Van het boek Oever, van Ludwig Volbeda, tik ik de tekst op de achterflap over, met een kleine verandering.
Jip heeft een opdracht van school voor de meivakantie: teken een zelfportret. Dat zou simpel moeten zijn voor iemand die zo goed kan tekenen. Toch blijven Jips gedachten maar afdwalen. Naar de nieuwe leerling in de klas, naar meikevers en vuurvliegjes, naar het feest komende vrijdag, en vooral naar de jongen die Jips wereld voor eens en voor altijd veranderde: Oever.
In de oorspronkelijke tekst staat niet 'leerling', maar wordt er verklapt of het een jongen of een meisje is en dat is eigenlijk zonde. Die nieuwe leerling wordt in het boek steeds aangesproken met 'jij' en of het een jong of een meisje betreft, is lange tijd niet duidelijk, zoals je ook van Jip niet weet of hij/zij een jongen of een meisje is. Om niet te veel te spoilen, wil ik dat in dit stukje ook in het midden laten en ik zal dus naar Jip verwijzen met hij/zij en hem/haar. Daarmee doe ik het verhaal misschien enigszins geweld aan, maar ik hou daarmee wel het mysterie in stand, de vraag wie Jip en de 'jij' nu zijn, wat een deel van het leesplezier vormt.
Het lijkt me ook niet gepast om Jip vast te pinnen op zijn/haar geslacht. Jip doet dat zelf ook niet.
Ik vind het niet erg dat ze het niet rechtstreeks aan mij vragen, ben je een jongen of een meisje.
Ik weet toch niet wat ik moet antwoorden.
Meestal weet je bij een jeugdboek wel meteen of de hoofdpersoon een jongen of een meisje is en dat beïnvloedt de manier van lezen. Dat merkte ik pas toen ik het bij dit boek lange tijd niet wist. Het geeft ook ruimte: je houdt alle mogelijkheden open.
Jip is een jaar of vijftien en moet voor school een zelfportret maken, maar dat lukt niet. Een zelfportret legt je vast en dat is juist het lastige voor Jip. Pas helemaal aan het eind van het boek lukt de tekening en dat betekent dat Jip een grote stap heeft gezet.
Tussen kwijt en bewaard
Bij Jip thuis staat er op het kastje naast de trap een kom, waar iedereen zijn huissleutels in legt, maar waar in de loop van tijd ook allerlei dingen in verzeild zijn geraakt. 'Dingen die tussen kwijt en bewaard in zitten.' Zo ziet Jip zichzelf ook een beetje.
Oever was op de basisschool Jips beste vriend, maar hij is uit het zicht verdwenen. Nog steeds denkt Jip aan hem terug.
Oever is mijn beste vriend. Was mijn beste vriend. Is. Was. Ik weet het niet.
Het leven
Oever en de jij zijn belangrijk in het leven van Jip. En ook het tekenen en de biologie. Niet voor niets staat voor op het boek een meikever. Jip wil bioloog worden, omdat de biologie het leven bestudeert. Iemand die bij Jip op de kamer komt (ik laat even in het midden wie dat is), ziet hij/zij als 'het leven'.
Jip heeft het gevoel dat hij/zij niet altijd deelneemt aan het leven, alsof er iets doods in hem/haar zit. Eigenlijk zou je het hele boek kunnen zien als een zoektocht naar dat leven, naar het voelen van dat leven, naar het meedoen met het leven.
Het boek is een reeks brieven aan de jij, de nieuwe leerling. In de brieven kan Jip helemaal eerlijk zijn, omdat hij/zij ervan uitgaat dat de brieven toch verbrand en dus nooit gelezen zullen worden. In het begin is er nog behoorlijk wat afstand tussen Jip en de 'jij', maar ze zullen beiden naar een feestje gaan en daar zouden ze dichter bij elkaar kunnen komen. Even lijkt het erop dat dat gaat lukken en dat dan de problemen over zijn, maar gelukkig neemt Volbeda geen genoegen met zo'n zoet slot. Toch eindigt Oever vol hoop. Dat is mooi gedaan.
Door het hele boek heen zijn er tekeningen van Jip opgenomen. Die tekeningen vormen een wezenlijk onderdeel van het verhaal. Oever is het debuut van Ludwig Volbeda, maar hij heeft al naam gemaakt als illustrator. Hieronder neem ik een link op naar een door hem geïllustreerd boek dat ik eerder besprak.
Intussen viert Oever triomfen: het is uitgeroepen tot regenboogboek van 2024 en het is bekroond met de Woutertje Pieterseprijs 2025. Hopelijk gaat Volbeda door met schrijven, want ik wil wel meer van hem lezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten