Archipel is veel directer autobiografisch dan Bourgonjes eerdere boeken. De schrijfster vertelt over de plaatsen waar ze verbleef en vaak waren dat eilanden in letterlijke zin en als ze dat niet waren, was er toch een soort afgeslotenheid: een eigen wereldje waarin ze zich staande moest houden. Maar wat hebben al die eilandjes met elkaar te maken? En hoe maak je daar een verhaal, een levensverhaal, van?
Texel
Fleur Bourgonje toog naar Texel (weer een eiland dus) om daar te schrijven aan dat verhaal.
Het liep anders. De stormnacht woei geen samenhangend verhaal aan maar een angst die ontaardde in de nachtmerrie die ik allang gedoofd waande: bij een natuurramp op een klein eiland in een grote zee zijn, losraken van een vasteland zonder terug aan wal te kunnen komen, geen reddingsboot, geen boei, geen uitgestoken hand in zicht, voorgoed gedoemd te dolen - tot ik badend in zweet wakker schrok.
Maar eilanden laten zich niet bijeendrijven. Niet de eilanden waarop de schrijfster verbleef, niet de eilanden die ze was. Al was dat wel het doel.
Mezelf wilde ik bijeen schrijven - zo ver ik kon, wilde en durfde - zodat er een innerlijk vasteland zou ontstaan na zeventig jaren van weggaan, terugkomen en opnieuw weggaan, vasthouden, loslaten en opnieuw willen vasthouden, van verzet - waar dan ook - tegen iedere vorm van repressie en vrijheidsberoving. De afstand tussen mijn eilanden wilde ik op Texel slechten. De scheuren helen. Mezelf als eenheid zien.
Als eilanden niet samen een vasteland kunnen vormen, kunnen ze nog wel een archipel zijn, eilanden die op een of andere manier bij elkaar horen. Dat lezen we in deze roman. We gaan met de schrijfster mee naar de eilanden in haar leven. De verbindende factor is steeds de ik-figuur, die dingen meeneemt, die dingen achterlaat.
Eilander
In Archipel wisselen scènes op Texel zich af met scènes uit het verleden. In de hoofdstukjes 'Eilander' zijn er korte gesprekken met de buren. De buurvrouw moet een paar dagen naar het ziekenhuis in verband met haar schouder. Haar man blijft dan op het eiland. Wat hun lot ook is, deze mensen schikken zich: 'Het is zoals het is.' Dat is tegengesteld aan hoe de schrijfster altijd geleefd heeft, met angsten en verlangens, voortgedreven naar andere plekken dan waar ze was.
Ik zou met de buurman willen ruilen.Mijn Montblanc met gouden pen zou ik zonder aarzelen ruilen tegen zijn roestige schoffel of hark, mijn herinnering aan een avontuur op een ver eiland tegen zijn scharrelende dagelijkse bezigheid op dit kleine erf en in deze symmetrisch aangelegde tuin, mijn bezwerende gedrag bij opkomende angst voor de grillen van mens, natuur en lot voor zijn laconieke aanvaarding van wat zich voordoet: 'het is niet anders, het is zoals het is.'Vandaag zou ik mijn buurman willen zijn.
Oereiland
Bourgonje begint bij de plaats waar ze geboren is, een boerderij die als een soort eiland in het groen lag. Daarna verhuisde het gezin naar de smederij in wat in Archipel 'Dorp A.' heet. Dit is het eiland dat ze zal moeten verlaten, waarna haar pad naar andere plaatsen zal gaan: Parijs, Chili, Argentinië, Venezuela, Cuba, Paaseiland, Tasmanië. Over al die plaatsen heeft ze geschreven en ze komen opnieuw terug in dit boek.
Soms reist ze terug naar plaatsen waar ze enkele decennia daarvoor was en dat is ook altijd een reis naar wie zijzelf toen was. Soms duiken er mensen uit het verleden op in het heden. Meestal alleen in haar verbeelding. De loop van iemand roept de herinnering aan iemand anders wakker, zoals ooit een oude glasblazer haar deed denken aan haar grootvader.
Die verbeelding van een opnieuw samenzijn is niet minder werkelijk dan de ontmoetingen in het verleden. Tijdens het schrijven vallen plaats en tijd weg. Alles ís er, hier en nu, ook als het van daar en toen is.
