Als je Gabriël Kousbroek heet, heb je een achternaam die niet veel voorkomt. Dus moet je altijd de vraag beantwoorden 'Zoon van?' Inderdaad, zoon van Rudy Kousbroek en Ethel Portnoy. Dan kun je de vraag maar beter voor zijn en er zelf over beginnen.
Dat doet Kousbroek dan ook in Kousboek. In het eerste verhaal (als dat tenminste de goede benaming is) vertelt hij hoe het blad Panorama, waar hij als tekenaar gesolliciteerd had, uiteindelijk meer geïnteresseerd was in smeuïge details uit het liefdesleven van zijn vader dan in het werk van diens zoon. Eén keer kreeg hij zelfs een uppercut van een vrouw die nog vol gal zat over wat Gabriëls vader geschreven had.
In zo'n beetje alle recensies is al gewezen op de passage waarin Gabriël met zijn vader, diens vrouw en een vriendje op bezoek gaat bij Gerard Reve en Joop Schafthuizen, waar beiden een poging tot aanranding doen. Reve schreef over dit bezoek in Het boek van Violet en de Dood. Ook daarbij lijkt het de recensenten meer te gaan om Reve, dan om het werk van Gabriël Kousbroek.
Laten we het daarom eens over dat werk hebben. Kousbroek koos ervoor om scènes uit zijn leven te vertellen. Hij doet dat beknopt, in proza dat boven aan elke bladzij staat. Daaronder staat hetzelfde in stripvorm.
Dat is een opmerkelijke vorm. Vertrouwt Kousbroek het verhalend vermogen van zijn strips niet? In het proza geeft hij soms observaties die niet uit de strips te halen zijn. Als hij het gezicht van zijn dode moeder bekijkt, schrijft hij: 'Haar neus lijkt nog groter, maar is op een rare manier dicht. Alsof haar neusvleugels als laatste het leven hebben verlaten.' In zo'n geval is het prima dat plaatje en praatje naast elkaar bestaan.
Maar Kousbroek neemt in zijn teksten ook dialogen op, die al letterlijk te lezen zijn in de stripplaatjes. Dat is jammer. Je zou de teksten kunnen lezen, zonder naar de plaatjes te kijken, waardoor de plaatjes niet veel meer zijn dan illustraties bij de tekst. Toch moeten lezers de plaatjes niet overslaan, want er is heel wat te zien op de tekeningen van Kousbroek, zowel op het eerste als het tweede gezicht. Op het eerste gezicht 'lees' je meteen het belangrijkste verhalende element. Op het tweede gezicht zie je ook alle kenmerkende details, die Kousbroek rijk heeft aangebracht. Zij bepalen mede de sfeer van de tekeningen.
Kousbroek nam in zijn boek fraaie verhalen op over het stadsleven, bijvoorbeeld 'Hitman voor huurverlaging' en 'Het gezonken huis'. Natuurlijk ook verhalen waarin zijn ouders en zijn zus een rol spelen. Bijvoorbeeld hoe zijn moeder hem hielp helmen uit het Forum Romanum te smokkelen, hoe zijn moeder stierf en hoe zijn zus met de nalatenschap omging.
Daarbij gaat Kousbroek niets uit de weg. Het lijkt erop dat hij zo eerlijk mogelijk heeft willen vertellen wat er speelt of gespeeld heeft, ongeacht of dat nu voor hemzelf of anderen pijnlijk of gênant kan zijn. Zo vertelt hij over zijn dwangneurose om haren uit zijn baard te trekken en hoe zijn vader niet ingreep toen hij had kunnen zien dat Reve en zijn vriend zich aan Gabriëls vriendje vergrepen.
Kousboek is een authentiek boek, dat prettig leest. Ik kan me toch niet aan de indruk onttrekken dat er nog net iets meer in gezeten had, als Kousbroek wat meer in de tekst had gesneden en de tekeningen meer het werk had laten doen. Graag zou ik van Kousbroek een echte beeldroman willen zien. Hij heeft het vermogen om zelf een goed scenario te schrijven en met het tekenwerk zit het ook wel goed. Vooruit, aan het werk!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten