerst in stukken gesneden in een apparaat dat me doet denken aan de bietenmolen die vroeger bij ons op deel stond, maar die slechts zelden gebruikt werd. Mijn vader voerde de koeien meestal geen bieten. Wel kocht hij soms bietenblad (waar de koppen van de bieten nog aan zaten). Maar een enkele keer had hij blijkbaar toch een kar met bieten op de kop getikt. Die konden versnipperd worden in de bietenmolen.

De gesneden cichorei werd op de zolder van de ast gedroogd, geroosterd. Fijngemalen kon die als koffiesurrogaat dienen. 

In de ast werken verschillende mensen. De Maf en Lot hoeven in de avond en de nacht blijkbaar niet te blijven en dan blijven er nog drie over: Blomme, Fliepo en Hutsebolle. Ze slapen in de ast, maar moeten om de zoveel tijd het vuur opstoken en de cichorei omscheppen. 

Dromen

Alle drie hebben ze hebben ze hun droom: Blomme droomt over een hofstedeke met een koeiplekje, Fliepo droomt van een soort luilekkerland en Hutsebolle droomt van zijn duiven. 

Laat op de avond komt de vagebond Knorre binnen, die kletsnat geregend is. Hij valt bij het vuur in slaap, met een hinderlijk gesnurk. 

De mannen hebben een zwaar leven, maar hun bestaan wordt verzacht door hun dromen. Tussendoor is er wel al de dood, bijvoorbeeld in wat Blomme vertelt: hoe bij een processie in Ronse een boer van zijn steigerende paard valt en de dood vindt en de uil die zich op de muizen stort en er drie buit maakt. 

Maar als Knorre in de ast is, lijkt de dood zijn intrede te doen. De dromen van de drie cichoreiwerkers zijn aangetast door Knorre. Hij dringt in hun dromen, waardoor het leven en het gedroomde vooruitzicht niet meer vanzelfsprekend zijn. Uiteindelijk sterft Knorre. De arbeiders (weer compleet met De Maf en Lot) gaan door, maar er is iets wezenlijks in hun bestaan veranderd. 

Nieuwe inzichten

Het leven en de dood in de ast is een geweldig verhaal. Streuvels laat in de eerste plaats het moeizame werk van de drie arbeiders zien. Daarbij schakelt hij moeiteloos over van de werkelijkheid naar de droom en weer terug en subtiel laat hij ze tot nieuwe inzichten komen. 

De al wat oudere Blomme bijvoorbeeld heeft altijd gedacht dat hij zich afbeulde om uiteindelijk zijn droom te bereiken, maar hij komt tot het inzicht dat hij dat fout gezien heeft. 

Daarmede komt hem als bij openbaring de zin van het leven duidelijk voor: alles wat hem zo belangrijk en noodzakelijk scheen, heeft nu zijn waarde verloren, - al die jaren heeft hij gewerkt en gebeuld in een jacht naar iets dat niet bestaat; onder het werken is er altijd die droom geweest, dat verlangen om ergens te komen, en nu blijkt het dat die droom zelf - en niet de verwezenlijking er van - het geluk van zijn bestaan heeft uitgemaakt, - het nagejaagde bezitten is niet het geluk, maar wel het bedromen, dáárin heeft hij al zijn voldoening gevonden, - het is zijn sterkte geweest om vol te houden...

Trijkelen, kullebukken, hossebrokken

Na zoveel jaar staat het verhaal nog altijd overeind en de taal van Streuvels ook. Hij mengt de zwaarte met luchtigheid. Er zijn verschillende zinnen waar je breed om kunt grijnzen. 

Aan zichzelf had hij de waarheid van het spreekwoord ondervonden: dat de beste vrijers de slechtste trouwers zijn. 

De bijna tekstloze strip heeft wel de woorden overgenomen waarmee Streuvels beschrijft hoe de muizen aan het donderjagen zijn. Je proeft het taalplezier. 

Het toneelspel neemt zijn gewoon verloop; nadat ieder zijn bekomste heeft en de nooddruft voldaan is, begint de leute en de zottemarterije, het buitelen en dansen, kachaaien en ginnegabben, piokken, takelen, tjokken, tinsen en titsen, trijkelen, kullebukken, hossebrokken, zeerden, pierlen, koeren en dertelen, al overhoop, - alsof ze op eigen gebied, alleen meester waren en in de hele wereld niemand vrezen moesten. 

Strip

Een geïllustreerde en geannoteerde uitgave van de tekst van Streuvels is natuurlijk al prachtig, maar dat is nog maar een deel van het boek. De eerste helft wordt gevuld door de strip van Adriaenssens, die zich helemaal heeft kunnen uitleven. Hij heeft veel donkere kleuren gebruikt, waarbij het rood van het vuur oplicht. Voor elk van de dromen heeft hij een andere tekenstijl gebruikt en het is een prachtig geheel geworden. 

De ast is een besloten wereld, maar door de dromen is er ruimte, er is de warmte van het vuur, maar ook de kilte van de dreiging van de dood en Adriaenssens maakt het allemaal zichtbaar en daardoor voelbaar. 

De speelsheid van Streuvels vind je ook in de tekeningen en tegelijkertijd is de ernst en de dreiging behouden. Adriaenssens heeft met zijn strip Streuvels goed weten te peilen. Een novelle lees je misschien niet zo snel nog een keer, maar ik heb verschillende keren door de strip gebladerd. Nu eens de grote lijn volgend, dan weer een tekening nauwkeurig bekijkend. 

Soms herken je gemakkelijk de inspiratiebronnen: Pieter Bruegel de Oude, Willy Vandersteen, maar om de verwijzingen naar Léon Spilliaert en Albert Bertrand te herkennen had ik echt het dossier nodig. En daarin vind je ook nog een heuse foto van de man die model gestaan heeft voor Knorre. 

Natuurlijk is Het leven en de dood in de ast een hommage van Adriaenssens aan Streuvels, maar het is ook blijk van wat Adriaenssens kan. Hij laat maar weer eens zien wat voor goede stripmaker hij is. Lannoo heeft er een mooie uitgave van gemaakt. 

Titel: Het leven en dood in de Ast
Tekst: Stijn Streuvels
Tekeningen: Ivan Petrus Adriaenssens
Uitgever: Lannoo
2025, 208 blz. € 29,99 (hardcover)








Geen opmerkingen:

Een reactie posten