Herman
van Veen zong ooit een tekst van Willem Wilmink: ‘Hilversum 3 bestond nog niet,
maar ieder had zijn eigen stem’. In het lied wordt beschreven hoe metselaars
zongen op de steigers, hoe slagersjongens een stukje opera zongen en hoe
meisjes in koor zongen ‘tussen het geratel van machines door.’ Er zit veel
weemoed in het lied, want al dat zingen hoor je niet meer.
Er
wordt inderdaad nog maar weinig gezongen in de openbare ruimte. Ik zing nog wel
eens op de fiets, maar als ik met mijn kinderen door het dorp loop, mag ik van
hen niet zingen. Dan gaan ze een paar meter verderop lopen. Fluiten en neuriën
vinden ze op het randje.
En
samen zingen, waar gebeurt dat nog? De professionele zangers, die in een koor
zingen, laat ik even buiten beschouwing. Verder is er volgens mij alleen nog
maar samenzang in het stadion en in de kerk.
Een
paar jaar geleden publiceerde Dirk Zwart een ‘kerkmuzikaal dagboek’ met de
titel Boven jezelf uit zingen. Ik
denk dat dat gebeurt wanneer je samen zingt. Je maakt deel uit van de groep die
samen zingt en de groep is belangrijker dan het individu: jij doet er niet meer
toe, je zingt mee in een groter geheel.
Maar
dat niet alleen. Door het zingen word je boven jezelf uit getild. Je zingt
jezelf tot een hoogte die je anders niet zou bereiken. Samenzang kan dan ook
een gevoel van euforie geven.
In
de kerk komt dat natuurlijk ook doordat het over zaken gaat die onze aardse
werkelijkheid ontstijgen. We zingen liederen over een hemelse werkelijkheid,
over een God die het mensenverstand te boven gaat, over een werkelijkheid die
boven ons leven hangt en er na ons leven er nog zal zijn. Het is
onbegrijpelijk, maar door te zingen, boven jezelf uit te zingen, heb je het
idee dat je er een glimp van kunt opvangen.
Samen zingen geeft een religieuze ervaring.
Mensen
die samen in het stadion zingen, zullen een soortgelijke ervaring hebben. Ze
zingen hun clublied, ze horen hoe dat uit alle monden klinkt en ze weten dat de
club of beter nog: de idee van de club, veel groter is dan ze kunnen
omschrijven. De supporters voelen zich onderling verbonden, maar dat is niet
het enige. Ook hier stijgen ze boven zichzelf uit.
Dat
gebeurt ook bij mensen die naar een popconcert gaan, idolaat van de zanger,
zangeres of popgroep. Ze kennen alle nummers en zingen die mee, zwaaiend met
hun aanstekers of het licht van hun mobieltjes.
Juist
op dat soort momenten worden mensen emotioneel. Fans van Justin Bieber, Madonna
of Lady Gaga gaan schreeuwen, huilen, vallen flauw. Ook voetbalsupporters staan
soms met tranen in hun ogen. Het zijn religieuze ervaringen, vergelijkbaar met
die van kerkgangers.
In
de kerk wordt het samen zingen geconserveerd en dat lijkt me een goede zaak.
Het geeft mensen ervaringen die ze buiten de kerk nog nauwelijks op kunnen doen.
Ook mensen die niet meer geloven, spreken toch vaak met warme gevoelens over de
liederen die ze als kind geleerd hebben en die ze in de kerk samen met anderen
zongen.
Als
er een zangdienst voor nietmeergelovigen gehouden zou worden, zou daar waarschijnlijk
behoorlijk wat animo voor zijn. Natuurlijk zouden de geloofsverlaters er met
ironie over spreken, maar ze zouden ook samen herinneringen ophalen en het zou
me niets verbazen, als sommigen toch een traantje zouden moeten wegpinken als
ze samen de liederen uit hun jeugd zingen.
Of
mensen die zingen betere mensen zijn dan mensen die niet zingen, weet ik niet.
Er is een canon met de volgende tekst:
Wo man singt, da laß' dich ruhig nieder,
böse Menschen haben keine Lieder,
sondern nu rein Radio- oder Fernsehapparat.
Mocht
er vanavond een lied uitgezonden worden dat u kent, zingt u dan mee, uit volle
borst. Bedenk dat er bij duizenden radio’s duizenden mensen staan of zitten die
met u meezingen. Ik weet dat het wel iets anders is dan zingen in een gevuld
stadion of een volle kerk, maar het is beter dan alleen maar luisteren. U zult
het merken.
(Column voor het radioprogramma 'Kerkvenster', Ede FM)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten