Hij werd uiteindelijk niet gerekend tot de grote drie, maar dat Wolkers in zijn tijd een toonaangevend schrijver was, is niet te ontkennen. Eind 1963 heeft hij zijn naam in de literatuur al aardig gevestigd. Hij publiceert dan Een roos van vlees, een jaar na zijn debuutroman Kort Amerikaans (waarvan intussen de achtste druk in de winkels ligt). Verder heeft hij de verhalenbundels Serpentina's petticoat (vijf drukken op dat moment) en Gesponnen suiker (zeven drukken binnen een jaar) gepubliceerd. Terug naar Oegstgeest, dat in 1964 zal verschijnen, wordt al aangekondigd.
Van Wolkers heb ik wel het een en ander gelezen. Kort Amerikaans natuurlijk, Terug naar Oegstgeest, Horrible tango, Turks fruit en ook werk dat wat later verscheen, zoals De junival, De doodshoofdvlinder en De perzik van onsterfelijkheid. En dan nog zo hier en daar een roman en wat verhalenbundels. Sommige boeken sloeg ik bewust over: Brandende liefde, Gifsla, omdat ik er niet zoveel vertrouwen in had en bij andere boeken kwam het er niet van. Een roos van vlees is een boek uit die laatste categorie.
Het boek interesseerde mij wel. Dat merkte ik onlangs toen ik zag dat ik de afgelopen jaren het tweemaal tweedehands had gekocht. Tijd om het onderhand eens te gaan lezen.
Het is alweer een tijdje geleden dat ik iets van Wolkers las. Ik denk dat Zomerhitte het laatste was en daardoor is het misschien ook een beetje weggezakt hoe goed Wolkers was. Ik ben van Een roos van vlees onder de indruk (wat niet wil zeggen dat ik alles in het boek goed vind).
Een etmaal uit het leven van Daniël
We maken in deze roman een etmaal mee uit het leven van Daniël, die een vrij troosteloze flat bewoont. Het is hartje winter en de kou houdt maar aan. Daniël gaat er 's ochtends op uit, probeert een vastgevroren waterhoentje te redden, legt een paar bezoeken af, helpt een oude vrouw wier fiets onderuit is gegleden en gaat weer naar huis. Intussen zit de lezer in het hoofd van Daniël, kijkt door zijn ogen, leest wat hij denkt.
Tien jaar geleden is een tweejarig dochtertje van Daniël omgekomen: ze zat boven in de wasbak terwijl haar ouders, Daniël en Sonja, beneden ruzie maakten. Of ze zelf de kraan van het hete water heeft aangezet, is niet helemaal duidelijk, maar in ieder geval heeft ze heet water over zich heen gekregen, waardoor ze gruwelijke brandwonden opliep. Daar is ze aan overleden.
Daniël en Sonja zijn nog wel bij elkaar gebleven en ze hebben ook nog andere kinderen gekregen, maar uiteindelijk konden ze hun relatie niet volhouden. Het doet me denken aan de thematiek van de film Antichrist (2009) van Lars von Trier. Die gaat ook over ouders die worstelen met een schuldgevoel na de dood van een zoontje.
De tocht die Daniël maakt, is indrukwekkend beschreven. Je ontkomt niet aan wat hij ziet, hoort en denkt. Je moet wel meeleven met de man die zo geobsedeerd door schuld en dood. Hij heeft zich als jongen afgezet tegen zijn christelijke vader. Door zijn grote bijbelkennis, schieten hem bij allerlei gelegenheden bijbelteksten te binnen.
Bezoek
In de loop van de dag krijgt hij drie keer bezoek: van zijn zoontje, van zijn ouders en van een meisje, Emmy, dat hij daarvoor nog niet kende. Hij zou met een vriendin naar een toneelstuk gaan, maar zij moet bij een terminaal zieke man blijven en daarom komt een vriendin van haar. Die brengt de nacht bij Daniël door. Ze vertelt hem onder andere over een abortus die ze heeft ondergaan.
De vriendin blijft bij een oude man, bij wie een kunstmatige anus is aangebracht, een zogeheten anus prae: 'Het ziet er vreemd uit. Afschuwelijk en mooi tegelijk. Het is rood en een beetje fluwelig. Het is net een bloem, een roos. Een roos van vlees.'
Daniël heeft veel last van een astma-achtige aandoening. Hij slikt hiervoor een opiumhoudend medicijn, waarvan hij veel meer neemt dan voorgeschreven is. Die aandoening zou psychisch kunnen zijn; Daniël ervaart niet meer de ruimte om te leven en om lief te hebben. Hij houdt nog van Sonja, maar kan niet meer met haar leven en eigenlijk zou hij Emmy moeten troosten, nadat ze haar verhaal verteld heeft, maar hij krijgt het niet voor elkaar. Hij kan alleen maar houden van een vrouw op het moment dat ze er al niet meer is.
Een roos van vlees is hecht gecomponeerd: alles hang met alles samen. Daniël en Emmy hebben allebei een kind verloren; Daniël kan het waterhoentje niet redden, zoals hij zijn kind niet heeft kunnen redden; het is winter, zoals het in het leven Daniël al jaren koud is. Ook Emmy wordt vergeleken met het waterhoentje: zij zit vastgevroren in haar verleden. Door het hele boek heen worden we geconfronteerd met dood en verval. Die opeenstapeling van ellende is benauwend, maar dat vind ik juist wel goed.
Dromen
Minder bevallen me de vele dromen in het boek, die allemaal symbolisch te duiden zijn. Het lijkt me een net te gemakkelijk middel en ook nog te vaak ingezet. Mogelijk zijn al die dromen een verwijzing naar de Bijbel. Niet de inhoud van de dromen, maar het feit dat er gedroomd wordt. De profeet Daniël treedt in de Bijbel op als uitlegger van dromen.
Maar de rest van het boek kan ik alleen maar bewonderen. Daniël doet enkele dingen die nagenoeg iedereen zullen tegenstaan. Zo zit er in zijn kast een nest met kale muisjes, die hij op een gegeven moment frituurt. Hij lijkt dat onaangedaan te doen, hoewel hij een dierenvriend is, zoals te zien is in de passage met het waterhoentje. Het gedoe met de muizen is een vorm van zelfkwelling. Dat gebeurt vaker. Zo vertelt hij Emmy dat hij een monsterachtig kind had, dat hij vermoord heeft. Het verhaal klopt niet, hij kwelt zichzelf met een beeld waarin hij voluit schuld heeft.
Daniël eindigt in de mist, uitkijkend naar de arts die hem moet helpen in zijn ademnood. Er is letterlijk geen uitzicht en er is ook geen zicht op redding. Na het drama in zijn leven is er eigenlijk geen toekomst meer.
Bijbelteksten
De bijbelteksten (het zijn er ruim dertig) zijn soms wat ironisch, maar ze zijn ook functioneel. Bij de muizen denkt Daniël 'bloed van mijn bloed': de muizen zijn namelijk gevoed met het bloed uit zakdoeken waarmee Daniël het bloeden van zijn neus heeft geprobeerd te stelpen. Door die bijbeltekst legt hij een verband met zijn kind, dat ook bloed van zijn bloed is. Van de muisjes is er mogelijk eentje ontkomen aan het lot van de verbranding. Zo brengt hij met terugwerkende kracht een kleine kans aan voor zijn eigen dochtertje om haar lot te ontkomen.
De God met wie Daniël is opgevoed, is een almachtige God, zonder wiens wil er geen mus van het dak valt. Dat maakt het onverteerbaar dat zijn dochtertje omgekomen is: blijkbaar heeft God het toegestaan. Daniël wil misschien wel dat er een God is die het leed voorkomt en dan zijn de bijbelteksten wellicht een voortdurend aanroepen van die God.
Alleen de muziek van Bach verzoent Daniël met het bestaan:
De mensen maken elkaar bij miljoenen af, denkt hij. Ze vreten elkaar levend op. Als er even iets misgaat moet zijn achterwerk dichtgenaaid worden, dan kan hij nog een paar maanden of een jaar zichzelf door zijn buik bevuilen. Maar deze muziek bestaat. Als ik hier lag met een plastic zak op mijn buik, zou het er niets toe doen, ik zou het vergeten. Ik heb een kindje onder de sneeuw liggen, maar die muziek houdt er rekening mee, die heeft ermee te maken. Naast die wereld van bloed bestaat een wereld van kristal. Het mag een schijnwereld zijn, een wereld die ineens kan optrekken als een damp. Die ophoudt als de grammofoon afslaat. Maar nu beleef ik de eeuwigheid, nu besta ik bijna niet meer.
Waarom ik zo lang gewacht heb met het lezen van Een roos van vlees kan ik maar moeilijk reconstrueren. In ieder geval heb ik daardoor wel deze mooie leeservaring op dit moment gehad. Misschien moet ik wat vaker iets van Wolkers gaan lezen. De meeste romans ken ik al, maar De walgvogel en De onverbiddelijke tijd nog niet. Maar ja, ik wil ook nog meer Vestdijk en meer Brakman en meer van nog meer schrijvers lezen.
Recensies
Toen Een roos van vlees uitkwam, kende iedereen Jan Wolkers. Van zijn boeken, maar ook van zijn toneelstukken en wellicht ook van het gedoe om zijn werk. Sommige christelijke lezers vonden zijn verhalen blasfemisch, enkelen vonden zijn taalgebruik banaal en om het verhaal De wet op het kleinbedrijf was reuring ontstaan. Dat laat ik nu even voor wat het is.
Trouw, 13 december 1963 |
Over het algemeen wordt de roman gunstig onthaald. Elke recensent signaleert hoe knap Wolkers het boek geschreven heeft. Alleen H.T.B. in De Waarheid van 13 februari 1964 is niet positief hij vindt het 'een prettig lezend, maar tamelijk eenzijdig en weinig diepgaand werk.' Hij vindt, gezien het eerdere werk van Wolkers, Een roos van vlees meer van hetzelfde.
Opstapeling van ellende
In Het vrije volk van 7 december noemt Alfred Kossmann, de roman 'een mislukking met uitstekende fragmenten.' Hij vindt dat Wolkers de ellende te veel opstapelt, waardoor het minder effect heeft. Daarom vindt hij de roman als geheel niet geslaagd, maar hij zegt er zoveel positiefs over, dat vooral de bewondering blijft hangen.
Algemeen Dagblad 4 september 1963 |
Worsteling
De worsteling met het verleden/de religie krijgt aandacht van Gabriël Smit (De Volkskrant) en W.L.M.E. van Leeuwen (Tubantia). Dat is voor de laatste de reden om Wolkers wel een rasschrijver te noemen maar nog geen groot schrijver.
Verschillende recensenten reageren bij voorbaat op het mogelijke verwijt dat het werk van Wolkers blasfemisch zou zijn of walgelijk. Dat doet bijvoorbeeld Jan Eleman in Amigoe di Curaçao. Hij schrijft dat de roman niet blasfemisch is dat hij zich de weerstand wel kan voorstellen: 'Een rotverhaal en een prachtverhaal. Wolkers' kijk op het leven is herhaaldelijk onfris en kwaadaardig.' Ook Eleman heeft zich verzet, maar de roman is zo goed, dat hij zich heeft laten meeslepen.
Interview
Vlak voordat Een roos van vlees verschijnt, wordt er een interview met Wolkers gepubliceerd in het Algemeen Dagblad. Hij zegt daarin dat niet, zoals velen denken, de lust aan de basis ligt van zijn werk, maar de angst voor de dood. In een aparte kolom wordt Wolkers voorgesteld door ene Dng. Wie dat is, weet ik niet. Hij zal al wel wat ouder zijn, want hij noemt Wolkers uitdrukkelijk als behorend bij 'de hedendaagse jeugd.' Het taalgebruik van de schrijver ('urinoirtaal') keurt hij af. De teneur van het stukje is dat zo'n talentvolle jongen dat toch niet nodig heeft.
Wolkers was in 1963 pas vijf jaar serieus bezig met het schrijven. Dat deed hij in de avonduren, overdag was hij bezig als beeldend kunstenaar. Vijf jaar later zou niemand meer om hem heen kunnen en wie nu Een roos van vlees leest, zal nog steeds erkennen dat Wolkers toch wel een heel goed schrijver was.
Leuk om deze boekbespreking te lezen. Ik heb dit boek in een dag gelezen terwijl ik met griep naast mijn moeder in het tweepersoonsbed van mijn ouders lag en ik het idee had dat ik spijbelde van school. Daar moet ik altijd aan denken als ik de titel van dit boek zie maar van de inhoud was ik zo goed als alles vergeten. Wellicht dat ik het nu zo'n ruim dertig jaar later nog wel eens wil herlezen.
BeantwoordenVerwijderen