Iemand merkte op dat ik tegenwoordig weinig over poëzie schrijf. Dat is zo. Ik antwoordde dat ik de poëzie een beetje ben kwijtgeraakt. Dat is maar ten dele zo.
Nog steeds begin ik nagenoeg elke les die ik geef met het voorlezen van enkele gedichten en ik lees tussendoor ook wel hier en daar een gedicht. Maar van het lezen van hele bundels komt het vaak niet. De afgelopen vijf jaar heb ik wel nu en dan een bundel gekocht, met het plan die helemaal te lezen, maar daar kwam het dan toch niet van.
Maar Iedereen moet ergens zijn van Tjitske Jansen kocht ik niet alleen - die las ik ook. Haar eerste bundel, Het moest maar eens gaan sneeuwen (2003), kreeg ik ooit cadeau van collega's. Koerikoeloem (2009) kocht ik en al snel daarna Vind je mij opwindend? (2004). Dat boekje raakte ik weer kwijt. Misschien laten liggen op een school waar ik nu niet meer werk. Ik moet het maar weer eens aanschaffen.
Voor altijd voor het laatst (2015) ontsnapte aan mijn aandacht. Die heb ik dus nog tegoed.
Poëzie of niet
Bij Jansen is het niet altijd duidelijk of het nu gaat om poëzie of niet. Dat was al zo in Koerikoeloem. Dat waren allemaal kleine stukjes, die begonnen met 'Er was' of 'Er waren'. Je zou dat prozastukjes kunnen noemen, maar ik las ze niet als proza, maar meer zoals ik een gedicht zou lezen. Denk ik.
Datzelfde geldt voor Iedereen moet ergens zijn. Bij de meeste stukjes (excuses voor de onhandige aanduiding) begint elke zin op een nieuwe regel en de regels worden niet volgeschreven. Daardoor lijken ze op gedichten. Maar als ik ze voorlees, lijken het verhaaltjes. Ik noem ze toch maar gedichten.
Tussendoor staan enkele columns (fragmenten ervan) en theaterteksten, en ook een paar foto's. De theaterteksten en de columns zijn afgedrukt in een afwijkend lettertype. Blijkbaar wil de dichteres niet alles op een hoop gooien.
Drie delen
De bundel is verdeeld in drie delen, waarbij elk deel steeds ingeleid wordt door een tweeregelig gedicht over een boom (een eik, een beuk en een lariks). Soms is er tussendoor een witte pagina. Als proloog is er een bijdrage over hoe Jansen probeerde in Wikipedia het lemma bij te werken dat over haarzelf ging. Wikipedia stond het niet toe.
In het eerste deel staan vooral jeugdherinneringen. Het gedichtje vooraf (of misschien moeten we het een motto noemen):
Een eik die in de duinen groeit is een zee-eik.Die groeit scheef. Dat hoort zo.
Ik was van de trap gevallen.Met grote uithalenzat ik te huilen bij de onderste treeen het was mijn bedoelingdaar nog een poosje mee door te gaan.Mijn vader legde een gouden blokje op mijn knie.Niet eerder zag ik een bonbon van zo dichtbij.Bonbons waren niet voor kinderen bedoeld.Er lag in goud verpakt snoepgoedop mijn knie en het zorgde ervoor dat ik directmet huilen kon ophouden om het papiertje te verwijderenen erachter te komen hoe het smaakte.Het was raar als ik dat zou doen.Wanneer ik nu, hierdoor, van het ene op het andere momentmet huilen kon stoppenhad ik dat al eerder kunnen doen.Het zou lijken of het gespeeld was.Totdat die bonbon op mijn knie lagverkeerde ik zelf in de veronderstellingdat mijn pijn echt was.Blijkbaar kon een luxechocolaatje ervoor zorgendat die echte pijn er zomaarniet meer was, dan viel het dus nogal mee.Dat hoefden de anderen niet te wetenen ik ging nog even verder met huilenbouwde het af, probeerde het afbouwennatuurlijk te laten klinken.
Pleeggezinnen
Verantwoordelijkheid
(...)Maar het was dus mogelijk dat mensen die veelverantwoordelijkheid droegen mensen waren die dit dedenterwijl ze net als ik eigenlijk het liefstalleen maar een beetje in de wereld rondliepenom daar zo veel mogelijk aan te ervaren.En het was dus ook mogelijk dat ik die het liefstalleen maar een beetje in de wereld rondliepom daar zo veel mogelijk aan te ervarenme zou ontwikkelen tot iemand die meerverantwoordelijkheid ging dragendan waar ik me op dat moment toe in staat achtte.
De lariks, die veel licht nodig heeftlaat ook zelf veel licht door.
Milde nietsontziendheid
Een vriendinnetje en ik zaten op een biels in de zon.Een zonnebloemkopgroter dan onze twee hoofden samenlag tussen ons in.We pulkten de pitten uit de bloemverwijderden met onze vingers en tanden de schilletjesen we aten en we aten en we aten.Gevoel van rijkdom.Verbazing over die rijkdom.Dat dit kon!Je kon bijna alle zonnebloempitten opeten.Je hoefde er maar een paar te bewarenen wanneer je die in de grond stoptekwamen er weer nieuwe zonnebloemen.En daar kon je ook weer op een paar pitten naalle pitten van opeten.De eindeloosheid hiervan.Dat het maar doorging en doorging en doorging.Ik vond het een wonder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten