Een week geleden stofte ik een recensie af van twee albums van Ellen ten Damme, deze week eentje van een cd van Broeder Dieleman. De bespreking verscheen in Liter 69, jaargang 16 2013.
In dat nummer werd er vooral aandacht besteed aan drie auteurs: Marcel Möring, Flannery O'Connor en Hester Knibbe. Maar ook een uitgebreid artikel over de bundel Eindaugustuswind van Willem Jan Otten.
Hoe ik aan Broeder Dieleman kwam, weet ik niet meer. Volgde ik hem op Facebook? Kwam een nummer van hem voor in De eigenwijze 30? Ik heb werkelijk geen idee.
Broeder Dieleman is intussen gestaag doorgegaan en hij heeft verschillende albums op zijn naam staan. Je vindt de titels op de Wikipediapagina.
De Schelde wordt de Jordaan
De muziek van Broeder Dieleman is kaal: geen bombastische arrangementen, maar meestal slechts één instrument (gitaar, banjo) dat de zang van de broeder begeleidt. Broeder Dieleman heeft daardoor voor mij veel weg van een troubadour. Hij brengt ons zijn teksten en de muziek is daarbij ondersteunend.
Broeder Dieleman komt uit Zeeuws-Vlaanderen, zingt in het Zeeuws en de setting van de liederen is die van het Zeeuwse platteland. De plaats wordt meestal aangeduid met ‘de polder’, een omgeving waarin de oogst van het land wordt gehaald, waar de reigers en de kiekendieven vliegen, waar we wilgen en vlierstruiken zien groeien.
Dat landschap is in zijn soberheid idyllisch. Broeder Dieleman heeft elementen die kunnen storen eruit geweerd. Zo is er nauwelijks geluid en zeker zijn er geen knetterende brommers of speakers waaruit muziek schalt. Je krijgt vooral beeld, waar je in stilte naar kunt kijken.
Het lijkt me een geïdealiseerd landschap, ergens uit het verleden. De oogst wordt niet met grote trekkers, maar met paarden binnengehaald en een boer die groet doordat hij stilstaat en zijn pet afdoet, kom je in 2013 ook niet vaak tegen.
Het lijkt Broeder Dieleman dan ook niet te gaan om het letterlijke landschap. Dat is wel het startpunt, en bij elk lied blijkt de liefde voor dat landschap, maar het krijgt een lading waardoor het zichzelf ontstijgt.
Het duidelijkst blijkt dat in het lied ‘Zilverspa’. Daarin delft een man een graf. Dat is een beeld dat vaker voorkomt op de cd en dat is niet zo vreemd; Broeder Dieleman was ooit zelf grafdelver. Zeven kilometer verder vaart er een schip over de Schelde, wat wel de Westerschelde zal zijn. Met de zilverspa in de hand gaat de man naar het strand: ‘Aan het einde van de weg / op het strand bluuv'n we staan / Er is een pad van licht op 't water / waarlangs dat schip moet gaan. / Wie kan er ooit snappen / wat je in de verte ziet / Wel hoor ik duzend engelen / Ze zingen je een lied.’
In het refrein hebben we dan al gehoord dat de Schelde de Jordaan wordt en we hebben ook al ‘het beloofde land’ voorbij horen komen. De Jordaan, een pad van licht, engelen, het beloofde land - dan moeten we wel aan de Bijbel denken. Niet voor niets vliegt er in het lied een pelikaan rond, een traditioneel symbool voor Christus. Voor mij riep het lied het beeld op van verwachting van het einde der tijden. Het lied eindigt met: ‘En ik zie dat je verdwient / waar het eerste licht nog schient / Alle tekens ooit gezien / kriegen waarde nu misschien.’
Ik zie de grafdelver daar staan, met zijn zilverspa in de hand, klaar voor de nieuwe aarde. Hij heeft de tekenen verstaan: de Schelde is voor hem de Jordaan geworden, de overkant het beloofde land, de vogels zijn engelen geworden. Het kan niet lang meer duren. Hij kijkt over het water, vol verwachting.
Dat einde der tijden is ook duidelijk aanwezig in ‘Polderevangelie’: ‘Ik wil d'r bie zien as de lucht ier opengaat / As de man mee zijn trompet bie 't kerkhof staat.’ In die tekst hangt het kwaad als mist over het land, maar degene die in het lied aangesproken wordt, loopt door alsof er niets aan de hand is: ‘Aan 't eind is er een beter oord’. Ook hier is er de verwachting van een betere wereld.
Die verwachting klinkt door in bijna alle liederen. Bijvoorbeeld in ‘Sneeuw’. Dat begint met het delven van ‘een mooi recht graf’ en daarna begint het wachten, ‘op wat de lucht op ons loslaat’.
Het komt als sneeuw, zingt onze Broeder en het zal alle kwaad bedekken. Alle ogen zullen het zien en al wat rood is, wordt wit. Daarin klinkt onmiskenbaar Jesaja 1 door, waarvan ik vers 18 citeer in de Statenvertaling: ‘al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol’. Daarop wordt dus gewacht: het uitwissen van het kwaad. ‘Rond de bocht ligt er genade’, zingt de Broeder in een ander lied.
In dat licht bezien is het opmerkelijk dat de cd Alles is ijdelheid heet. Uit de teksten spreekt juist niet de vergeefsheid van ons handelen op aarde, maar de verwachting van het mooie dat nog aan moet breken.
De hoop op iets beters is zo sterk dat die dicht bij zekerheid komt. Uit alle situaties blijkt hoop te peuren. In ‘Duzend veugels’ droomt de ik-figuur dat hij wakker wordt met kapotte handen: bloed aan zijn vingers, bot gebroken. Voor de meeste mensen zou dat iets zijn om bang van te worden, maar Broeder Dieleman zingt: ‘Noe is alles mogelijk / Ben ik nooit meer alleen / Noe is alles mogelijk / D'r hroeien boom'n deur me heen.’
Die hoop lijkt tegengesteld aan de wereld van de steile mannenbroeders waarin Broeder Dieleman is geworteld. Op de cd zijn ook fragmenten uit preken te horen. Een dominee met duidelijk Zeeuwse tongval spreekt het einde van de geloofsbelijdenis uit. In ‘Zingende bij beurte’ vraagt hij de gemeenteleden of ze dat ook wel eens hebben - dat ze hun hart er wel uit willen rukken. Voor mij is die wereld niet in de eerste plaats verbonden met hoop en met de verwachting van een betere wereld, maar met schuld en zondebesef.
Daaraan heeft de Broeder zich blijkbaar onttrokken. Hij spreekt over genade, hij is niet gericht op het kwaad, maar weet dat het kwaad moet wijken. In het laatste lied richt hij zich tot ‘Onze Lieve Vrouwe van de Polder’. Zo'n oecumenisch lied zal dominee niet goedgekeurd hebben.
Door de manier waarop Broeder Dieleman het zingt, horen we niet ‘Onzelievevrouwe’, maar Onze Lieve Vrouwe, waarbij het ‘lieve’ veel nadruk krijgt. Maria wordt gevraagd om het land te bewaren voor het water: ‘Moant de sturm tot stille / Houdt de golven in bedwang / Zurg da w'ier in vrede leven / En de kinders nooit meer bang.’
Voor mijn gevoel kan zo'n lied alleen maar gezongen worden door Broeder Dieleman, doordat het zo Zeeuws is. Eigenlijk geldt dat voor al deze liederen. Alles is ijdelheid is de eerste cd van Broeder Dieleman, maar hij heeft nu al een authentiek geluid. In zijn teksten roept hij een eigen wereld op, zodat je hem nooit met een andere artiest zult verwarren. Ik ben benieuwd in welke richting de Broeder zich zal ontwikkelen. Net als de figuren in de teksten ben ik vol verwachting: er komen zeven nieuwe jaren. ‘Ik ruuk citroen'n in de wind.’
Broeder Dieleman, Alles is ijdelheid. Beep! Beep! Back up the Truck 2012, €12,00. Opnieuw uitgekomen in 2013 bij Snowstar records.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten