dinsdag 3 maart 2020

Cliënt E. Busken (Jeroen Brouwers)



In het bos van de literatuur staan bomen van verschillende dikte. Een van de woudreuzen is Jeroen Brouwers. Hij reikt hoger dan veel andere bomen en werpt zijn schaduw breed uit. Misschien moet je van zijn werk houden en misschien zijn er mensen die er geen connectie mee hebben, want Brouwers is een eigenzinnig schrijver met een uitgesproken stijl. Maar ik ben altijd blij met de boeken van Brouwers.

Over zijn vorige roman, Het hout, was ik enthousiast en dat ben ik ook over zijn nieuwe roman, Cliënt E. Busken. Meneer Busken zit in een verzorgingshuis. Hij heeft last van pijn in zijn rug en zit een groot deel van zijn tekst vastgegord in een rolstoel. Hij praat niet en sommigen denken dat hij doof is. Misschien is dat ook zo: hij schrikt van onverhoedse aanrakingen. Zijn handen trillen en hij is  incontinent.

In het hoofd

De buitenwereld kan meneer Busken alleen maar vanbuiten waarnemen, maar de lezer kruipt in zijn hoofd. Daar blijkt Busken iemand die mooi formuleert, die vol woede zit, die scherp observeert en die hoopt dat hij weggehaald zal worden. Uit het verzorgingshuis natuurlijk, maar eigenlijk ook uit het leven.

De opgeslotenheid zagen we vaker in het werk van Brouwers, bijvoorbeeld al in Zonsopgangen boven zee (1977) speelt zich bijna helemaal af in een lift en bij Joris Ockeloen en het wachten (1967) zit de lezer al steeds in het hoofd van de hoofdpersoon.

Soms lijkt Busken helder, maar al gauw kom je erachter dat er ook duisternis is. Zo weet hij zijn eigen voornaam niet en haalt hij woorden door elkaar. Soms moet de lezer dat concluderen: 'ik heb daar enige publicaties over op mijn naam gebracht, waaraan ik mijn internationale reparatie dank.' Soms merkt hij dat zelf: 'werkbesteld, gestellingwerkt, bewerkstelligd.' Of, zoals Busken het nog mooier uitdrukt:
Er wapperen lappen donker zeildoek voor mijn gedachten, het waait daar van zon naar schaduw, alsof ik steeds een andere bril opheb, met witte glazen, met zwarte, al heb ik nooit een bril gedragen, het is bij wijze van spreken, ik ben onrustig daar komt het van, dat gedwarrel van niks naar niks. 

Reputatie

Wat die internationale 'raparatie' (reputatie) van Busken is, wordt niet duidelijk, want hij maakt steeds een ander verhaal van zijn verleden. Hij zou cryptozoöloog geweest zijn, wijsgeer des vaderlands, hoogleraar cybernetica, hij zou voordrachten en televisie-optredens verzorgd hebben, hij zou vijf achtereenvolgende pausen gesproken hebben, hij zou in het leger strateeg bij de generale staf zijn geweest.

Uit zijn dossier blijkt ook niet wat zijn achtergrond is. Voor een deel zijn de formulieren door hemzelf ingevuld en de informatie geeft niet een eenduidig beeld.

Busken is ervan overtuigd dat hij zich nog steeds met belangrijk werk bezighoudt: hij schrijft, in code. De lezer vermoedt dat hij niet veel verder komt dan met kleurpotloden krassen op een wit vel. Ook hierbij komt het beeld dat Busken van zichzelf heeft waarschijnlijk niet overeen met de werkelijkheid.

Agressie

Er zit agressie in Busken, al blijkt dat niet uit hoe hij zich gedraagt. Geregeld denkt hij de wens dat hij een mes heeft. Een keer wil hij zelfs een mes om alles in brand te steken.

Tussendoor krijg je enkele jeugdherinneringen die zich voor een deel afspelen in een land waarvoor je, gezien Brouwers' biografie, bijna automatisch Nederlands-Indië invult. Er is ook een bruin meisje met wie hij optrekt en er is een meneer, die blijkbaar bij zijn moeder hoort.

Belangrijk in de herinneringen is een uitgebreide scène op een schip, waarschijnlijk op de reis van Indië naar Nederland. Het jongetje Busken probeert een blauw vlindertje redden. De vlinders strijken neer op het schip, maar worden daar door vogels weggepikt. Het jongetje bewaart een vlinder in zijn hand, maar een vlinder in een kinderhandje heeft niet zo veel kans om te overleven.

Ook in het heden komt zo'n vlinder voor; de Busken van nu heeft in het begin van het boek ook een vlinder in zijn hand. En misschien is Busken zelf wel zo'n vlinder, opgeborgen in de hand van de zorgverlening.

Genderneutraliteit

In de gedachten van Busken komt af en toe 'genderneutraliteit' voor: er zijn geen broeders en zusters meer, maar verzorgenden en verpleegkundigen. Je kunt aan hun kleding nauwelijks meer zien of het om een man of een vrouw gaat.

In de gedachten van Busken kan een vrouw transformeren in een man of zowel een man als een vrouw zijn. Het lijkt te verklaren uit het verleden van Busken. Hij was een jongetje, maar zijn moeder wilde liever een meisje en kleedde hem ook als een meisje.

Moeder

De verhouding met de moeder is ernstig verstoord. Dat is een thema dat in eerder werk van Brouwers ook al voorkomt. In Het verzonkene (1979) gaat het om de vroegste jeugdherinneringen, ook aan de moeder, die paradijselijk zijn. In Bezonken rood (1981) schrijft hij hoe het jongetje dat de hoofdpersoon is ophield van zijn moeder te houden. De uitgeteerde moeder die hij zag was niet meer de mooie moeder die hij zich herinnerde.

Toen hij na de oorlog naar een pensionaat moest, voelde hij zich door zijn moeder verraden, Ieder die het gelezen heeft, herinnert zich het moment dat moeder en zoon afscheid nemen en de voile die zich op de hoed van de moeder bevindt voor haar gezicht valt, als een traliewerk, waarmee de scheiding onderstreept wordt.

Busken heeft zijn plicht als zoon blijkbaar wel gedaan: hij heeft haar tot haar dood verzorgd, al heeft hij zich daar wel voor laten betalen. Toen moeder overleed, bleek het huis ernstig vervuild. Misschien was Busken toen al zo ver afgegleden dat hij eigenlijk niet meer voor zichzelf kon zorgen.

Nog even

En nu zit hij dus in het verzorgingshuis, met zijn brein dat steeds iets minder helder wordt. Zijn sigaretten zijn zo ongeveer op en juist die maakten zijn leven nog een beetje aangenaam. Aan het eind van het boek stelt hij zichzelf gerust:
Bedaar nu maar, E. Busken, word kalm en beheers je, het vindt nu echt heel spoedig plaats, het kan niet lang meer duren, het staat te gebeuren, het nadert. 
Nog even en hij kan de woede laten varen,  de verlossing is aanstaande. Het leven was al nooit een lolletje in het werk van Jeroen Brouwers en voor E. Busken is het dat ook niet. Toch is Cliënt E. Busken ook een humoristisch boek en het is ook een vitaal boek, want er zit in de observaties van Busken nog veel gedrevenheid en hij heeft zijn oordeel klaar over wat hij ziet en hoort.

Stijl

Het is Brouwers erg goed gelukt om de gedachtestroom weer te geven. Dat doet hij door zinnen aan elkaar te rijgen, door komma's weg te laten, door van de ene halve gedachte op de volgende over te gaan. De cadans van de zinnen is altijd goed, zodat je daarop gemakkelijk doorleest.

In de observaties van Busken krijgt de zorg er aardig van langs. De zorg in dit tehuis natuurlijk, maar misschien staat dat tehuis wel model voor meer. Zo beschrijft Brouwers hoe voor de patiënten (cliënten - nooit patiënten zeggen) het vlees al vooraf in blokjes in gesneden:
In de keuken, of misschien heeft meneer Vondel het al in zijn winkel gedaan, versnijdt men het vlees of zoiets tot blokjes en brokjes en zo wordt het de cliënt voorgezet, opdat deze het niet zelf hoeft te snijden en daar trouwens ook niet in zou slagen met zo'n nauwelijks gekarteld plastic kaboutermesje. Cliënt hoeft de keutel maar aan het kleutervorkje te prikken of op het poppenschepje te schuiven en naar de mond te heffen. Alle eetgerei is van gewichtloos plastic zodat, gelooft het dierentuinbestuur, het alhier gestationeerde volk er een ander noch zichzelf mee zou kunnen verwonden of vermoorden. Wat het bestuur zoal gelooft is nooit zwaarder dan pluis van de paardenbloem. Geef mij een scherp mes om mee te snijden, met tanden om mee te zagen, met een punt zodat ik ermee kan steken en het rechtstandig in het tafelblad rammen. 
Het citaat is langer geworden dan ik van plan was, maar toen ik aan het overtikken was, kon ik moeilijk stoppen. Zo gaat het ook met het lezen: wie eraan begint, gaat ermee door. Cliënt E. Busken is een boek om voor op te blijven.

Eerder schreef ik over:
Het hout
Feuilletons. Een selectie
Restletsels
Bittere bloemen

1 opmerking:

  1. Hoi Teunis, weer een mooie bespreking! Ik heb niet zoveel met de boeken van Jeroen Brouwers die ik heb gelezen, maar deze bespreking maakt nieuwsgierig. Wie weet? Groetjes, Erik

    BeantwoordenVerwijderen