woensdag 8 mei 2013

De rode loper


Op de drempel van 2013 stelde ik een top-10 samen van boeken uit 2012 die ik niet gelezen had. Dat lijstje bleek een goed geheugensteuntje te zijn. De meeste van die boeken heb ik intussen alsnog gelezen. Op het stapeltje te lezen boeken lag lange tijd ook De rode loper van Thomas Rosenboom. Deze week las ik dat boek.

Rosenboom heeft vaak personages die de zaak niet helemaal in de hand hebben. Ze hebben grote plannen, maar uiteindelijk komt er weinig van terecht. Dat zie je bijvoorbeeld bij Berend Bepol, in De nieuwe man. Je voelt aan alles dat zijn grote project uiteindelijk de mist in gaat, dat Bepols naïviteit het zicht op de werkelijkheid vertroebelt. Je voorvoelt de ondergang en kunt als machteloze lezer niets anders doen dan het voor je ogen zien gebeuren.

Ook in De rode loper zijn er scènes die eenzelfde gevoel oproepen. Er is een passage waarin de hoofdpersoon, Lou Baljon, een gesprek begint met wethouder Vonk. Vonk vermoedt dat Baljon komt vragen om geld, wat hem een gevoel van macht geeft. Maar in het gesprek neemt Baljon de leiding en zegt wat hij gaat doen en wat hij van de gemeente verwacht:
Het hoge woord was er eindelijk uit, toch gaf het geen opluchting: Baljon wilde wel dat de gemeente ging betalen, maar had hij nu om geld gevraagd of niet? Vonk wist het niet meer, het was te snel gegaan, hij was zijn overwicht ook helemaal kwijt.
Lou Baljon heeft een opmerkelijke loopbaan: na het behalen van het diploma voor de middelbare school, duikt hij de bijstand in, wat in die tijd (jaren tachtig) nog gemakkelijk kon. Hij wordt roadie bij de Arnhemse bluesrockgroep Shout. Hij sjouwt met de spullen van de bandleden, spijkert het drumstel vast aan het podium en is hun chauffeur.

Maar de groep, die nooit echt doorbreekt, valt uit elkaar en Baljon moet enkele herniaoperaties ondergaan, waarna hij met een been sleept en scheef staat. Hij opent een undergroundbioscoop, maar ook die verloopt, evenals zijn bijbaantje als fotograaf. Dan komt hij op het idee om een rode loper uit te rollen. De inwoners van Zevenaar kunnen over die loper naar binnen, terwijl ze gefilmd worden. Een half uur later zien ze zichzelf terug op het filmdoek. Het wordt een succes.

Juist daarom stopt Baljon ermee. Je ziet hem daarna zitten in zijn lege bioscoop en je voelt al aankomen dat Baljon langzaam zal uitdoven: veel geprobeerd, niets echt gelukt. Je moet uiteindelijk onder ogen zien dat het leven niet geworden is wat je ervan verwacht hebt.
Koken deed hij niet meer. In plaats daarvan haalde hij elke dag een magnetronmaaltijd bij de supermarkt - macaroni. Die at hij koud op, recht uit het pak, staand in de keuken. Omdat hij het anders niet proefde deed hij er maggi over, en na het eten klom hij dan weer de trap op terug naar de cabine. Bassen deed hij ook niet meer, zomin als muziek luisteren, en eigenlijk zat hij alleen maar te wachten tot hij naar bed kon - waar moest hij anders op wachten? Nog later wachtte hij nergens meer op -  er was niet meer om nog op te wachten.
Zijn vriend Eddie van de Beek, heeft eenzelfde leven. Hij is weliswaar hoofdredacteur van De Liemers, maar dat is maar een bijvoegseltje bij een krant. Eddie maakt de balans op en zegt: 'Ik beschouw mijn leven als mislukt, alleen uit gewoonte ga ik ermee door.'

Maar Rosenboom had deze keer een ander slot in gedachten: het boek eindigt juist met een weg die weer een beetje bergop gaat. Om des plots wil kan ik daar verder niet veel over zeggen. Opmerkelijk vond ik het wel.

Door de titel wekt het boek de indruk dat het uiteindelijk gaat om die rode loper, over de democratisering van de roem, over het etaleren van het narcisme. Degenen die over de rode loper schrijden, wanen zich eventjes beroemd. Ze zijn iemand, doordat ze daar lopen. Ze hoeven niets gepresteerd te hebben, hun hele leven kan mislukt zijn - het valt allemaal weg wanneer ze zichzelf als een ster op het doek geprojecteerd zien.

Als het daar om draait, heeft Rosenboom wel een erg lange aanloop nodig. We mogen ervan uitgaan dat ook die aanloop wat te zeggen heeft. Het eerste gedeelte beschrijft het leven van Baljon, dat dan misschien wel heel erg rock and roll is, maar dat hem uiteindelijk ook weinig brengt. Als hij veertig geweest is, kookt hij nog steeds niet zijn eigen eten en hij heeft geen partner.

Er is veel grauwte en leegheid in de loop van het boek. Die leegheid kan (zoals bij Eddie van de Beek) ook bestaan uit het trouw vervullen van je baantje, zonder te excelleren. Er zijn maar enkele lichtpuntjes. Van tijd tot tijd draaft de groep Shout weer op. Lou weet eigenlijk maar weinig van de bandleden, maar op belangrijke momenten laten ze toch hun gezicht zien. Misschien is kameraadschap een te sterk woord, maar er is wel een verbondenheid die Baljon soms eventjes optilt.

De vriendschap met Eddie, die hij al vanaf de middelbare school kent, is ook zekerheid in het leven van Baljon. En dan is er de liefde. Van veel relaties in het boek wordt een weinig hoopvol beeld gegeven. De mensen trouwen en blijven daarna bij elkaar. Uit gewoonte, lijkt het soms. Wethouder Vonk lijkt de Pirelli-kalender interessanter te vinden dan zijn vrouw, bijvoorbeeld. Maar Baljons leven krijgt gloed als de zwijgzame Lena Wit verschijnt.

Rosenboom beschrijft hoe Baljon Lena op de filmbeelden ziet en hoe hij die beelden keer op keer bekijkt. Als lezer kijk je ingespannen mee. Bij die passage moest ik denken aan het werk van K. Schippers, ook zo'n geweldig waarnemer.

Het is altijd een beetje gokken wat je uiteindelijk van een boek bij zal blijven. Ik vermoed dat het toch die rode loper is. Iedereen die daarop loopt, weet dat hij deel uitmaakt van een illusie, maar iedereen lijkt ook met gretigheid in die illusie te willen geloven. Moet je zo'n speeltje dan afnemen? Baljon vindt dat hij het speeltje niet alleen afgepakt heeft, maar ook nog vertrapt en hij heeft er spijt van.

Zonder illusie is geluk misschien wel niet mogelijk. Eddie van de Beek heeft ooit de illusie gehad dat hij een belangrijk journalist was. Hij mat zich zelfs de naam Eddie van de Beek aan. Uiteindelijk bleek die illusie niet houdbaar, maar hij kon niet anders meer. Dwangstand, heet dat in De rode loper. Veel personages blijken zo'n dwangstand te hebben, waaraan ze niet lijken te kunnen ontsnappen. En die liefde voor Lena dan? Ook dwangstand? Ook een illusie?

Misschien wel, maar wat moeten we zonder. Het boek eindigt letterlijk met zo'n illusie:
Hij zette de Fender in een fauteuil en het glas van Lena op de armleuning. Toen hij ertegenover ging zitten was het of hij bezoek had. 
Rosenboom behoort voor mij tot onze grote schrijvers. De rode loper is lang niet zo dik als bijvoorbeeld Publieke werken, maar ook in een wat korter bestek blijkt Rosenboom gewoon goed werk te kunnen leveren. Thuis heb ik Zoete mond nog ongelezen liggen. Lijkt me een prima boek om mee te nemen op vakantie. Ik geniet nu al.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten