Als er meel moest komen of biks of veekoeken, kwam de mulder. Bij ons kwamen twee mulders: Methorst, die bij de molen in het dorp woonde, en Rosenboom, uit Renkum. Ik heb mij afgevraagd hoe die mulders wisten wat wij nodig hadden. Toen wij nog in de Merkenhorststraat woonden (tot juni 1969) hadden wij geen telefoon. Later hing er altijd een briefje bij de telefoon met de bestelling. Mijn moeder las dat lijstje op als de mulder belde.
Maar toen ik klein was, kon dat nog niet. Ik neem aan dat we toen niet de telefoon van tante Annie gebruikten om de bestelling door te geven. Het meest aannemelijke lijkt me dat mijn vader al bij de bezorging doorgaf wat hij de week erop nodig had, maar zeker weet ik dat niet.
Net als bij de kruideniers is mij niet duidelijk waarom we twee mulders hadden. Met Methorst zullen we in contact zijn gekomen via mijn moeder. Zij had daar toen ze zeventien was gediend als meisje voor dag en nacht. Maar Rosenboom? Geen idee.
Ineens zie ik Dik Rosenboom bij ons aan de keukentafel zitten. Het meel werd bezorgd door de broer van Dik, Reyer. Kwam Dik dan misschien de bestelling opnemen? Nee, want ik zie ze zitten in de keuken aan de Schoolstraat; toen hadden we al telefoon. Waarom kwam hij dan langs? Ik weet het niet. De gesprekken die mijn vader met Dik voerde waren altijd gezellig, herinner ik me.
Misschien dat we twee mulders hadden omdat die meel van verschillende leveranciers hadden. Bij Methorst waren de veekoeken van Arie Blok, bij Rosenboom van UTD. Ik had liever die van UTD; die waren iets zachter en dan kon je de reep gemakkelijker breken in zes blokken. Van elke koe wist ik hoeveel koek zij mocht. Ik schrijf nu wel 'zij', maar bij ons was een koe altijd 'hij'. Koeien die veel melk gaven, kregen een reep, of anderhalve reep. We noemden ze 'verse koeien'. Koeien die al een tijd geleden gekalfd hadden en minder melk gaven, waren de 'oudmelkse koeien'. Die kregen maar een paar koeken en niet een hele reep.
Biks zat altijd in juten zakken, van vijftig kilo. Ook meel zat in zulke zakken, maar er was ook meel dat in gele, papieren zakken zat. Die zakken waren aan de bovenkant dichtgenaaid en als je aan het juiste draadje trok, kon je de zak zo opentrekken. Mijn vader had daar geen geduld voor en gebruikte zijn knipmes om de papieren zakken te openen. Koek zat ook in papier. Een pak woog vijfentwintig kilo.
Het meeste meel was tarwemeel, maar mijn vader bestelde ook wel eens gerstemeel of roggemeel. Roggemeel was minder glad, bloemiger, herinner ik me. Het meel ging in grote wijnvaten. Geen idee hoe mijn vader eraan kwam, maar ze zijn jarenlang gebruikt.
Als de varkens gevoerd moesten worden, werden enkele plastic emmers met water gevuld en mijn vader schepte met een kiloschep net zoveel meel uit de meelvaten in de emmer als het betreffende varkenshok nodig had. Met een dikke houten stuk roerde hij het meel door het water heen.
Voor de kalveren was er oplosmelk: Nukamel en Fokkamel, voor de nuchtere kalveren en de fokkalveren. De melkpoeder zat in papieren zakken. Mijn vader had een ingenieus systeem om de melkpoeder op de lossen. Hij had de oude wasmachine van mijn moeder (een snelwasser) op de kruiwagen naar de schuur gereden. Die wasmachine ging vol water, daar ging de melkpoeder bij en dan liet hij het apparaat draaien tot de poeder opgelost was. Met de afvoerslang liet hij dan de emmers vollopen. Dat werd ook vermeld in een advertentie in De Boerderij. Aan de bovenkant de pasfoto van mijn vader, die lachend een beetje over zijn schouder kijkt. Pet op, pijp in de mond. 'Ja, zo ziede da nie veul, wa', stond ernaast. En dan een foto van de voorkant van de boerderij. Daaronder iets over het bedrijf, met onder andere die wasmachine.
De mulder bracht ook pulp. Voor op deel stond een fornuisketel waarin de pulpbrokjes werden geschept. Daarna lieten we met een slang er water op lopen. Aan het eind van de dag was al dat water geabsorbeerd door de pulp en was er een soort heel dikke pap ontstaan. Ik heb me indertijd nooit afgevraagd wat 'pulp' eigenlijk was. Zou het bietenpulp geweest zijn?
Mulders droegen beige overalls, geloof ik. Reyer Rosenboom altijd, misschien dat Methorst ook wel eens een blauwe overall droeg of een beige kiel. Wij zeiden trouwens niet 'kiel', maar 'keel'. De zakken droegen de mulders op hun nek. Als het veel was, gebruikten ze een kruiwagen. Het was een lichte kruiwagen zonder bak, alleen een buizenstelsel. Daarop werden de zakken gelegd. De kruiwagen ging voor vertrek weer achter op de vrachtwagen.
Een vrachtwagen had beugels waarover een zeil getrokken was. Ik mocht wel eens een eindje meerijden achter in de bak. Bij Rosenboom mocht ik een enkele keer in de cabine, als ik ging logeren bij tante Gerrie, die in Renkum in dezelfde straat woonde. Renkum was in mijn voorstelling van toen een gigantisch eind weg, terwijl het maar twintig kilometer (schat ik) van Herveld verwijderd is. Maar de mulder moest natuurlijk langs allerlei klanten, zodat hij er lang over deed.
Soms kwam er jongen mee met de mulder. Ik herinner me iemand met een dikke bos krullend, blond haar. Ik weet alleen nog zijn achternaam: Krol. Een aardige jongen. We kletsten of voetbalden wel eens wat als de mulder bij mijn ouders koffie of thee dronk. Hij ging ook mee naar de meelfabriek. Daar is hij verongelukt, als ik het mij goed herinner. Hij werd geplet tussen een muur en een vorkheftruck die achteruit reed. Een enkele keer moet ik opeens aan hem denken.
Aan het eind van het jaar brachten de mulders kalenders voor het volgende jaar mee: van UTD, van Arie Blok, van Wessanen, soms van Sluis (van het kippenvoer). Er stonden altijd prachtige foto's op en wij vonden het heerlijk om door de nieuwe kalenders te bladeren. In elk vertrek kwam er wel eentje te hangen.
Later zal de mulder wel niet meer gekomen zijn. Het meel verdween zo ongeveer helemaal. Er kwamen silo's achter het huis te staan die met een bulkwagen vol biks werden geblazen. De veekoeken hebben nog wel een tijdje bestaan, denk ik en we zullen ook nog wel kippenvoer nodig gehad hebben, al scharrelden de kippen zelf ook veel bij elkaar. Ze liepen vrij over het erf en staken ook wel de weg over om in het weiland aan de overkant hun eten te zoeken.
Nu zie ik nooit meer een mulder rijden, maar ik kom ook niet meer bij dat soort zaken. Methorst werd steeds meer een dierenspeciaalzaak. We gingen wel eens naar de vissen, de vogels en de hamsters kijken. Daar zat blijkbaar toekomst in.
Er zal nu niemand meer zijn die met een houten knuppeltje het meel door het water roert of oplosmelk uit een wasmachine laat lopen. Voorbij.
Dit is van voor mijn tijd en mogelijk is dit niet een mulder. |
Deze aflevering is een juweeltje.
BeantwoordenVerwijderenDank, dank!
Verwijderen