Erbij horen
Vaak gaat het bij Bourgonje om bij een groep of bij een persoon te horen. Of te kunnen leven alsof je bij een groep hoort.
We vormen een koor, een eenheid. Ik hoor erbij. Niet diep in mijn hart, daar ben ik alleen, maar in de vrachtauto en in de ruïne hoor ik erbij.
Al eerder in haar werk kwam de passage voor van de moeder die het kind buitensluit. Als het meisje zegt dat ze het bij de buren eigenlijk gezelliger vindt, pakt moeder haar koffertje en zet haar buiten de deur. Dat ze dan maar naar de buren gaat. Het kind staat op het donkere erf, helemaal alleen.
Als ik mij goed herinner komt dat voor het eerst voor in Oostenwind, koningskind (1997). Het gevoel een eiland te zijn was onontkoombaar. Maar in Archipel is er, jaren later, de toenadering tot de moeder, die het kind in haar armen wiegt, op het eiland Delos.
Je kunt zeggen dat dat maar verbeelding is of dat de schrijfster zichzelf geeft wat haar moeder haar niet gaf, maar dat maakt de ervaring en de toenadering niet minder werkelijk.
Vader
Voor zijn dood zocht vader zijn dochter op, elders in het huis. 'Mijn vader stierf in de grootst denkbare, sprakeloze eenzaamheid,' schrijft Bourgonje. Maar vader en dochter herkenden elkaar in die eenzaamheid.
Bij verrassing krijgt ze jaren later, aan de andere kant van de wereld, een brief te lezen waarin haar vader zich laat kennen. Hij schrijft dat hij ziek is en dat hij bang is. De woorden van de brief brengen vader alsnog dichtbij.
Prikkeldraad
In Stenen voor het begin (1987) vertelt de schrijfster dat een jongen (Gijs B.) haar haren in het prikkeldraad vlecht. In Archipel wordt duidelijk dat dat bij school was en dat het een groepje leerlingen was, die ze aanduidt met 'de Marmot, de Beer en de Bunzing'.
Ook dat is een oerervaring van buitengesloten worden. In Oostenwind, koningskind neemt de ik-figuur een besluit: ze neemt haar leven in eigen hand, ze zal verzet plegen, maar de eerdere ervaringen hebben zich vastgezet in haar. Ergens is er nog altijd dat donkere erf. En dat prikkeldraad.
Angst en geluk
Het drijft haar wel voort en de tegenhanger van de angst is het verlangen naar liefde. Die liefde komt in al haar werk terug. In Archipel schrijft ze dat ze op elk eiland af en toe overvallen werd door angst.
Het was een niet in woorden te vatten paniekgevoel. Een verlammend gevoel van existentiële eenzaamheid. Een niet gestild, misschien onstilbaar verlangen naar bescherming, koestering, veiligheid.
Maar er waren ook momenten, soms dagen, van geluk.
(...) een filosofisch getint, vrijheidslievend nomadegevoel. Dat het misschien een succesvolle bezwering van de angst en het ongestilde verlangen is geweest, maakt me niet uit. Waar het om ging was het gevoel, niet wat er aan ten grondslag lag.
Wie het werk van Fleur Bourgonje kent, herkent de plaatsen waarop eerdere romans en verhalen spelen: Spoorloos (1985), Araya (2001), Aurora Australis (2006), Stromboli (2007). Maar die kennis heb je niet nodig bij het lezen van Archipel.
Autobiografische roman
Weliswaar is Archipel een autobiografisch boek, maar de middelen die gebruikt zijn, zijn die van een roman. Vooral in de passages waarin mensen in de verbeelding aanwezig aan en, soms jaren na hun dood, het gesprek met de schrijfster aangaan. En altijd is er de stijl van Bourgonje. Haar zinnen hebben melodie, ze zingen, ze bezweren, ze voeren je mee. Daar heb ik wel een zwak voor.
Ontroerend is ook de nietsontziendheid waarmee ze zichzelf en anderen beziet, zonder hard te zijn. Er zit altijd iets van mildheid in wat ze schrijft, of misschien moeten we dat wel liefde noemen. Het lijkt alsof ze die voor anderen net iets makkelijker kan opbrengen dan voor zichzelf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten