Eind vorig jaar maakte ik een lijstje van de beste boeken die ik dat jaar niet gelezen had. Eigenlijk is het een soort verlanglijstje en een aansporing aan mezelf: deze boeken zou ik eigenlijk moeten gaan lezen. Intussen heb ik al vier van de boeken uit dat lijstje af kunnen strepen en twee andere heb ik in huis en die liggen op de stapel.
Boven aan de lijst stond Briefwisseling 1968 - 1986 van Jeroen Brouwers en Geert van Oorschot. Daar had ik heel veel zin in en ik heb het mooie dikke boek (gebonden, twee leeslinten, stofomslag, bijna zeshonderd bladzijden) al snel gekocht.
Dat Brouwers goed was in brieven schrijven, wist ik. Ik las beide delen van Kroniek van een karakter, waarvan ik het eerste deel, De Achterhoek, recenseerde. Ik stofte het stukje onlangs af. Maar ook Geert van Oorschot was een epistolaire gigant. Toen ik, na het lezen van de briefwisseling tussen hem en Brouwers, nog wat verder zocht, vond ik zijn briefwisseling met Vasalis, zijn brieven aan Hermans en Brieven van een uitgever. Al die boeken zou ik graag lezen. Als ik ze tegenkom, koop ik ze.
Bekende uitgever, beginnende schrijver
De onderhavige briefwisseling begint in 1968. Geert van Oorschot (1909 - 1987) was al een bekend uitgever en Jeroen Brouwers was een beginnend schrijver. 1968 was het jaar dat zijn tweede verhalenbundel, De toteltuin, uitkwam. Eerder publiceerde hij de bundel Het mes op de keel (1964) en de roman Joris Ockeloen en het wachten (1967). Hij werkte als redacteur bij uitgeverij Manteau, waar Angèle Manteau moeite deed de zaak draaiende te houden. Verder had Brouwers te maken met Julien Weverbergh, over wie hij later het pamflet J. Weverbergh en ergher schreef. Het zou opgenomen worden in Mijn Vlaamse jaren (1978).
Van Oorschot heeft veel waardering voor Brouwers en stuurt hem verhalen die hij onder het pseudoniem R.J. Peskens zal publiceren. Brouwers geeft uitgebreid commentaar en hij krijgt ook reacties van Van Oorschot op wat hij hem voorlegt. Er is wat gehakketak over het wel of niet uitgeven van een boek van Brouwers door Van Oorschot. De laatste is aarzelend, omdat hij bang is dat ze dan een andere relatie krijgen, maar eigenlijk zou hij wel wat van Brouwers willen uitgeven. Brouwers vindt Van Oorschot te afhoudend en gaat naar de Arbeiderspers. Het geval zal nog verschillende keren terugkomen in de correspondentie, licht verwijtend.
Verschillende keren is er sprake van een bezoek van de een aan de ander, maar steeds komt er iets tussen. Als het dan wel tot een ontmoeting komt, is Weverbergh erbij, wat het niet gemakkelijker maakt. Van Oorschot zal er in een brief naar verwijzen:
Enfin, we hebben elkaar nu ontmoet. het was helaas geen succes. Een beetje beschamend wèl.
Over andere schrijvers
Natuurlijk gaan de brieven over literatuur. De beide briefschrijvers kunnen vrijuit tegen elkaar zeggen wat ze van andere schrijvers vinden. Brouwers is geïnteresseerd in de uitgaven van Van Oorschot en vraagt verschillende keren om boeken te sturen en die te verrekenen met honorarium dat Brouwers krijgt voor bijdragen aan Tirade. Op een van die lijstjes staan bijvoorbeeld boeken van A. Alberts, Anton Koolhaas en J. van Oudshoorn.
Alberts' werk kon Brouwers niet altijd bekoren:
die meneer A. Alberts schrijft al jaren veel en véél slechter dan pakweg Peter Andriesse, Eelke de Jong en Hester Albach bij elkaar.
Fens, Reve, Vestdijk
Voor wie heeft Brouwers dan wel waardering. Voor Kees Fens bijvoorbeeld, die negatief schreef over een boek van Brouwers, maar van wie hij wel veel geleerd heeft. Over Reve:
Ik zou hem graag hebben gesproken. Is in onze letteren Vestdijk (misschien) God de Vader en Hermans (misschien) God de Heilige Geest, G.K. is zéker God de Zoon.
Vestdijk (misschien) als God de vader. De waardering voor die schrijver komt vaker terug in de brieven:
Waarmee ik niet mijzelf op dezelfde lijn stel als Multatuli en Couperus. De grootste van allen, van Henryck van Veldeke tot LuijtersKooimanBiesheuvelVervoortVanKeulen en aanverwante zakkenwasssers en kuttenwissers, zal Vestdijk blijken te zijn. Dat was er een! Hoed af voor hem en ook broek omlaag, zodat men zich diep schame.
Druilerig klimaatje
Van de schrijvers die Brouwers waardeert, acht hij niet elk boek even geslaagd. Van Koolhaas vindt hij Vanwege een tere huid wel goed, Een nagel achter het behang niet. En hij ergert zich eraan als de mindere boeken toch geprezen worden door de recensenten.
Niemand durft te schrijven dat De taal der liefde een rotboek is, zoals ook De engelbewaarder een rotboek is, zoals ook Het jaar van de kreeft een rotboek is, zoals ook De toekomst van gisteren een rotboek is, en noem maar op. Van het Reve, Hermans, Claus, Mulisch, en ook Wolkers en dat soort lieden: hoeren van de laffe recensent. De recensenten: hoeren van de 'invloedrijke' schrijver. Wat een druilerig klimaatje! Waar kan ik schuilen tegen dit miezerig gedruppel.
Van Mulisch moet Van Oorschot niet zoveel hebben:
Mulisch is een aansteller en een bedrieger. Let op het volgende nummer van Tirade, waarin definitief met deze meneer wordt afgerekend.
Maar Brouwers waardeert veel werk van Mulisch en bekent zelfs: 'Ik ben bang van hem.'
Aan het begin van de briefwisseling werkt Brouwers nog bij Manteau, waar hij, volgens hemzelf, boeken van bijvoorbeeld Ward Ruyslinck, Jos Vandeloo en Jef Geeraerdts recht moet breien. Hij moet er een beetje fatsoenlijk Nederlands van maken.
Uiteindelijk wordt hij door Weverbergh ontslagen en wordt hij zelfstandig schrijver. Van Oorschot is uitgever, maar het lijkt erop dat hij zich liever gewijd zou hebben aan zijn schrijverschap. Het schrijven moet hij ertussendoor doen.
We volgend de ontwikkeling van het schrijverschap van Brouwers, dat aanvankelijk af en toe gepaard gaat met geklaag over een gebrek aan erkenning. Als Brouwers het literaire klimaat aan het eind van de jaren zeventig flink bekritiseert in De nieuwe Revisor komt dat terug in de brieven (want Van Oorschot geeft het uit), maar als er in 1981 ophef is over Bezonken rood is dat net in een periode waarin er maar weinig gewisseld zijn of in ieder geval zijn er weinig brieven uit die periode bewaard.
Persoonlijk
De briefwisseling gaat trouwens niet alleen over literatuur en over schrijven. Er komen ook persoonlijke zaken aan de orde, zoals de echtscheiding van Brouwers, de dood van de vrouw van Geer van Oorschot, maar ook hoe Van Oorschot als grootvader is.
Daartussendoor krijgen we zo af en toe een blik op wat er in Nederland gebeurt. In 1969 is er bijvoorbeeld de bezetting van het Maagdenhuis. Van Oorschot:
Gedonder ook in Amsterdam met studenten die links menen te zijn, en voor het overgrote deel alleen maar Marcuse-Mao-Castro-neuropaten zijn, die schreeuwen om demonstraties en 'inspraak', maar zich als terroristische anti-democraten ontpoppen.
Hoi Teunis, een mooie bespreking, maar ik ben niet zo geïnteresseerd in deze briefwisseling. Ik heb vrij weinig brievenboeken gelezen, een paar bundels van Gustave Flaubert in Privé-domein, een boek met een selectie van de brieven van Darwin en een uitgebreide selectie van de brieven van Tolstoi in het Engels. Maar er is één brievenboek dat mij na aan het hart ligt, het hartverwarmende "Charing Cross Road 84" met de briefwisseling tussen de Amerikaanse schrijfster Helene Hanff en de medewerkers van een antiquariaat in Londen: https://erikleest.blogspot.com/2021/10/helene-hanff-charing-cross-road-84.html. Het is maar een dun boekje, maar het is een unmitigated delight zoals de Engelsen dat zo mooi zeggen. Zeer, zeer aanbevolen door deze boekenworm. Groetjes, Erik
BeantwoordenVerwijderenDank voor de tip, boekenworm. Ik grijp niet zo vaak naar brievenboeken, maar eigenlijk vind ik ze meestal interessant.
Verwijderen