dinsdag 12 maart 2013

Schering en inslag



Dennis Gaens heeft zijn bundel Schering en inslag zorgvuldig geweven. Het eerste deel heet 'Draad', daarna volgen de delen 'Schering', 'Inslag' en 'Stof'. In de eerste gedichten worden vier portretten getekend: van Dani, Luuk, Lotte en Dave. Ze vormen, samen met de ik-figuur, een vriendengroepje. De 'ik' houdt zich in deze bundel overigens voornamelijk buiten beeld. Nou ja, hij wordt zelf niet beschreven, maar je krijgt natuurlijk wel de blik mee waarmee hij naar de anderen kijkt.

De vijf figuren zijn de losse draadjes uit het eerste deel, maar hun levenspaden kruisen elkaar en hun levens raken in de volgende delen met elkaar verweven. Je zou verwachten dat in het laatste deel, 'Stof', hun (ver)band het meest hecht is, maar dat is niet zo. Ze zijn elkaar in dat deel al een beetje kwijtgeraakt. In ieder geval verkeren ze niet meer in elkaars nabijheid.

Het vriendengroepje deed me een beetje denken aan de titaantjes van Nescio: de jongeren die over van alles ideeën hadden, die de hemel zouden bestormen, maar die uiteindelijk niet op konden stijgen doordat ze vastgehouden werden door de werkelijkheid.

Ook in de bundel van Gaens groeien de titaantjes niet uit tot reuzen. De een trekt weg en mailt later 'dat je van reizen weinig wijzer wordt. Je leert hooguit dat er, / waar ter wereld je ook komt, altijd wel kippen te vinden zijn.' De ander komt in een kliniek terecht. 'Het maakt deel uit van wat ze 'het proces' noemen'.

Waarschijnlijk het kortste zinnetje in de bundel is veelzeggend. De ik-figuur sms't: 'Ik zie je'. Dat blijkt wel uit deze bundel: de vier anderen zijn gezien. Met sympathie (of moet ik het liefde noemen?) bekijkt de ik de andere vier. Doordat hij de andere bekijkt lijkt hij een toeschouwer, iemand die een beetje op afstand blijft. Maar hij beschrijft de anderen met veel warmte.

Schering en inslag leest als een verhaal. Dat heeft te maken met de opbouw, maar ook met de toon waarop de gedichten geschreven zijn. Die komt in de buurt van de toon die in verhalend proza wordt aangeslagen. Bijvoorbeeld in het volgende gedicht.


zo jong komen we niet meer bij elkaar

In haar laatste dagen thuis gooide Dani alles uit het raam; omdat ze het daar
zelf te koud begon te vinden, wilde ze binnen plek hebben om rondjes door
de kamer te kunnen draaien.

Luuk is ook deze zomer niet teruggekomen. We kunnen alleen maar
hopen dat hij het halfrond is overgestoken en ergens in de zon zit. Tot hij
terugkomt blijven we hem indachtig sjekkies roken.

Lotte had alleen al in de eerste twee weken drie mobieltjes in de Waal
gegooid, omdat ze vreemde telefoontjes verwachtte. Ze droeg meer
vermommingen dan outfits die seizoen. Ze kocht een kaartje voor de trein
van 8.05 uur.

Dave at alleen nog bij zijn ouders en sukkelde elke avond in slaap voor de tv,
die de hele nacht reclames bleef herhalen. Hij zei dat zijn fiets stuk was. Ik
vroeg hem waarop hij wachtte, hij zei: 'een nieuw begin.'

Die verhalende toon werkt goed: je wilt de personages volgen en wilt weten wat er met hen gebeurt. Daar komt bij dat Gaens niet alleen goed is in het uitzetten van de grote lijnen. De kwaliteit van de bundel zit niet alleen in het geheel, maar ook in de afzonderlijke gedichten. In veel gedichten staan zinnen die raak zijn, die je bijblijven, die je wilt citeren.

De ik-figuur zegt bijvoorbeeld over zichzelf:

Ik ben altijd meer poster dan voorstelling geweest, meer omslag
dan binnenwerk.

Of deze passage:

Niemand die ik sprak kende haar naam, maar ze liep de kamers kapot alsof
ze hier al jaren kwam. Ze verdween voor een hele tijd in de allerachterste
kamer en even later zag ik haar uit een bezemkast komen. Het was alsof ze
het appartement over haar jurk had getrokken en alles als een sleep achter
zich meenam.

Midden in de bundel, aan het eind van het deel 'Schering', staat het gedicht dat aangeeft hoe groot de plannen zijn van de titaantjes:


met vertrouwen, vrienden en hamers

Komende zomer doen we dat anders.

De dresscode: kleren die kapot kunnen, stevige schoenen, vieze handen
en een riem waaraan een hamer hangt. We halen hout (massaal en in alle
maten), klimmen in ladders en leggen verlengkabels van de radio's naar de
aggregaten. Gesprekken staken we tot 's avonds - met je mond vol spijkers
is het lastig praten.

Die drie maanden vallen we samen met de splinters in onze vingers, de
schaafwonden op onze schenen, de blaren op onze handen en een handvol
gebroken benen - met alles op onze namen na.

Dit ding gaat groot worden.

Wat het ook wordt - als het af is, klimmen we erin, trekken kratten bier
omhoog met touwen, kijken omlaag en zullen zien dat het goed is.

Als wij het niet doen, doet niemand het.


Wat ze gaan bouwen, is niet zo duidelijk, maar het zal groot zijn en ze zullen er tevreden over zijn. Dat zijn de plannen. Maar in het eerste gedicht van de volgende afdeling verlaat Luuk het groepje al. Ze zullen nooit met zijn allen terugkijken op wat hun handen gebouwd hebben. Het bouwwerk, het ding dat groot gaat worden, is nooit verder gekomen dan hun hoofd.

Als je 'met vertrouwen, vrienden en hamers' leest, merk je dat het een vitaal gedicht is. Pas achteraf wordt het ook een tragisch gedicht.

Schering en inslag is een fraaie bundel, met een verhaal dat je bijblijft. De hele bundel door hoor je dezelfde stem die het verhaal vertelt. Het is een stem die laconiek probeert te klinken en toch betrokkenheid verraadt. Het is mooi dat Dennis Gaens ons die stem wou laten horen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten