woensdag 17 september 2025

De kat in den boom (Marnix Gijsen)

Leest iemand nog wel eens een werk van Marnix Gijsen (1899 - 1084)? Op de middelbare school las ik Joachim van Babylon (1947) en dat vond ik heel aardig. Ik weet nog ongeveer waarover het ging (Suzanna en de ouderlingen), maar ik heb er geen heel scherpe herinneringen aan. 

Aan het begin van de jaren tachtig las ik, vermoedelijk kort na elkaar, de roman Klaaglied om Agnes (1951) en de verhalenbundel De diaspora (1961). Van beide boeken was ik nogal onder de indruk. Klaaglied om Agnes is zonder twijfel de bekendste roman van Gijsen en De diaspora was waarschijnlijk toen ik het las net herdrukt: ik las een nieuwe uitgave. 

In 1978 schreef Gijsen het Boekenweekgeschenk Overkomst dringend gewenst, maar ik vermoed dat ik het pas in de jaren tachtig las. Ik vond het ronduit slecht en daarna heb ik jarenlang niets van Gijsen gelezen. 

In 2022 (toch weer langer geleden dan ik mij herinnerde) las ik Telemachus in het dorp (1947). Niet onaardig, maar ook niet heel bijzonder. Ik schreef er hier over. 

En nu las ik De kat in den boom (1953). Gewoon omdat ik het boekje ergens in een kringloop zag. Het lag hier al een tijdje en het leek me wel iets voor tussendoor. Ik heb een uitgave uit 1966 in de reeks Meulenhoff Pockets. De zesde druk verscheen als pocket in 1962 en daarna was er elk jaar een herdruk. In 1966 kwam dus de tiende druk uit. 

De Novaks

'De kat zat in den boom en mauwde deerlijk'. Met deze zin begint de korte (bijna 160 bladzijden) roman. Alles begint met de kat die in de boom zit en er niet meer uit wil. Het is een heel gedoe om Nino uit de boom te krijgen, maar het lukt en de eigenaars, Peter van Blaren zijn vrouw Anna, haalt het beestje op bij de buren, de Novaks. 

De Van Blarens hebben trouwens nog twee andere katten, zijn beiden ver in de dertig, hebben geen kinderen en 'moeten werken voor hun brood'. De kat in de boom legt het contact met het echtpaar Novak, Ferenç en Eva, die uitgenodigd worden om een avondje langs te komen. 

Zo'n visite ontvangen is nog best een opgave:

Ik ben werkelijk geen gezellige prater als het mijn vak niet betreft. Anna is zwijgzaam van nature. 

Als het echtpaar Novak vertrokken is, heeft Peter het vermoeden dat er nog meer op komst is:

Ik had een voorgevoel dat het uit was met onze rust.  

Bij een tegenbezoek blijkt dat Ferenç kunstschilder is. Hij zal een portret van Peter maken en later ook van Anna. Peter voelt zich vernederd door het portret en hij zint op wraak. Er ontstaat een rivaliteit tussen hem en Ferenç, tenminste in Peters hoofd. Of die door zijn buurman ook zo ervaren wordt, is nog maar de vraag. 

Mannen en vrouwen

Ik vroeg me al snel af hoe serieus de schrijver zijn personage neemt. Peter heeft uitgesproken ideeën onder andere over de rol van vrouwen en mannen. Die komen in deze tijd potsierlijk over. Is dat wat Gijsen over wil dragen? Of zijn de opvattingen van Peter gangbaar in de jaren vijftig? 

Enkele citaten:

Het is een eeuwenoude overlevering dat de vrouw in huis den man zal dienen. Hij krijgt de gemakkelijkste stoel, het beste licht; hij leest de krant éérst, hij wordt aan tafel nummer één en het beste bediend. Ik heb gezinnen gekend waar het andersom ging. Zulk een toestand heeft mij altijd geërgerd. 

Het is voor mij echter een uitgemaakte zaak dat een vrouw de kleinigheden opmerkt en niet, zoals een man, tot de kern van de dingen doordringt. 

Een vrouw betoont haar liefde doordat zij haar man het practisch bestaan gemakkelijk maakt. In den beginne aanvaard je dat met ontroering. Doch er komt spoedig een ogenblik dat je denkt: de vrouw zou misschien ook wel genoegen beleven aan het beste stuk vlees of aan de mooiste sinaasappel. Dan begin je haar de beste brokken op te dringen, al verlang je er uit gewoonte zelf naar. Eerst weigert zij, daarna aanvaardt ze alles geredelijk. Als je het dan op zekere dag vergeet aan te bieden, wordt ze lastig en dàn ben je een egoïst. 

Wil Gijsen laten zien dat Peter een man is met vastgeroeste ideeën? Hij werkt 'op het bureel van de scheepvaartlijn' en dat is ongetwijfeld niet het meest spannende baantje. Is Ferenç als kuntschilder veel avontuurlijker en daardoor aantrekkelijke voor Anna? Of bestaat dat vermoeden alleen maar in het hoofd van Peter?

Uiteindelijk komt Ferenç ten val. Tenminste in de ogen van Peter. Maar waarschijnlijk heeft hij in zijn hoofd de zaak veel groter gemaakt dan die in werkelijkheid is. Zoals hij ook het simpele feit dat er een kat uit de boom gered moest worden opgeblazen heeft tot een competitie met zijn buurman. 

Je zou ook kunnen zeggen dat Peter zich dan pas laat kennen. Dat dan pas duidelijk is hoe ver hij de zaak doorgedreven heeft. 

Vredig

Uiteindelijk eindigt het boek vredig, als alles achter de rug is. De vredigheid blijkt ook uit de aanwezigheid van de drie katten: Nino, Michel en de dikke bakker. Maar ook de verhouding tussen Anna en Peter is terug naar hoe Peter die graag ziet: de dienende vrouw en de man die bediend wordt. Met ogen van nu kun je dat niet zonder ironie lezen, maar ik vraag me af hoe ironisch het bedoeld is. 

Ik trad binnen en daar stond Michel, de lieve dwerg mij aan te staren met zijn wijde lichte ogen, Nino hief het hoofd op van de kast waarop hij lui uitgespreid lag en vanuit de keuken waggelde de dikke bakker aan. Ik bleef stilstaan op de drempel van de voorkamer. Ze was, zoals altijd, volkomen ordelijk. Anna had mijn pantoffels vóór mijn liefste stoel klaargezet. Zelfs het weekblad dat ik regelmatig lees had zij op het tafeltje naast de fauteuil gereed gelegd. Het huis was stil. Er was niets gebeurd. 

Zou Marnix Gijsen in Peter van Blaren een soort zelfportret geschetst hebben? Het valt me op dat het dorp in Telemachus in het dorp Blaren heet en je zou dat boekje ook als een afrekening met het dorp uit zijn jeugd kunnen lezen. Mocht Gijsen model gestaan hebben voor Peter, dan moet er toch wel ironie in het spel zijn. Dat hoop ik tenminste. 

1 opmerking:

  1. Hoi Teunis, ik heb op de middelbare school "Klaaglied om Agnes" gelezen. Er staat mij helemaal niets meer van bij, behalve dat ik er werkelijk niets aan vond. Een uitspraak van een recensent staat mij bij. Hij zei dat ieder nieuw boek van Marnix Gijsen nog slechter was dan zijn vorige. Ik ga in ieder geval niets meer van hem lezen. Groetjes, Erik

    BeantwoordenVerwijderen