vrijdag 23 februari 2024

Afgestoft: De veilingmeester (Walter van den Broeck)

Het geheugen is volstrekt onbetrouwbaar. Natuurlijk weet ik dat, maar ik ben onthutst als ik ermee geconfronteerd word dat dat niet alleen geldt voor het geheugen, maar vooral ook voor mijn geheugen. 

Nog geen twee weken geleden schreef ik over het overlijden van Walter van den Broeck. Ik reconstrueerde mijn leesgeschiedenis van zijn werk. Daarin noemde ik de roman De veilingmeester:

In 2007 verscheen De veilingmeester. Ik las dat het er was en dacht dat ik dat boek maar moest kopen, maar het kwam er niet van.

Daar klopt dus niets van. Ik heb het boek bezeten en misschien bezit ik het nog wel. Ik las het en ik schreef erover. Daar was mij niets van bijgebleven. 

Maar sinds kort ben ik weer lid van een bibliotheek en daarmee heb ik toegang tot Literom. Daarin vond ik een recensie die ik schreef voor het Nederlands Dagblad. Het stukje stond op 23 februari 2007 in de krant. Dat was ik helemaal vergeten. Ik heb het voor je afgestoft, dat wil zeggen overgetikt. 

Alles is gelogen. Zelfs dat.

Het motto dat Walter van den Broeck opnam in zijn roman De veilingmeester doet wat denken aan het eerste Idee van Multatuli: Niets is geheel waar en zelfs dat niet. Maar van den Broeck gaat verder: 

Alles is gelogen. Zelfs dat. 
En dan nog door een ander. 
Denk ik. 

In een boek dat toch 'Roman' op de titelpagina heeft staan, lijkt zo'n motto overbodig; we weten immers dat we met fictie van doen hebben. 

Van den Broeck heeft al in veel boeken het grensgebied tussen de werkelijkheid en de verbeelding verkend. Aantekeningen van een stambewaarder (1977) is een roman, maar wordt gepresenteerd als non-fictie. Brief aan Boudewijn (1980), ook een roman, brengt de wijk tot leven waarin Van den Broeck als jongetje geleefd heeft; de namen en de huisnummers kloppen en mogen gecontroleerd worden. In zijn vorige roman, De beiaard en de dove man (2004) lijkt de hoofdpersoon nagenoeg samen te vallen met de schrijver en ook in De veilingmeester komt hij voor: de hoofdpersoon, de veilingmeester Bo van Dorselaer, bezoekt Van den Broeck in verband met een boek dat op het eerste gezicht erg lijkt op zijn debuut, De troonopvolger (1967), namelijk De troonopvolgster van Walda van den Brogel, dat ook een vergelijkbare afbeelding op het voorplat heeft. De veilingmeester is bezeten van het boek en wil de hele oplage van driehonderd exemplaren bezitten, om zo het raadsel op te lossen dat opgeroepen wordt door het colofon. In elk exemplaar staat namelijk aan wie het opgedragen is en aan die naam is een woord toegevoegd. Al die woorden samen zouden een tekst van driehonderd woorden kunnen vormen.

Vaardig schetst Van den Broeck hoe de veilingmeester zichzelf, zijn huwelijk en zijn veilinghuis te gronde dreigt te richten door de jacht op de laatste exemplaren van het geheimzinnige boek. Evenals in Brief aan Boudewijn en Het beleg van Laken (1985) blijkt Boudewijn, de overleden koning der Belgen, met de zaak te maken te hebben. Het is geen toeval dat de naam Bo naar Boudewijn verwijst en dat er personages rondlopen met namen als Regine en Princess. 

Allemaal heel aardig om te lezen, want Van den Broeck weet wel hoe je een plot in elkaar moet zetten en de lezer mee moet trekken door het boek heen, maar veel meer dan een goed in elkaar gezet verhaal is het niet: technisch goed gedaan, maar het raakt me allemaal nauwelijks. Vooral in de eerste helft van het boek kabbelt het verhaal maar zo'n beetje voort, wat overigens ook het geval is bij Van den Broecks vorige roman. Het wil daar maar niet meer dan een willekeurig verhaal worden, dat mij niet zijn noodzaak weet duidelijk te maken. 

Raffinement

Het spel met de verbeelding wordt in De veilingmeester wel met een zeker raffinement gespeeld. In de proloog zegt de hoofdpersoon al dat hij zich steeds meer als een personage gaat gedragen en aan het slot van het boek vraagt hij zich af of hij eigenlijk zelfs binnen de werkelijkheid van het boek wel bestaat. Als lezer heb je dan al een heel boek met hem meegemaakt, waarin je hem als behoorlijk werkelijk hebt ervaren, hoewel je wel wist dat je fictie las. Alweer: technisch niet veel op aan te merken, maar we kenden Quissama van F. Springer en Letter en geest van Frans Kellendonk al en daar voegt Van den Broeck niet zoveel nieuws aan toe. 

Het zou natuurlijk geheel in de lijn van het boek zijn als niet Walter van den Broeck de schrijver zou blijken te zijn, maar de veilingmeester Bo van Dorselaer. Zo iemand kun je een matig boek vergeven, maar van Van den Broeck mogen we meer verwachten.  

2 opmerkingen:

  1. Wat geheugen betreft heb ik het al een tijdje opgegeven. Heel jammer dat een boek waarvan ik tijdens het lezen enorm genoten heb, enkele maanden later niets meer weet. Het zij zo.
    (Maar verdrietig is het wel)

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Het betekent ook dat je goede boeken steeds weer kunt herlezen en er steeds weer van kunt genieten.

      Verwijderen