Ook nooit eerder gezien: Wat ik nog weet, van Annie M.G. Schmidt. Natuurlijk ken ik haar kinderboeken en haar gedichten voor kinderen en haar liedteksten. Ik heb ook proza van haar gelezen als Impressies van een simpele ziel. Maar ik wist niet dat Schmidt, zo rond haar tachtigste begon met het opschrijven van wat ze nog wist van haar jeugd. Ze publiceerde de stukjes in Het Parool onder de titel Wat ik nog weet.
Ik hou van dit soort boeken. Ik las bijvoorbeeld ook Toen ik nog jong was (1901) van Justus van Maurik, Amsterdam bij gaslicht (1949) van Maurits Dekker en Toen en nu (1957) van Annie Salomons. Natuurlijk omdat de auteurs mij interesseren, maar ook vanwege het tijdsbeeld, de wereld die opgeroepen wordt.
Eerste Wereldoorlog
Annie M.G. Schmidt (1911 - 1965) heeft bijvoorbeeld de Eerste Wereldoorlog nog meegemaakt. Nederland was daar niet actief bij betrokken, maar het leger was wel gemobiliseerd. Schmidt vertelt van het paardenvolk in haar dorp, Kapelle in Zeeland. Ze is jarig (1916) en krijgt dan een cadeautje van een majoor, door het open raam, vanaf zijn paard. Het is een poppenbadje met een popje.
In die tijd was er nog geen plastic. Dat realiseerde ik me pas toen ik het las. Popje en badje waren van celluloid. Daar had ik helemaal geen beeld bij.
Kinderboeken
Schmidt schrijft ook over de boeken uit haar jeugd. Met afschuw noemt ze de namen van de illustratoren Rie Cramer en Daan Hoeksema.
Ze vergiftigden sprookjesboeken, jeugdrubrieken en kindertijdschriften. Bij elke verjaardag kreeg ik prentenboeken van die twee. Waarom ik ze haatte, kon ik toen niet verklaren. Nu weet ik het: ze gaven geen lucht af, ze stonken noch geurden en ze lieten geen enkel deurtje open, ze sneden domweg iedere pas af. Precies zo levenloos, althans voor mij, waren de boeken van Schuil, die van Osselen-van Delden, van Osenburggen en al die reeksen boeken met zinnetjes als: 'Zij grapten tot de anderen zich bij hen voegden.'
Dan snap je ook wel dat Schmidt later heel andere kinderboeken geschreven heeft. De christelijke kinderboeken over ketters die verbrand werden was andere koek:
Er was ene Wijntje, die psalmen zong tot het laatste toe. Haar voeten waren al verkoold, heur haar was afgeschroeid, een laatste halleluja voordat het vuur het zakje buskruit op haar borst bereikte, een korte knal en haar ziel vlood in de armen van haar Heiland.
Ook avonturenboeken en de sprookjes van Andersen bekoorden de kleine Anna.
Prieel
Bij enkele herinneringen is het niet moeilijk om een verband te leggen met wat Schmidt later schreef. Bij het prieel in de tuin moet ik denken aan enkele passages in Het schaap Veronica en 'Ik zou je het liefste in een doosje willen doen' is een citaat van Annies moeder.
Moeder is tegendraads, net als Annie later zal zijn. Ze is getrouwd met een predikant en dat huwelijk loopt niet altijd even gemakkelijk.
Een paar weken geleden had hij een stoel in mekaar getrapt. Een nieuwe stoel die m'n moeder bij een uitverkoop gekocht had. Er was ruzie ontstaan over die aankoop, een ruzie die escaleerde, zoals alle ruzies tussen mijn ouders, totdat mijn vader met een ferme zwarte laars de stoel kapottrapte en riep: 'Dáár dan!'
Vleeskleurige kousen
Van de jaren twintig en dertig heb ik maar een vaag beeld. Nou ja ik ken de uitdrukking 'roaring twenties' en de jaren dertig associeer ik met crisis. Mijn vader vertelde wel dat er werkloze arbeiders aan de deur kwamen bij mijn opa om te vragen of hij nog een klus voor ze had. Of ze misschien de sloot mochten uitdiepen. 'We zullen het voor weinig doen.'Schmidt schetst de jaren twintig als een revolutionaire tijd:
De hele boze buitenwereld kwam naar binnen. Jazz, charleston, operettes, socialistische redevoeringen, feministische praatjes. De boerendochters trokken hun klederdracht uit en droegen rokjes tot boven de knie met daaronder vleeskleurige kousen. En dat laatste schokte de ouderen in ons dorp het meest. Die onbeschaamde vleselijke benen.
Die kousen komen ook nog ter sprake in het verhaal over Linda, die privé catechisatielessen van de dominee wilde. Die kreeg het benauwd van haar benen in vleeskleurige kousen, die ze over elkaar sloeg in zijn studeerkamer.
Au pair
In 1930 ging Annie als au pair naar Duitsland. Mussolini was in Italië al aan de macht. Naar de politieke achtergrond van de familie werd niet gevraagd en Annie, negentien jaar oud, was 'een oen', in haar eigen woorden. Ze komt wel in aanraking met antisemitisme en met een jongen die lid is van de Hitlerjugend. Voor de oorlog is ze weer terug in Nederland. Ze vindt dat ze, behalve taart bakken, niets geleerd heeft in Duitsland.
Verschillende verhalen die Schmidt in deze bundeling vertelt, zullen me nog wel een tijdje bijblijven. Bijvoorbeeld het pijnlijke verhaal, hoewel luchtig verteld, over de getrouwde predikanten van middelbare leeftijd die wel wilden musiceren met het jonge meisje Anna, dat piano speelde. Er was toen nog nog geen #metoo-beweging, jammer genoeg.
Toen kwam dominee A. Hij was een bangerd. Hij zong Schubert. Van hem had ik het voorwaar niet gedacht, maar het ging dezelfde kan op, al duurde het veel langer voor ik het merkte. Het was bij de Winterreise, dat hij door de mand viel.'Fremd bin ik eingezogen, fremd zieh ik wieder aus,' zong hij maar intussen waren zijn handen meer hinein dan heraus. En weer durfde ik niet te protesteren, nog minder te slaan. Te veel respect, voor den donder!
In Wat ik nog weet voert Schmidt ons naar een andere tijd. Maar het boekje bestaat ook uit gewoon goede verhalen. Goed van stijl, toegankelijk verteld. Maar ook de opbouw is puik. Aan de ene kant zijn het schakels in een ketting, ze zijn een deel van het verhaal, maar elk hoofdstuk is ook mooi rond gemaakt. Daardoor kun je de hoofdstukken ook lezen als verhalen die op zichzelf staan.
Mocht je Wat ik nog weet ergens zien liggen, neem het dan mee en lees het. Het is een onderhoudend boek en het toont maar weer eens aan dat Annie M.G. Schmidt in alle genres kon excelleren. Een aantal verhalen is te lezen op Google Books
Hieronder het stukje dat afgedrukt stond in Het Parool van 4 januari 1991:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten