zaterdag 2 maart 2013

Ezels, platsteken en wachtwoordkastjes


Foto: Thomas Bunt
In het dorp waarin ik opgroeide had alleen de familie Nijland een ezel. Soms hoorden we die balken. Het geluid deed me denken aan dat van een oude pomp. Als mijn broertje en ik ruzie hadden, riep een van ons soms: ‘Ge zij nog stommer as het pèrd van Nijland en dat is al een ezel!’ Verder speelde het dier in ons leven geen rol, geloof ik.

Een ezel was het symbool van domheid, zoals de docent Engels ons op de middelbare school ook leerde als wij de woorden donkey en monkey verwisseld hadden: ‘Jongens, denk eraan: een donkey is dom. Nooit meer vergeten’.

Hoe de ezel aan zijn reputatie gekomen is, weet ik niet. Volgens mij is er geen enkele aanwijzing dat het dier daadwerkelijk dom zou zijn. Het moet wel een intrigerend dier zijn, anders had Jasper Hulshoff  Pol zich er niet zo in verdiept. Hij maakte een hele serie portretten van ezels.

Hier hangen alleen maar schilderijen van jonge ezels. Bij een oppervlakkige beschouwing zijn die beestjes vooral schattig, zoals veel jonge dieren dat zijn. Wie langer bij de portretten stil staat, ziet meer dan schattigheid: de beesten hebben karakter en ze lijken ook een gemoedsgesteldheid weer te geven: van sikkeneurigheid tot tevredenheid.

Soms vult zo’n ezel van Hulshoff Pol het hele doek, een andere keer staat hij in het hoekje en is er veel ruimte om hem heen, die hem naar die hoek lijkt te dringen. De ene keer zijn er okertinten in het dier verwerkt, de andere keer is er rood gebruikt. Kortom, er is heel wat te zien in deze ezels.

Zoals gezegd: het zijn alleen maar jonge ezels, wat me doet denken aan het echtpaar dat op zondagmiddag ruzie maakte, maar besloot om toch maar hun gebruikelijke zondagse fietstochtje. te gaan maken. Zoontje bij vader achterop, moeder zwijgend ernaast. Als ze langs een weitje met ezels komen, roept het jongetje: ‘Kijk eens, papa! Die twee kleine ezeltjes staan helemaal tegen elkaar aan! Zijn die getrouwd?’ Waarop moeder antwoordt: ‘Alleen grote ezels trouwen, jongen.’

De ezels van Hulshoff Pol zijn jong en moeten dus wel ongetrouwd zijn. Vandaag hebt u een ‘meet and greet’ met hen.

Pauline Nijenhuis maakt werk waarop aardig wat geborduurd is. Dat zou aan mij wel besteed moeten zijn. Het handwerken bloeide in mijn familie. Op verjaardagen, waarbij de sigaretten in glaasjes op de tafels stonden, zaten er altijd wel een paar tantes te breien, mijn oma haakte kleedjes en spreien, en er werd flink geborduurd. Zo kun je de Nachtwacht leggen in een puzzel van drieduizend stukjes, maar je kunt hem ook borduren. In priegelig kleine kruissteekjes.

Ook ik heb mij wel aan de naaldkunst gewaagd. Ik kreeg een blok met kartonnen tekeningen, die je moest borduren. Ze waren met dikke lijnen opgezet, met hier en daar een punt op de lijn en daar moest dan je naald doorheen. Uiteindelijk werd elke lijn bedekt door een draadje wol. Ik heb het wel gedaan, maar het is nooit een hobby geworden.

Mijn tantes behoorden niet tot de vlotste types. Dat heeft er waarschijnlijk voor gezorgd dat borduren voor mij altijd iets truttigs gehouden heeft. Borduren zat voor mij in de hoek van de handtasjes waarin een rolletje pepermunt en een flesje eau de cologne opgeborgen waren.  

Maar toen had ik het werk van Pauline Nijenhuis nog niet gezien. Haar werk is namelijk helemaal niet truttig. Er zit zelfs enorm veel vaart in. De grote platsteken waarmee ze borduurt laten de snelheid zien waarmee het landschap aan je voorbijzoeft als je er in een auto doorheen rijdt. In sommige werken is de achteruitkijkspiegel van de auto nog te zien.

Die auto’s komen in meer werken terug. Bijvoorbeeld het werk waarin de auto met een rotvaart door het doek lijkt te rijden. Nog nooit zag ik een auto die zo letterlijk kon scheuren.

Ik vroeg mij af waarom ik het zo aangenaam vond om naar die auto te kijken. Het moet te maken hebben met de stripverhalen waarmee ik opgegroeid ben. De albums van Michel Vaillant bijvoorbeeld. Daar kwamen mooie racewagens in voor en als die over het circuit schoten stond er met grote, vette letters ‘Vrrroap!’ op het plaatje. Ook de heldere kleuren die Nijenhuis gebruikt, bijvoorbeeld het egale groen in haar landschappen, doen mij denken aan strips.

Nijenhuis speelt met plat en ruimtelijk. Er is een werk waarop je de rivier van je af ziet stromen. Je kijkt in de verte, het kunstwerk in, de ruimte in. Maar het blijft plat. Maar bijna aan de horizon staat een struik of een boom en die komt uit het platte vlak. Wat zo ongeveer het verst verwijderd is, komt daardoor het dichtst bij. Ook de struiken aan de overkant van de rivier, de kant die voor ons niet bereikbaar is, liggen op het platte vlak.

Bij de scheurende auto lijken de flarden van het linnen erbij te hangen, maar dat is juist allemaal tweedimensionaal. U zult het straks allemaal zien als u er met uw neus bovenop staat.

Gerlinde Habekotté moet wel een stoere vrouw zijn, dacht ik, toen ik gisteravond haar monumentale smeedwerken bekeek. Haar werk roept dat stoere ook wel op. Kijk maar eens hoe dik het metaal is in bijvoorbeeld haar ‘Open deur’.

Tegelijkertijd heeft haar werk iets luchtigs. De kronkelige uitsteeksels in sommige werken nemen de lege ruimte in beslag, omarmen de lucht en alle leegheid tussen het metaal doet volop mee.

Haar werk is daarmee tegelijkertijd stoer, luchtig, sierlijk en speels. Bovendien heeft het iets geheimzinnigs. Het raakt aan een werkelijkheid die niet de onze is. Een werkelijkheid waarin dingen mogelijk zijn die we niet meemaken in ons dagelijkse leven als we een halfje bruin halen, de hond uitlaten of de kliko aan de weg zetten.

Ik trof bijvoorbeeld vijf ‘wachtwoordkastjes’ aan, waarop letters en tekens staan, alsof het codes zijn. Wat gebeurt er als wij die codes kraken, als wij het juiste wachtwoord weten waarmee wij in de kastjes kunnen komen? In welke wereld komen we dan terecht? En als wij door de open deur gaan, welke werkelijkheid betreden we dan?

Habekotté legt het ons niet uit en dat maakt haar werk ook zo spannend. Er is gemompel en gefluister om haar beelden heen. Wat er precies is, weten we niet, maar er is meer dan we kunnen zien.

Ik moest denken aan een verhaal dat mijn moeder ooit vertelde. Haar opa had een klok met aan de bovenkant twee paardjes, in het hout uitgesneden. ‘Als de klok slaat en je kijkt niet, bewegen ze’, zei hij. Mijn moeder, een klein meisje nog, hield de paardjes scherp in de gaten. ‘Ze blijven stilstaan’, zei ze. ‘Dan heb je gekeken’, zei opa.

Met het werk van Gerlinde Habekotté is iets soortgelijks aan de hand. In het midden van de ruimte staat een ‘Gewervelde brug’. Ach ja, een brug, een bouwwerk. Maar hij rust op vier pootjes en als we even niet kijken, kunnen die pootjes zomaar gaan lopen en verandert de brug in een geheimzinnig dier, dat zich uitrekt en langzaam van de sokkel af stapt. Sterker nog, ik ben ervan overtuigd dat het gebeurt. Maar niet nu natuurlijk, nu iedereen kijkt.

En voor dat kijken wordt het onderhand wel tijd. We gaan de ezels van Jasper Hulshoff Pol begroeten, we gaan zien hoe op roerloze werken van Pauline Nijenhuis toch een landschap aan je voorbij kan flitsen en we stappen in de geheimzinnige wereld van Gerlinde Habekotté. De expositie is geopend.

(uitgesproken bij de opening van een expositie in De Kijkdoos in Bennekom)
Jasper Hulshoff Pol

Pauline Nijenhuis

Gerlinde Habekotté

Foto door Gerrit Jurg



Geen opmerkingen:

Een reactie posten