vrijdag 15 april 2022

Monterosso mon amour (Ilja Leonard Pfeijffer)



(Dit stukje had ik maandag al geschreven, maar ik moest er nog een keer doorheen. Een te vol hoofd belette me dat echter  meteen te doen. Er staat ook een stukje klaar over De slang en de speer, boek 2. Intussen heb ik het boekenweekessay ook gelezen en de strip Dominee De Heer, In den beginne...)


Het is Boekenweek! Het Boekenweekgeschenk is Monterosso mon amour, van Ilja Leonard Pfeijffer en het boekenweekessay (moet dat met een hoofdletter?) is geschreven door Marieke Lucas Rijneveld. 

Een Boekenweekgeschenk is voor een groot publiek en het is dus handig als het een beetje toegankelijk is. Tegelijkertijd dient het natuurlijk wel een goed boek te zijn. Dat laatste lukte helemaal niet bij in 2018 (Griet Op de Beeck) en eigenlijk ook niet in 2019 (Jan Siebelink) maar in 2020 (Annejet van der Zijl) en in 2021 (Hanna Bervoets) kwam de CPNB met geslaagde geschenkboekjes. 

Bibliotheekmoeder

Ook Monterosso mon amour is een goed boekje. Het beschrijft het verhaal van Carmen, medewerkster van de bibliotheek, die zichzelf wel eens bibliotheekmoeder noemt, al heeft ze nooit kinderen gekregen. Ze heeft haar leven lang meegereisd met haar man, diplomaat, die het nooit verder heeft kunnen brengen dan tweede man. 

In de Boekenweek komt Ilja Leonard Pfeijffer spreken in de bibliotheek. 
Hij is in vol ornaat gekomen, in een donker pak met krijtstreep, blinkende manchetknopen, barokke ringen, een stropdas die bij zijn sokken kleurt en een dasspeld met nepparelmoer. Hij ziet eruit als de directeur van de botsautootjes. 
Carmen was een klasgenootje van Pfeijffer en ze heeft zichzelf herkend in zijn autobiografische boek, waar ze, onder een andere naam, wordt opgevoerd als het mooiste meisje van de klas. 'Zij gaf schoolzwemmen zin.'

Eerste liefde

Pfeijffer spreekt onder meer over Monterosso en dat is de plaats waar Carmen haar eerste liefde beleefde en haar eerste zoen onder water kreeg, van Antonio. Zestien was ze en ze beloofde na de vakantie dat ze terug zou komen, maar dat heeft ze nooit gedaan. 

Ze wil dat nu alsnog doen en ze gaat een week naar Monterosso. Meteen wordt haar telefoon gestolen en dan breekt er ook nog een pandemie uit, zodat ze niet op de geplande tijd naar huis kan. Zal ze Antonio vinden? Ze trekt in bij Tiziana, die een B&B drijft en die wil wel meezoeken.

In Monterosso maakt Carmen kennis met Oronzo, een jongetje, dat door haar op een jaar of elf, twaalf geschat wordt. Verschillende keren lijkt die leeftijd niet te kloppen. Soms is het gedrag van Oronzo kinderlijker en als hij Carmen een keer uit het water trekt, lijkt hij ouder, want behoorlijk sterk. Carmen vervult een soort moederrol voor Oronzo, die bij zijn oma woont, maar die moet opgenomen worden in het ziekenhuis. 

Ouderschap speelt Monterosso mon amour verschillende keren een rol: Carmen heeft geen kinderen, Tiziana is moeder, maar heeft geen contact meer met haar dochter Giuliana en de ouders van Oronzo zijn overleden. Bij de ontknoping van het verhaal wordt het een en ander daarover uit de doeken gedaan. 

Verhalen vertellen

Behalve over ouderschap en over een eerste liefde gaat Monterosso mon amour ook over het vertellen van verhalen. Carmen heeft zo haar opvattingen over verhalen. Zo houdt ze niet van open eindes, die heeft ze in het werkelijke leven al genoeg, en ook niet van cliffhangers. Maar vlak voor de uitweiding hierover is er een cliffhanger, als Tiziana vertelt dat ze weet wie Antonio is. 

Ook zijn er verwijzingen naar literaire werken: De dood in Venetië, Liefde in tijden van cholera, het gedicht 'Tijd' van Vasalis, boeken van Pfeijffer en ik moest ook denken aan De tweede man van Doeschka Meijsing, maar waarschijnlijk is alleen de titel van toepassing. 

Als Boekenweekgeschenk lijkt me Monterosso mon amour zonder meer geslaagd: het zit goed in elkaar, het bevat een aardig verhaal en verwijst ook nog naar literatuur. Misschien is het aan het eind wel allemaal net te netjes afgehecht, maar ook dat is inhoudelijk te verklaren: Carmen houdt immers niet van een open einde en het slot is zeker met ironie geschreven, wat het wel te verteren maakt. 

Die ironie zit door het hele boek heen, bijvoorbeeld in de manier waarop Pfeijffer de schrijver Pfeijffer beschrijft. Allemaal heel aangenaam. Al mag Pfeijffer van mij binnenkort ook wel weer uitpakken met een dikke roman. 

Eerder schreef ik over andere romans van Ilja Leonard Pfeijffer:

Geen opmerkingen:

Een reactie posten