Hoe lees je een verhalenbundel? Als een roman? Gewoon beginnen dus en pas stoppen als je het boek uit hebt. Maar een verhalenbundel kun je na een paar verhalen ook even wegleggen en het dan pas later weer oppakken. Dat is bij mij gebeurd bij Kinderen in verstand en in boosheid (1917) Het betekent wel dat de laatste verhalen me misschien wat helderder bijstaan dan de eerste.
Over Kinderen in verstand en in boosheid van Pieter Keuning hoorde ik pas in een interview met Hans Werkman dat ik eerder opnieuw op Bunt Blogt plaatste. Het interview vond plaats in 2000, ik plaatste het in 2023. In de inleiding schreef ik dat ik het boek van Keuning wel eens zou willen lezen. Dat is dus intussen gebeurd.
Boeren en arbeiders
Werkman vertelt in het interview dat het boek van Keuning zijn eerste ervaring met literatuur is. Hij zegt ook dat Keuning zich in het boek heeft willen wreken op het dorp Spijk, dat in het boek overigens Oldecate heet. Aan de ene kant heb je de boeren die zo'n beetje overal de baas zijn. In de gemeenteraad, de kerkenraad en het schoolbestuur. Aan de andere kant heb je de arbeiders die daar maar mee moeten omgaan. En daartussen bevindt zich de schoolmeester.
Pieter Keuning was de broer van Willem Keuning, die bekend zou worden als de dichter Willem de Mérode. Hun vader, Jan Keuning, was hoofd van de plaatselijke lagere school. Hij schreef artikelen in het door hem opgerichte blad De keuvelaar en romans. Daarin streed hij voor een betere positie van de arbeiders en dat heeft zoon Pieter ongetwijfeld beïnvloed.
Gronings
De verhalen in deze bundel spelen zich af in Oldecate (Spijk), waar veel dorpsbewoners Gronings spreken. Dat is soms wat lastig te volgen, maar ik denk dat de meeste lezers er wel uit komen. Ik heb indertijd de podcast over Ede Staal beluisterd, waarin ook veel in het Gronings gesproken wordt. Uiteindelijk luister je erdoorheen.
Kinderen in verstand en in boosheid is een bundel dorpsvertellingen. In het Oldecate dat Pieter Keuning schetst, vinden we vooral boeren, arbeiders en middenstanders. Dat er ook al industrie is (Spijk had toen een vlasfabriek), lezen we niet in de verhalen.
In het eerste verhaal 'Hoe Tamme Maathuis diaken werd', staat Tamme op het punt diaken te worden. Hij staat bekend als zuinig. Ooit heeft hij een huwelijk af laten ketsen omdat zijn toekomstige bruid te dure stoelen wilde hebben. Vooraf krijgt Tamme bezoek van een paar boeren, die hem uitleggen hoe de verhoudingen in de kerkenraad liggen.
"Joa, kiek, d'r binnen ien kerkeroad twei partijen. Dat wait ie krek zoo goud as ik, D'r binnen boeren ien en 'n poar arbaiders. Dei kerels hebben altied wat. 't Is heur nooit noar 't zin. Nou wollen ze d'r nog 'n arbaider ienhoalen moar dat is boeren nou mooi genog west. 't Wordt zoo ja altmoal gekhaid. Boeren mouten toch alles betoalen, is 't nait? As wie hand op buul hollen, ken d'r niks gebeuren. En nou hebben wie deurdreven, dat ie kannedoat worden binnen."
Kiesvereniging
Ook in de politiek proberen boeren hun dominante positie te handhaven. Rond 1900 had 49 procent van de mannen kiesrecht, in 1913, een paar jaar voordat het boek van Keuning verscheen, was dat opgelopen tot 65 procent (bron). Vrouwen mochten nog niet stemmen.
In het verhaal 'Van velerlei begeerten' vergadert de anti-revolutionaire kiesvereniging in een van de lokalen van de christelijke school. Er zijn boeren en arbeiders aanwezig, plus meester Jansma. Omdat er veel arbeiders op de vergadering zijn, wordt Kampstra gekozen, een arbeider. Maar als Kampstra overdag naar een vergadering van de gemeenteraad moet, weet gaat dan zijn daghuur betalen? vraagt een van de boeren. Men vindt dat hij maar moet bedanken.
Dat zou Kampstra misschien ook wel het liefst doen, maar dan krijgen ze weer een boer in de raad.
"Veurzitter, ik heb nait zegd dat boeren slechte mensken binnen. Moar 'n arbaider wait toch 't beste, wat veur arbaiders neudig is. En doarom kan ik nait bedanken. Luu hebben mie stemd en nou wait 'k wel, dat ik nog 'n haile bult leeren mout, moar 'n arbaider het net zoo goud 'n kop as 'n boer en mien kop ze' 'k bruuken."
Een dikke boer
Daarna stappen enkele boeren meteen op, onder wie boer Dijkenga, die nogal eens in de verhalen voorkomt. Hij is de boer bij wie Kampstra in dienst is. Als er een spotversje over hem verschijnt (Ik bin 'n boer, 'n dikke boer. / Doar is gain ain zo'n dikke), ontslaat hij Kampstra, die dus zwaar moet boeten voor zijn politieke avontuur. Gelukkig zijn er ook nog boeren die het hart op de goede plaats hebben zitten en Kampstra wordt aangenomen door Menkveld.
Keuning had al over hem verteld dat hij grijze, verstandige ogen had. 'Hoewel hij in zijn kleeding op en top een boer was, had hij iets fijns in 't gezicht, iets dat van hoogere beschaving getuigde en van groote verstandelijke gaven.'
Niet zo subtiel
Zo'n citaat laat meteen het bezwaar zien tegen de verhalen van Keuning. Subtiel is het allemaal niet. Er zijn mensen die deugen en die niet deugen, waarbij er natuurlijk wel eens eentje tussen zit die bij nader inzien meevalt. Maar iemand als Dijkenga is door alle verhalen heen een slechterik.
Keuning is wel een onderhoudende verteller en je krijgt een levendig beeld van de mensen in het dorp en hoe ze met elkaar omgaan. Mensen moeten zich zien staande te houden. Soms is het lastig om in je onderhoud te kunnen blijven voorzien en oude Siert kan niet blijven wonen in het huisje waarin hij zijn hele leven gewoond heeft.
Velen zijn orthodox christelijk en worstelen ook nog met hun zielenheil. Het is de mens immers gezet eenmaal de sterven en daarna volgt het oordeel. Maar om bekeerd te worden, moet men eerst zijn ellendige staat beseffen. Eerst ellende, dan pas verlossing en daarna dankbaarheid.
Nawoord
Achter in het Kinderen in verstand en in boosheid is een verhelderend nawoord opgenomen, van de hand van Hans Werkman. Hij schrijft daarin eerst over Pieter Keuning en zijn omgeving en daarna over deze verhalenbundel. De titel van de verhalenbundel is ontleend aan 1 Korinthe 14:20: 'Broeders, weest geen kinderen in het verstand, maar in de boosheid; wordt in het verstand volwassenen.'
Werkman heeft nog een mooie anekdote over het verhaal 'Ons gymnaosiast'. Een boerenzoon moet naar het gymnasium, hoewel hij daar geen zin in heeft. Hij brengt ook niks terecht van school. Pas aan het eind van het verhaal legt vader zich daarbij neer.
Een boer herkende zich en bood Keuning een geldbedrag aan voor het verwijderen van het verhaal. Dat gebeurde: in de volgende drukken ontbrak 'Ons gymnaosiast'. Toen Keuning in 1942 zestig jaar werd, vijfentwintig jaar na de eerste druk, verscheen de vijfde druk. Daar stond het verhaal weer in. Blijkbaar viel die vijfde druk buiten het contract.
Eigenlijk snap ik niet zo goed waar de boer zo'n ophef over maakt. In het begin van het verhaal speelt hij een kwalijker rol dan aan het eind. Uiteindelijk komt hij toch tot inzicht.Kinderen in verstand en in boosheid is een onderhoudende bundel. Keuning laat het vertelperspectief wel eens verspringen als dat beter voor hem uitkomt en zijn karaktertekening is niet altijd subtiel, maar de verhalen zijn nog heel aardig. Vooral geven ze een beeld van het grote standsverschil tussen boeren en arbeiders en ook hoe in die tijd aan dat verschil gemorreld wordt.
Een jaar na Kinderen in verstand en in boosheid verscheen van Keuning de roman Arbaidersmensken. Als ik die tegenkom in een kringloop, zal ik die ook maar meenemen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten