vrijdag 12 september 2025

Afgestoft: Durf jij? / Het regende zon (Ellen ten Damme)

Aan het blad Liter heb ik niet alleen bijgedragen met interviews en recensies van romans en dichtbundels, maar af en toe schreef ik ook over Nederlandstalige muziek. Zo besprak ik twee albums van Ellen ten Damme, in Liter jaargang 16, nummer 69 (maart 2013). 

Later zou ik nog een album van Broeder Dieleman bespreken. Dat stukje houd je nog van me tegoed. 



Dat de dingen nu eenmaal


Veel Nederlandstalige teksten van liedjes of liederen zijn ronduit slecht. Dat verhindert niet dat die liedjes hits worden. Het is mooi dat Marco Borsato, Acda & De Munnik, Gers Pardoel en Veldhuis & Kemper zich in het Nederlands uitdrukken, maar het zou nog mooier zijn als zij ook goede teksten hadden gekozen.

In 1976 verscheen ter gelegenheid van de Boekenweek de langspeelplaat Zing je moerstaal, waarvoor heuse schrijvers teksten leverden. Gerrit Komrij bijvoorbeeld, wiens ‘Kinderballade’ door Boudewijn de Groot gezongen werd. En verder waren er teksten van onder meer Harry Mulisch, Judith Herzberg, Jan Kal, Simon Carmiggelt, Bert Schierbeek en C. Buddingh', uitgevoerd door popgroepen als Kayak, Lucifer, Earth & Fire en Focus, die daarvoor en daarna uitsluitend in het Engels zongen. In de decennia daarna dreven de poëzie en de popmuziek weer uit elkaar; er waren maar weinig dichters die ook liedteksten schreven.

Het was daarom een verrassing dat Ellen ten Damme in 2009 de cd Durf jij? op de markt bracht, met elf liedteksten van Ilja Leonard Pfeijffer (en eentje van R. Berlijn). Het zal misschien voor beiden wennen geweest zijn; Ten Damme had voornamelijk in het Engels en het Duits gezongen en Pfeijffer schreef romans, essays en gedichten.

Het titellied begint met een paradox: ‘Als ik de dorst drink van het wachten’ en er zit ook iets licht paradoxaals in ‘als ik de honger leer verbijten’. Aan het eind komt de dichter erop terug: ‘als dorst en honger zijn gestild’, waarmee de tekst rond wordt gemaakt. Halverwege staat wel een cliché (‘angstig rillend als een kind’), maar verder is het een aardige liedtekst.

De clichés duiken ook in andere teksten hier en daar op: ‘en werd je in mijn handen zacht als was’, maar veel zijn het er niet en misschien zijn ze in liedteksten vergeeflijker dan in gedichten: na één keer luisteren moet een tekst immers duidelijk zijn en duidelijk zijn clichés altijd. Alleen is de zeggingskracht vaak mager.

Naast het nummer ‘Durf jij?’ werd vooral ‘Bang om rijk te worden’ bekend. Het is een toegankelijk, humoristisch lied met zinnen als ‘Ik ben niet bang voor treurig promillage’ en ‘Ik ben bang om rijk te worden / met couture in plaats van kleren’. ‘Bang om rijk te worden’ is een opsommerig liedje en dat schrijft vrij gemakkelijk: je hebt een stramien en vervolgens kun je zo'n beetje alles invullen wat inhoudelijk past. Toon Hermans werkte ook op die manier toen hij ‘De appels op de tafelsprei’ schreef. Een strofe uit de tekst van Pfeijffer: ‘Ik ben niet bang voor goulash van de Aldi. / Ik ben niet bang voor nachtelijk gezever. / Ik ben niet bang voor negatieve saldi. / Ik ben niet bang voor Albert Heijn jenever.’ De eerste regel vind ik geslaagd. De tweede lijkt ontstaan uit rijmdwang en valt een beetje buiten de rest van de strofe. De vierde regel voegt niets meer toe als we de goulash van de Aldi al gehad hebben. Dat had beter gekund.

Die paar gevallen van rijmdwang had Pfeijffer best kunnen oplossen. In een tekst waarin bijvoorbeeld een pinpas en een laptop voorkomen, past een archaïsch woord als ‘vergaarde’ niet, maar de dichter had het blijkbaar nodig als rijmwoord op ‘waarde’.

Ik kan mij voorstellen dat je als debuterend liedtekstenschrijver niet altijd kunt inschatten wat je nu wel en niet kunt maken in een liedtekst. ‘Ik moet nog zoveel leren’ heeft het volgende refrein: ‘En buiten is het winter, het is pijnlijk koud / Er wordt wanhopig bier besteld, geen mens is blij / Het is al laat, de klok is stout / De grap is oud, en iedereen komt door de deur behalve...’

Dat er op de puntjes niet ‘jij’ ingevuld wordt, vind ik wel mooi. De ‘jij’ ontbreekt namelijk en dat wordt onderstreept door hem ook nu niet te noemen. Maar aan het eind van het lied vult Pfeijffer het slotwoord alsnog in, waardoor het lied op het nadrukkelijke ‘jij’ eindigt.

In 2012 bracht Ellen ten Damme nog een cd uit met Nederlandstalig werk: Het regende zon. Het titelnummer is een bewerking van een gedicht van Remco Campert, ‘Denkend aan Jacques Prévert en Joseph Kosma’. Het is een mooi lied geworden en ondanks dat er een stuk van het oorspronkelijke gedicht weggelaten is, heb je het idee dat er recht gedaan is aan de tekst van Campert. Om helemaal zorgvuldig te zijn, heeft Ellen ten Damme ook nog het complete gedicht van Campert gezongen en toegevoegd aan de cd.

Het lied begint vrolijk: ‘Het regende zon / Die dag in het Noordstation // We omhelsden elkaar / Je zei dat je blij was / Ik wist waar de bus’. De ‘ik’ neemt de ‘jij’ mee en wijst hem de weg: ‘Waar je kon zetten je tas / En wassen je haar / En vragen wat nu’. Dat laatste regeltje brengt voorzichtig twijfel in het gedicht. Maar even later wordt ‘Het regende zon’ herhaald en lijkt er geen vuiltje aan de lucht. Zelfs als de omgeving waar de twee lopen het verval laat zien, denkt de ‘ik’: Ja, voor de omgeving, maar niet voor ons. ‘Later in straten / Vol afbraak en gaten / In Ménilmontant // Wou ik je wijzen / Op de tand der tijden / En hoe ons hart desondanks’.

Juist omdat de zon schijnt en het hart optimistisch is, komt de waarheid hard aan, al wordt die voorzichtig overgebracht: ‘Maar je kneep in mijn hand / En zei dat een ander / En dat de dingen nu eenmaal...’ De puntjes voegde Ten Damme toe en ook ‘En zei’, opdat de tekst ook op het eerste gehoor te volgen zou zijn. Aan het eind worden de beginregels herhaald: ‘Het regende zon / Die dag op het Noordstation / Toen je naar me toekwam’. Dezelfde regels, maar een heel ander gevoel. Prachtige tekst, mooi lied.

Verder zingt Ellen ten Damme op deze cd weer teksten van Ilja Leonard Pfeijffer (zes stuks), een korte tekst van Harry Mulisch en ook nog enkele teksten van eigen hand. Daar had iemand haar best een beetje bij mogen begeleiden. De luchtige tekst ‘Iedereen voor iedereen’ is nog acceptabel en ‘Ik lach, maar jij bent er niet’ is ook een aardige tekst. Maar ‘Je zei (een doodnormaal kloteverhaal)’ is ronduit zwak. Een strofe: ‘Je zei / Er is niets / Die Ander die is er niet / Ik zei / Dit is lelijk en ik haat dit / Die Ander / Ik geloof je niet’. Na zulke regels geloof ik het wel.

Pfeijffer heeft zich dus ten tweede male gewaagd aan liedteksten. Het openingslied ‘Verder, verder’ heeft wel wat zwakke zinnen: ‘Ik heb mijn hersens uit hun taak ontheven’, waar rijmdwang achter zal zitten, en: ‘Het enige dat ik aan mijn bestaan / Nog toevoeg is dat ik wanhopig schreeuw’, een erg omslachtige formulering. Ook staat er een lelijke tautologie in de tekst: ‘Maar desalniettemin schreeuw ik soms toch’. Daaraan bezondigde Pfeijffer zich op de vorige cd ook al: ‘zoals bijvoorbeeld’.

Net als op Durf jij? is er weer een opsommingsgedicht: ‘Je bent de dichter, ik gedicht / Je bent donker, ik ben licht / Je bent de plus, ik ben de min / Jij bent yang, ik ben yin’. Het klinkt altijd aardig, maar eigenlijk is het gewoon te gemakkelijk.

Een opmerkelijk stellingnemende tekst is ‘Pi-pa-polderland’: ‘Waar is gebleven, waar is gebleven / Mijn pi-pa-polderland / Waar ik kon leven, zo blij kon leven / Met ti-ta-tolerantie / En milde zeurgarantie / Mijn pi-pa-polderland’. Het is een lied waarin met weemoed terugverlangd wordt naar het polderende, tolerante Nederland.

Op veel teksten is iets aan te merken. Zo is Pfeijffer erg gul met zijn bijvoeglijke naamwoorden: ‘Mijn zachte lieve vingers om de trekker / Van een fraai glimmend en ijskoud geweer’. De vingers zijn bovendien blijkbaar zo liefzacht dat je niet met één vinger de trekker kunt overhalen.

En toch. Toch kan ik met plezier naar de cd luisteren. Dat zal ongetwijfeld te maken hebben met de muziek, die bij alle nummers geschreven is door Ellen ten Damme, en door de uitvoering. Ten Damme brengt de nummers namelijk zo overtuigend, dat de intentie overkomt. Verder zijn de teksten van Pfeijffer altijd nog beter dan die van veel andere liedtekstenschrijvers. En alleen al de teksten van Campert en Mulisch rechtvaardigen de aankoop van de cd. De tekst van Mulisch is maar vier regels lang: ‘Het gras waarop wij lagen / Heeft zich allang opgericht / Het gras buigt onder de vlagen / Het gras waaronder jij ligt.’ En dan ook nog gezongen door Ellen ten Damme. Weelde!


Ellen ten Damme, Durf jij? CNR entertainment 2009, €9,99.
Ellen ten Damme, Het regende zon. CNR entertainment 2012, €17,99.



Eerder schreef ik over: 

1 opmerking:

  1. Hoi Teunis, jij noemt een paar zangers die je slecht vindt. Maar er is ook veel moois aan Nederlandstalige liedteksten. Een kleine opsomming van zangers (en zangeressen) met mooie liedjes:
    Wim Sonneveld, Ramses Shaffy en Liesbeth List, Boudewijn de Groot, Kees van Kooten en Wim de Bie, Joop Visser, Drs P., Hans Dorresteijn, Nynke Laverman (in het Fries) en Willem Vermandere (die in sappig West-Vlaams zingt). En dit zijn alleen nog maar mijn persoonlijke favorieten, het zijn er vast veel meer. Groetjes, Erik

    BeantwoordenVerwijderen