Dubbelbiografie
CD
Autobiografisch
Schrijnend en grappig
'Dit is wanhoop,' zei ik tegen mezelf. 'Dit is pas wanhoop.' Ik was twaalf jaar en verliefd. Maar mijn onvervulde smachten kon niet op tegen dit intense lijden van twee volwassenen, die streden tegen drie zitelementen.
'Ik bel die gore antisemiet op,' zei mijn vader ten slotte.
Stijl
Ik zit weer in Egmond aan Zee, 1951, ik ben acht. De opa van Uriël K. leest voor. Grijze leeuwachtige man in rieten badstoel. Wij kinderen in het lauwe zand. Tussen je vingers door. En de opa van Uriël K. maar voorlezen. Wat ging die d'r in op, zeg. Dat was niet mooi meer. Maar het was ook wel begrijpelijk: hij had het allemaal zelf geschreven. Kinderboek. Met beide handen het zachte zand opduwen. De stem van de opa van Uriël K. Strandgeluiden. Knietje van Uriël tegen het mijne. En dan nog de stem van de opa van Uriël K.
De gedichten bevielen me wat minder, al was het sonnet 'Soms loop ik 's nachts naar het Victorieplein' wel aardig. De titel van de bundel is eraan ontleend. In het gedicht wordt een jongetje die alles goed zou maken trouwens al wel gezien als 'iemand die nooit kon bestaan'. Het jongetje Ischa zou nooit goed kunnen maken wat zijn ouders was aangedaan.
De Dikke Man
In de korte stukjes die Ischa Meijer schreef in Het Parool komt hij steeds zelf voor, als De Dikke Man. Sommige van die stukjes bevatten jeugdherinneringen. Die sluiten aan bij de verhalen voor in het boek. Oorlog en het goed of fout zijn, speelt daarin een belangrijke rol. Maar misschien zijn juist die stukjes uitgekozen.
De Dikke Man is dan nog maar Het Dikke Jongetje. Hij heeft in een van de stukjes een armband voor een meisje gekocht op wie hij verliefd is. Haar ouders waren fout in de oorlog. Blij laat het meisje het armbandje aan haar moeder zien.
De verdrietige vrouw stak stuurs een gekloofde hand uit.'En dit heb ik van hem gekregen,' zei het meisje stralend.Ze toonde de armband om haar o, zo ranke pols.De verdrietige vrouw staarde er enige lange seconden naar en sprak vervolgens met wrange mond: 'Ja, dat kunnen zij zich permitteren.''Ik heb het maar gestolen, mevrouw,' wilde De Dikke Jongen zeggen. En: 'Wij zijn die rotoorlog ook niet zonder kleerscheuren doorgekomen, naar ik begrepen heb.'Maar hij zei niets.
Overlijden van ouders
'Ik had twee vaders,' fluisterde De Dikke Man, daar op die zolder, met die tabakspot in zijn handen. 'Twee vaders. En dat heb ik altijd geweten. De ene vader was het slachtoffer; het slachtoffer van zijn milieu, van de Duitsers, van zijn vrouw, van zijn kinderen, van de geleerden die wél hoogleraar waren geworden, ja, van iedereen. En de andere vader was de dader die zijn kinderen verschopte en zijn vrouw het leven zuur maakte en al zijn collega's bespotte en iedereen om zich heen verachtte en mij sloeg en vernederde en liet zitten met al mijn genegenheid en liefde en tederheid voor hem.'
In veel van de stukjes ontmoet De Dikke Man iemand. Er wordt veel gereageerd op het overlijden van zijn ouders. In hoeverre die ontmoetingen echt plaatsgevonden hebben, is niet meer na te gaan, neem ik aan. Ook in de stukjes van Carmiggelt is er vaak een man in een kroeg of bij een haringkraam die spontaan een verhaal begint op te hangen. In sommige gevallen verdenk ik Meijer ervan dat hij de personages laat buikspreken en dat ze afscheidingen zijn van hemzelf.
Structuur
De beste stukjes zijn nog steeds fris, maar het komt te vaak voor dat je het idee hebt dat ze op routine geschreven zijn en dat de glans er niet meer op zit. De structuur is vaak hetzelfde: iemand ontmoet De Dikke Man. De ander wordt getypeerd (bijvoorbeeld De Stevige Figuur, De Straffe Heer, De Droevige Jongeman, De Dame Van Het Tweedehandsboekwinkeltje), er wordt wat heen en weer gepraat en dan zijn er wat afsluitende zinnetjes ('En hij wiste zijn natte gezicht af', 'En hij genoot wederom met volle teugen van zowat de laatste warme dag', 'En liep, zonder verder een woord te zeggen, weg langs de grijzige gracht, waaraan de oude, oude gevels zich bijkans synagogaal verhieven.').
In de dialogen wordt de manier van praten getypeerd met neologismen als 'ademloosde', 'toonloosde', 'schorde', 'kortafde', 'vlakketoonde', 'heesde', 'drogekeelde'. Dat komt zo vaak voor, dat het een vervelend maniertje wordt. Vooral dat maniertje ging me tegenstaan.
In veel stukjes komt ook een soort gedichtje voor. Meestal voegt dat niet veel toe.
Waarschijnlijk zijn veel van de stukjes interessanter vanwege de link met het leven van Meijer dan vanwege de manier van schrijven. De beste kunnen nog goed mee, maar er zijn er te veel die de middelmaat niet ontstijgen en sommige zakken daaronder.
Er is nog een mooi nawoord van Connie Palmen, waarin Ischa Meijer ook getekend wordt in relatie tot zijn ouders.
Lang niet alles in Een jongetje dat alles goed zou maken is goed, maar het beste is nog steeds de moeite waard. Ik ben toch wel blij dat ik het gelezen heb. Meijer was een merkwaardige man met veel talenten. Het is goed dat hij niet vergeten wordt. Hier vind je links naar oude uitzendingen met Ischa Meijer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten