donderdag 21 augustus 2025

Afgestoft: Het lied van Iram (Ivo van Orshoven)

Wat komt er nu weer onder het stof uit? Een recensie van Het lied van Iram, Een verhaal van verwachting (1987) van Ivo van Orshoven. Het stukje werd gepubliceerd in de zestiende jaargang van 't Kofschip, nr 3 (mei/juni 1988). In hetzelfde nummer stond ook mijn recensie van Een heilige van de horlogerie van Willem Frederik Hermans. 

Van Ivo van Orshoven had ik nog nooit gehoord toen ik Het lied van Iram thuisgestuurd kreeg. Ook later las ik nooit wat over hem en daarom zocht ik nu maar wat informatie op. Die vond ik op de site Schrijversgewijs. Daar lees ik dat Van Orshoven (1946 - 2000) al vijfentwintig jaar geleden overleed. Voor Het lied van Iram, zijn debuut, heeft hij de Emiel Vlieberghprijs ontvangen. Vliebergh was een centrale figuur in de katholieke Vlaamse beweging. 

Van Orshoven schreef ook nog Diplodocumenten (1988) en de verhalenbundel Guffa (1991). Verder schreef hij jeugdboeken. 

Onder mijn recensie schreef ik in potlood '23-12-87' en dat zal de datum zijn waarop de recensie op de post ging. Op 31 december stuurde ik de recensie van het boek van Hermans op. Het was een welbestede kerstvakantie. 



Een prenatale maatschappij

Geboren worden - het is ons allemaal overkomen en niemand van ons herinnert zich er nog wat van. Aan de eerste paar levensjaren heb ik trouwens ook nauwelijks herinneringen. Wat dacht ik toen? Hoe redeneerde ik? Ik kan het alleen maar raden. 

Nu is het best leuk om daar eens naar te raden. K. Schippers deed dat in het boek Eerste indrukken, waarin hij een driejarige haar memoires laat vertellen. Het aardige van dit boek is dat de peuter niet van buitenaf maar van binnenuit beschreven is. 

Ivo van Orshoven is nog een stap verder gegaan dan Schippers. Hij beschrijft het leven van de embryo Iram in Het lied van Iram. Ook Iram wordt van binnenuit beschreven, van het eerste begin, de versmelting van zaadcel en eicel, tot het einde, de geboorte. 

Iram voelt zich in zijn baarmoeder allerminst eenzaam. Al snel merkt hij dat andere embryo's in andere baarmoeders op een klankloze manier met hem in contact proberen te komen. Na verloop van tijd kan Iram zelf ook signalen uitzenden en kan hij met hen communiceren. 

Er blijkt een complete embryomaatschappij te bestaan, met een eigen regering (het Lichaam), een eigen wetenschapsafdeling, een eigen ordedienst, eigen wetten, een eigen geschiedenis en meer zaken die wij ook terugvinden in onze grote-mensenmaatschappij. 

Dit is natuurlijk een prachtige vondst van Van Orshoven. Hij kan zo steeds onnadrukkelijk en toch heel duidelijk parallellen aangeven tussen de embryomaatschappij en de onze. Als voorbeeld geef ik een stukje dat handelt over de voeding van de embryo's:
Er waren fijnproevers die elkaar receptjes doorspeelden en pochten op ongekende geneugten die ze bereid hadden. En er waren droogstoppels die beweerden dat er een verband bestond tussen voeding en gezondheid, en dat je om moeilijkheden vroeg als je zomaar at waar je zin in had. 
De grootste verschrikking voor de embryo's is het ouder worden. Als je eenmaal vingertjes gekregen hebt, tel je niet meer mee. Geen embryo praat dan nog met je. Met foetussen mag zelfs niet eens gesproken worden. Omdat zij geloven dat de uitstoting (de geboorte) niet het einde betekent, maar het begin is van een ander leven, vaardigde het Lichaam een communicatieverbod uit. 

Het ouder worden gaat ook met aftakelingsverschijnselen gepaard. Vlak voor de geboorte weten foetussen nog maar heel weinig van hun allereerste bestaan. Dat is er natuurlijk de oorzaak van dat wij ons niets meer van voor onze geboorte herinneren. 

Voor Het lied van Iram ontving Van Orshoven de Vlieberghprijs. Als reden voor die toekenning geeft de flaptekst vooral de keuze van het originele thema aan. Belangrijk lijkt mij vooral de manier waarop dat thema uitgewerkt is. 

Heel goed beschrijft Van Orshoven het hele groeiproces van Iram. Een van de fraaiste momenten daarin is het punt waarop Iram zich bewust wordt van zijn eigen hart. Verderop[ in het boek treffen we de spiegelpassage aan: als Iram zich bewust wordt van het moederhart. 

Een grote verdienste van Van Orshoven vind ik ook dat hij zijn prenatale maatschappij zo doordacht geconstrueerd heeft, dat zij volstrekt geloofwaardig is. De lezer heeft er geen enkele moeite mee om, binnen de fictie van het boek, deze maatschappij de accepteren. De parallellen met onze maatschappij zijn vaak verrassend en soms zelfs humoristisch. Bijvoorbeeld als er verteld wordt over de 'prenatalte depressie' waarmee de foetussen te kampen hebben. 

Het is alleen jammer dat Van Orshoven niet consequent het perspectief bij Iram gelegd heeft. Soms kan de verteller het niet laten er zelf iets tussendoor te zeggen. Ik geef een paar voorbeelden. 

- Over een conferentie van wetenschapsembryo's schrijft Van Orshoven:
Nu mag men zich deze Conferentie niet voorstellen zoals de Conferenties die wij kennen, met charmante hostesses in keurige mantelpakjes (...).
- Op een andere plaats lezen we:
Werken voor een tegenprestatie als geld is in de embryonale wereld natuurlijk uitgesloten. 
-  En weer ergens anders:
Het ontging Iram niet dat er zich ook aan hem veranderingen voltrokken. Hij had natuurlijk geen spiegels om zich te bekijken (...).
Dat de schrijver zich zo vaak laat verleiden tot deze terzijdes doet duchtig afbreuk aan het consequent de lezer mee laten leven met Iram. De lezer wordt op zulke momenten ineens buiten het verhaal gezet en wordt van deelnemer toeschouwer. Ik vind het jammer dat Van Orshoven, in een boek dat verder goed is, zulke steken laat vallen.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten