Wat de eerste strips in mijn leven waren, weet ik niet meer met zekerheid te zeggen. Mogelijk de verhalen van Sjokkie, die je bij de chocoladepasta kon krijgen. Maar, net als de verhalen van Flipje en Piggelmee, waren dat toch eigenlijk meer plaatjes met een gedichtje eronder. Mijn eerste ballonstrips las ik in Sjors, waarop een vriendje geabonneerd was, en achter op de Revu, die toen misschien nog wel Revue heette. Daar las ik Lucky Luke, Asterix en Olivier B. Bommel.
De eerste strips die ik ging verzamelen waren de albums van Guust Flater. Ik wilde ze allemaal compleet hebben en kocht zelfs een piratenuitgaafje van album R5, dat een tijdje later trouwens weer gejat werd. Later ging ik meer series sparen, bijvoorbeeld die van Olivier Blunder en Bruno Brazil.
Toen ik Guust eenmaal had leren kennen, wilde ik meer hebben van de tekenaar André Franquin. Zo kocht ik ook de albums van Robbedoes en Kwabbernoot die door hem getekend waren en de bundels Zwartkijken, die hij tekende toen hij depressief was.
Nu kan ik mij niet meer voorstellen dat er mensen zijn die Guust niet kennen. Een van mijn kinderen heeft de albums ook ontdekt en heeft ze met plezier doorgenomen. De tijd lijkt geen enkele vat op het personage te hebben. Guust werkt op een kantoor en loopt daar de kantjes ervanaf. Natuurlijk omdat hij lui is, maar meer omdat zijn interesse bij andere zaken ligt, zoals zijn uitvindingen.
Er zou een hele reeks thema-albums samengesteld kunnen worden uit de belevenissen van Guust: Guust en de contracten voor Demesmaeker, Guust en zijn uitvindingen, Guust en zijn huisdieren, Guust en juffrouw Jannie.
Een van die albums is intussen verschenen: Wapenstokken, fluitjes en 'n reuzenlolly. In dat album zijn alle gags verzameld over Guust en zijn strijd met agent Vondelaar, die het altijd op Flater voorzien lijkt te hebben (of andersom). Ook Guusts ondermijnen van parkeermeters komt er uitgebreid in voor.
Het is een leuk album geworden. Natuurlijk kende ik alle stripjes al, maar Guust kun je blijven lezen. Hopelijk komen ze ook onder ogen van een nieuwe generatie en hopelijk willen jongeren daarna ook meer weten over deze ontwapenende kantoorbediende. Iedereen kan niet anders dan hem in zijn hart sluiten.
Franquin was ook de schepper van het grappige dier met de lange staart dat het geluid 'hoeba hoeba' voortbrengt, de marsupilami. Het dier werd ook buiten de strip om bekend, door Dennie Chrisian, die een liedje over het dier maakte. Er is zelfs een speelfilm gemaakt over de jacht op de marsupilami.
De eerste albums over de marsupilami tekende Franquin zelf. Intussen is het werk overgenomen door een ander team. De naam van Franquin staat nog altijd op de voorkant, naast die van Batem en Colman. Dat is niet zo vreemd. De verhalen zijn verzonnen in de geest van Franquin en in een stijl die familie is van de zijne.
In dit album komen de tekenaar en de scenarist voor. Ze verblijven bij een indianenstam en om de indianen tevreden te houden, moet er een verhaal verteld worden over de marsupilami. Dat verhaal is vervolgens te lezen. Binnen de werkelijkheid van het album wordt gespeeld met werkelijkheid en fictie van het marsupilamiverhaal.
Aan het eind van het album zegt de scenarist dat hij nog geen flauw idee heeft van welk verhaal hij in het volgende album gaat vertellen. Een indianenmeisje wijst hem erop dat hij net een verhaal verteld heeft. Als hij zegt dat hij dat maar verzonnen heeft, antwoordt ze: 'Misschien denk je dat je het verzonnen hebt, maar het is echt gebeurd.' Zo is het: een goed verhaal gebeurt op het moment dat het verteld wordt. Wie het nieuwste album, Sterrenhart, leest, weet het dan ook zeker: de marsupilami bestaat.
Guust Flater. Wapenstokken, fluitjes en 'n reuzenlolly
Tekeningen en tekst: André Franquin
Restauratie van de inkleuring: Frédéric Jannin
Uitgever: Dupuis
softcover, 60 blz. € 6,95
Marsupilami 27. Sterrenhart.
Tekeningen: Batem
Scenario: Colman
Inkleuring: Cerise
Uitgever: Marsuproductions
softcover, 40 blz. € 6,95
Geen opmerkingen:
Een reactie posten