woensdag 19 februari 2014

Papieren harten (Jacquelientje Plof)


Van tijd tot tijd moet er weer wat orde geschapen worden in mijn studeerkamer. Boeken die opgestapeld zijn, moeten op de planken, andere boeken moeten in dozen of gewoon weg. Het aardige daarvan is dat ik altijd weer boeken tegenkom waarvan ik niet meer wist dat ik ze had. Op een daarvan kom ik binnenkort uitgebreid terug.

Het andere heet Papieren harten. Een zeer onserieuze studie van Jacquelientje Plof. Het is een dun boekje, dat in 1945 verscheen bij uitgeverij In den Bloemhof. Achterin vinden we het 'Colophoon' dat vermeldt:
Geschreven in de Kerstdagen van het jaar negentien honderd vierenveertig met het laatste rantsoenbonnetje blijmoedigheid, dat de auteur aan het eind van dat barre jaar nog in een reeds lang leeg gewaand hoekje vond.
Uit de ondertitel en het colofon blijkt al dat we hier met een humoristisch werkje te maken hebben. Uit het feit dat de schrijfster terugkijkt op het jaar waarin ze het schreef als 'dat barre jaar', kunnen we concluderen dat het op het moment van uitgave al beter ging. Was dat alleen omdat de winter en daarmee misschien de ergste honger over was? Of was Nederland intussen bevrijd? Dat laatste vermoed ik niet. Lisette Lewin noemt terloops het boekje in Het clandestiene boek, 1940 - 1945.

Toen Jacquelientje Plof het schreef, was het in ieder geval nog volop oorlog. Juist in de ellende van 'dat barre jaar' grijpt ze naar de humor. Die 'ze' heet in werkelijkheid Ina van der Beugel. Haar pseudoniem werd bedacht door de later zo bekende G.B.J. Hiltermann. Achter de uitgeverij In den bloemhof zat drukkerij Meijer uit Wormerveer. Volgens Hiltermann betaalde Meijer de auteurs rijkelijk met voedsel:
Voor de verhalen van Bjelkin kreeg ik een geweldige kist graan, gist, koek, olie. Alles wat ik had gaf Meijer uit. Ina van der Beugel heb ik aangebracht; ik had voor haar de naam Jacquelientje Plof bedacht.Hij heeft toen dat boekje van haar uitgegeven en toen kreeg zij ook zo'n kist heerlijkheden. (Bron: Lewin)
Over Ina van der Beugel is niet zo heel veel te vinden. DBNL noemt maar een enkel boek van haar, op de Nederlandse Wikipedia vind ik haar alleen terug als columniste bij Het Parool, de theaterencyclopedie noemt alleen haar naam. De Duitse Wikipedia behandelt haar wel.

Daar lezen we dat Papieren harten haar debuut was. Ze schreef in totaal tweeënveertig boeken, in zes verschillende talen. Het pseudoniem Jacquelientje Plof heeft ze kort na de oorlog (in 1946) nog aangehouden. Onder die naam schreef ze de boeken Een vrouw over mannen en Een man over vrouwen. In de rij publicaties staan er enkele die ik graag zou lezen: Herinneringen van een niemendalletje (1955) en Zo was het. Herinneringen uit de tijd van pijpekrullen, griffeldoos en kolenkit (1993).

Uit dat laatste boek wordt geregeld geciteerd door Ileen Montijn in Leven op stand 1890 - 1940 (1998). Montijn maakte niet alleen gebruik van het boek van Van der Beugel, maar ze sprak haar ook, vertelt ze in het Woord vooraf.

Ina van der Beugel was bijna dertig toen ze Papieren harten schreef. Na de oorlog ging ze de journalistiek in, als redactrice bij Elseviers Weekblad en als columniste bij NRC Handelsblad. Maar liefst dertig jaar lang zou ze voor die krant haar stukjes schrijven. Het is me eerlijk gezegd ontgaan. Als ik de Duitse Wikipedia mag geloven, ben ik trouwens niet de enige die haar veronachtzaamd heeft:
Heute ist die Autorin weitesgehend unbekannt, obwohl ihre Bücher noch immer im Fachhandel antiquarisch erhältlich sind.
Van der Beugel overleed op 15 januari 2003, 88 jaar oud. Hopelijk denkt er nog iemand af en toe aan haar.

Maar nu dat boekje Papieren harten! Het bevat vijf stukjes: 'De liefde in de detective-roman', 'Het hart van Moeders Jongen', 'Kunstenaarsliefde', 'Zoute liefde' en 'De boer op'. Hierin verkent de schrijfster de clichés over de liefde in verschillende genres. Ze laat op vrolijke toon zien hoe eenzijdig het beeld van de liefde is in veel boeken. Het stuk over de zeemansliefde ('Zoute liefde') begint als volgt:
De liefde van een boeken-zeeman stelt ons altijd diep teleur. Wij kennen velerlei liedjes, waaruit moet blijken, dat hij in elke haven een liefje heeft. Maar als we denken, dat we hier via het boek iets meer van te weten komen, dan zitten we er naast.
Hij doet - volgens den schrijver - in Rio de Janeiro, in Barcelona en in Singapore niets anders dan met een verstoord gezicht biertjes hijsen in een gelegenheid, waar een kind van zeven jaar nog geen kwaad zou kunnen leren.
Wel laat hij geen gelegenheid voorbij gaan om te laten doorschemeren, dat hij op z'n duimpje weet, wat er in de wereld te koop is. Maar hij heeft àl zijn ondervinding opgedaan vóór hoofdstuk één, waardoor wij er dus niets aan hebben. 
Van der Beugel vertelt op een toon die lekker leest. Ze is ironisch, legt vingers op zere plekken, maar blijft er haar goede humeur bij behouden. In de stukjes staan de mannen centraal, zoals dat ook het geval is in de boeken die zij op het oog heeft. Door haar toon en beschrijving maakt ze die mannen belachelijk. Eigenlijk zijn die mannen maar sukkels, vergeleken bij de lichtvoetige schrijfster.

Van der Beugel vraagt ons om ook eens te kijken door de ogen van de vrouw. Het stukje over de detective eindigt ze als volgt:
Nee, de liefde in de detective-romans is erg magertjes. Maar wat kan men ook verwachten van een minnaar, die, wanneer hij een blonde haar op zijn pak vindt, niet in gelukzalig lentegemijmer vervalt, maar onder de leus: "Je kunt nooit weten" het object onder het microscoop bekijkt? Bovendien loopt hij altijd tegen een moord op als hij met vacantie is. En als hij zijn neus op een weekend-party vertoont, wordt er ogenblikkelijk een familie-juweel gestolen.
Wat zou zo'n man niet allemaal kunnen overkomen op zijn huwelijksreis? Niet om aan te denken...
Hoe het met het feminisme stond in 1945 weet ik niet, maar ik kan mij voorstellen dat Papieren harten een vriendelijk duwtje gegeven heeft tegen de verhouding tussen de seksen die in de jaren veertig opgeld deed. Van het militante feminisme zal Van der Beugel niets hebben moeten hebben, gok ik.

Het blijft verwonderlijk hoe iemand met zo'n heldere en aangename stijl volstrekt kon verdwijnen. Of zijn er nog leesgezelschappen in het land die haar nagedachtenis eren? Wordt ze op de redactie van NRC Handelsblad nog wel eens als een voorbeeld genoemd? Kan iemand uit zijn hoofd een stel titels van haar hand noemen? Wie heeft er nog boeken in de kast staan die zij geschreven heeft?

Ik vermoed dat ik het antwoord al weet. Maar als ik in de toekomst bij een antiquariaat een boekje van Ina van der Beugel tegenkom, koop ik het. En ik ga het lezen ook.

2 opmerkingen:

  1. Wat goed om eens aandacht te besteden aan Ina van der Beugel. Haar krantenstukjes stonden denk ik niet in NRC Handelsblad maar in het Algemeen Handelsblad (vóór de fusie van 1970). Ik denk dat men haar in latere jaren ouderwets vond. Veel plezier met "Zo was het", waarvan nog een exemplaar recht boor mijn neus in mijn boekenkast staat!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dank voor de correctie. Ik had dat NRC klakkeloos overgenomen uit de Duitse Wikipedia.

    BeantwoordenVerwijderen