'Wat je van bloed weet is gebaseerd op mensen en gebeurtenissen uit mijn leven. Veel van de beschreven plekken bestaan echt, scènes en dialogen zijn uit het leven gegrepen, toch is het belangrijk te benadrukken dat het een roman betreft en dat de beschrijvingen van de mensen die erin voorkomen fictief zijn.'
Dat schrijft Philip Huff achter in de roman Wat je van bloed weet en dat maakt het meteen al lastig. Het is een roman en je moet het dus als een roman lezen, maar tegelijkertijd weet je dat veel dingen autobiografisch zijn. Als je iets zegt over de inhoud, zeg je misschien ook wel iets over het leven van de auteur.
Bij Een goede moeder van Jan van Mersbergen kwam ik er pas achteraf achter dat het boek een autobiografische achtergrond heeft. Daarom voelde ik me vrijer om daarover te schrijven. Had ik het vooraf geweten, dan had het misschien invloed gehad op de manier waarop ik het las.
Over De kleine blonde dood van Boudewijn Büch hield de auteur vol dat het autobiografisch was, wat het voor een deel ook zal zijn, maar een zoon heeft de Büch nooit gehad, zoals na zijn dood bleek. Bij Tralievader dacht iedereen dat Carl Friedman over haar vader schreef en dat ze Joods was. Ze heeft dat nooit beweerd, maar ze ontkende het ook niet. Net als bij Büch leek het een smet op het boek te werpen toen bleek dat de context anders was dan men dacht, terwijl het boek hetzelfde was gebleven.
Moeilijke jeugd
Wat je van bloed weet is een roman over een moeilijke jeugd. Het hele verhaal is in de jij-vorm verteld en de jij is de hoofdpersoon. Hij heeft een oudere zus (Emilie) en een jonger broertje (Alexander). De ouders zijn gewelddadig. Ze maken ruzie met elkaar en de kinderen zijn bepaald niet veilig.
Je moeder slaat jullie - in de auto, naast de auto, op de parkeerplaats, op het grindpad voor de deur, thuis. Met haar vlakke hand op de wang. Ze draagt veel ringen: een verlovingsring, een trouwring, een zegelring en een erfstuk van een of andere oudtante met allemaal kleine blauwe edelsteentjes. Soms draait ze haar ringen naar binnen. De steentjes en de behuizing halen je wangen open. Dat doet meer pijn dan de klap.
De hoofdpersoon is in het begin van het boek acht jaar oud, zijn broer is vier. De jij-figuur voelt zich heel erg verantwoordelijk voor Alex, maar hij moet soms ook zelf een goed heenkomen zoeken. En tegenover de buitenwereld moet hij ook nog de schijn ophouden dat hij in een gewoon gezin leeft.
Het verhaal beslaat meer dan twintig jaar, dus we maken de personen een hele tijd mee. Bij elk hoofdstuk is precies aangegeven in welke jaren het zich afspeelt. Zo volgen we de personen door de tijd. De kinderen worden groot en verlaten het huis, maar hun jeugd houdt invloed en ze kunnen het contact met de ouders niet ontlopen.
Positieve herinneringen
Voor het hoofdstuk staat steeds een kort gedeelte met een positieve herinnering. De stukjes vormen een tegenwicht met de hoofdstukken zelf, waarin veel ellende staat. Als de hoofdpersoon bij een psycholoog loopt zegt die:
'(...) Maar het lukt bijna altijd, een verhaal te maken van iets wat lang geleden is gebeurd. Want het kan natuurlijk niet dat de angst van een vierjarig kind je leven bepaalt. Daartoe zullen we hier en daar andere "herinneringen" terugplaatsen ter vervanging van je huidige herinneringen.'
Dat zullen die stukjes voor de hoofdstukken zijn. Maar het is de vraag of die gewerkt hebben.
Schuldgevoel
De hoofdpersoon voelt zich schuldig, omdat hij zijn broertje niet heeft kunnen beschermen. Dat staat in contrast met de ouders die helemaal geen schuldgevoel lijken te hebben. De vader heeft meer kritiek op zijn zoon dan op zichzelf en verdedigt zich verbaal agressief.
Alex wordt het allemaal te zwaar. Hij wordt voor een tijd opgenomen, waarbij zus en broer hun best doen om nabij te zijn en hem te helpen. De kinderen proberen een front te vormen tegen de ouders.
Wat je van bloed weet laat zien hoe funest zo'n gewelddadige jeugd doorwerkt. Ook als de ouders niet meer dagelijks in je leven zijn, zijn ze aanwezig in de manier waarop ze je hebben gekneed. Daar is niet aan te ontkomen. Maar je zult verder moeten.
Inzakken
In het begin ging ik gemakkelijk met het verhaal mee, maar verderop zakte het een paar keer in. De hoofdpersoon krijgt een relatie met een getrouwde vrouw, die uiteindelijk op niets uitloopt. Voor mijn gevoel hadden die bladzijden geschrapt kunnen worden, ook omdat ze niet altijd even goed geschreven zijn. Te nadrukkelijk mooischrijverij soms, te interessantdoenerig, voor mijn gevoel. Mijn aandacht dwaalde gemakkelijk af tijdens dat hoofdstuk.
Er zijn ook brieven van Alex uit IJsland. Die voegen ook niet veel toe. Gekabbel, hier en daar een opmerking die je misschien moet onthouden, maar te weinig om het hoofdstuk te rechtvaardigen. De aardigheid van het lezen wordt dan een stuk minder.
Autobiografie in de weg
Misschien zit hier de autobiografie wel in de weg. Echt gebeurd is geen excuus en een schrijver weet dat, maar als iets in het werkelijke leven gebeurd is, heb je wellicht het idee dat je het op zijn minst moet noemen, ook als het boek er niet beter van wordt. Jan Siebelink vertelde dat hij bij het schrijven van Knielen op een bed violen een briefje op zijn bureau had met 'Hem loslaten.' Maar als hij bij een interview een vraag kreeg over de hoofdpersoon van zijn boek, gaf hij een antwoord dat over zijn vader ging. Een strenge redacteur, die consequent het boek als roman beschouwt, had Huff hier op het spoor kunnen houden.
Ik vrees dat bij interviews over dit boek het vaak zal gaan over het leven van Philip Huff. Dat is voor hem belangrijk, maar voor de literatuur is alleen de roman belangrijk en de vraag of er van dat leven literatuur gemaakt is. Ik heb het idee dat dat niet het hele boek door gelukt is. Maar misschien geeft dat niet en moest dit boek er gewoon geschreven worden, net als Ik ga leven van Lale Gül. Als zo'n boek geschreven is, maakt het ruimte voor werk waar de auteur met iets meer afstand naar kan kijken. Laten we dus maar op dat volgende boek wachten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten