Sommige boeken vinden je op een merkwaardige manier. Ik had nooit gezocht naar Keessie, een boek over de schaatser Kees Verkerk, maar mijn lief kwam ermee aanzetten: een vriendin van haar deed het weg. Het leek haar wel een boek dat ik zou willen lezen. Daar had ze gelijk in.
Keessie is een wat vreemd uitgegeven boek. Je moet zoeken naar de uitgever (Overamstel uitgevers), een jaar van uitgifte is niet vermeld (2018). De schrijver van het boek is Jeroen Haarsma, van wie wordt vermeld dat hij gevoetbald heeft en rechten heeft gestudeerd, maar hij was in 2018 ook chef van de sportredacties van het Noordhollands Dagblad, Haarlems Dagblad, Leidsch Dagblad en Gooi- en Eemlander.
Journalistiek boek
Het boek gaat over het leven van Kees Verkerk. Je zou het dus een biografie kunnen noemen, al is het vooral een journalistiek boek. Er is een fotokatern van zestien pagina's opgenomen en aan het eind staat er een korte erelijst: de olympische medailles, de podiumplaatsen die Verkerk bereikte op de WK's en EK's, van 1966 tot en met 1971, de ereplaatsen op het NK en de wereldrecords die hij gereden heeft. En de vermelding dat hij drie keer achter elkaar de beker van Puttershoek won (in 1961, 1962, 1979). Tussen die twee laatste jaren in werd er niet om die beker gestreden.
Maar bij een degelijke biografie horen natuurlijk de complete lijsten, waarbij precies vermeld is welke tijden hij reed, hoeveelste hij werd op de deelafstanden en wat de concurrentie deed. Het jaar 1968 (een slecht jaar voor Verkerk bij EK en WK, maar wel goud op de Olympische Spelen) komt door deze opzet niet in alle staatjes voor. Wel wordt er in het boek verslag gedaan van de wedstrijden.
De bronvermelding is summier: een lijst met geïnterviewde personen, een lijst met geraadpleegde kranten en tijdschriften, websites en boeken. Maar er wordt niet vermeld welke artikelen uit welke kranten en wat er van die websites gehaald is. Bij de boeken zijn titels en schrijvers vermeld, maar geen andere gegevens (zoals het jaar van uitgifte). Eigenlijk heb je aan de bronnenlijst helemaal niets, omdat er niets verantwoord wordt. Of Haarsma zijn bronnen recht doet, is niet te controleren. Aan noten doet hij niet.
Interviews
Tijdens het lezen kreeg ik de indruk dat vooral de interviews belangrijk zijn geweest. Vaak worden personen sprekend opgevoerd. In hoeverre het klopt wat die personen zeggen, is niet na te gaan. We moeten erop vertrouwen dat Haarsma kritisch is omgegaan met wat Verkerk en anderen verteld hebben, maar lang niet altijd wordt duidelijk of dat ook zo is.
Keessie leest prettig. De bladspiegel (redelijk ruime regelafstand, marges groot genoeg) zorgt voor het gemakkelijk lezen, maar meer nog komt dat door de stijl. Haarsma is een verteller en gebruikt technieken die je bij een romanschrijver zou verwachten.
Als voorbeeld een passage over het Europees Kampioenschap 1966 in Deventer:
Het is 13 januari 1966. Het gejuich van het publiek zwelt steeds verder aan. Rondje voor rondje. Kees Verkerk is op de ijsbaan in Deventer bezig een onmogelijke missie te volbrengen. Ongeveer 18.000 mensen op de tribune zien het gebeuren. Mensen tikken elkaar aan. Dat doen ook miljoenen kijkers voor de televisie. Kinderen die buiten spelen worden naar binnen gehaald, vader moet z'n krant nu echt even wegleggen en oma wordt gebeld: heeft ze de televisie wel aanstaan? Op straat, voor de winkelruiten van de elektronicazaken, verdringen mensen ich voor dat ene beeldscherm. Het land leeft mee als Kees Verkerk bezig is aan zijn wonderrace.
Verkerk moet op de 10 kilometer 16 seconden goedmaken op Ard Schenk om Europees kampioen te worden. Hij rijdt geweldig, valt, krabbelt weer op en rijdt een Nederlands record. Een wonderlijke (en bewonderenswaardige) prestatie.
Dit soort wonderen heeft Verkerk vaker verricht. Beroemd is het EK in Inzell, 1969, waar hij op de slotafstand maar liefst dertien seconden onder het wereldrecord reed.
Er wordt in Nederland al eeuwen geschaatst. Het moderne wedstrijdschaatsen komt op gang aan het eind van de negentiende eeuw. Voor Nederland rijden dan mannen als Klaas Pander en Jaap Eden. In 1960 wordt de eerste kunstijsbaan geopend. Als Kees Verkerk (1942) deelneemt aan de verschillende toernooien is er dus nog niet zo lang kunstijs. De banen zijn dan nog niet overdekt en de weersomstandigheden zijn soms bar.
Lahti 1967
Het Europees Kampioenschap 1967 is daarvan een berucht voorbeeld. Het werd gehouden in Finland, in Lahti, honderd kilometer boven Helsinki. Overdag vroor het al tussen de tien en vijftien graden en in de avond daalde de temperatuur nog verder. Volgens Haarsma tot -28, volgens enkele kranten waaronder het Algemeen Dagblad was het zelfs -30.
De schaatsers waren wel wat gewend. Ze hadden net een wedstrijd in Hamar achter de rug, waar het vijfentwintig graden vroor. Nottet en Liebrechts vertoonden daar bevriezingsverschijnselen (Het Parool). In Lahti stond een ijzige wind. Men besloot daarom om de tien kilometer te vervangen door de drie kilometer. Verkerk had het al drie afstanden goed gedaan. Schenk was kansloos, door een val op de 500 meter.
Zelfs in de kleedkamers was het koud. Verkerk ontdekte een kacheltje op de wc. Daar warmde hij zich op. Toen hij aan de start moest verschijnen, liet hij zijn tegenstander nog een tijdje in de kou staan, voordat hij zijn kacheltje verliet. Daarmee had hij een voordeel. Het is de vraag of hij dat nodig had, maar hij won.
Het tekent wel Verkerk, die alles aanwendde om te winnen. Zijn psychologische oorlogsvoering was voor andere schaatsers binnen de ploeg wel eens intimiderend. Uiteindelijk had het wel resultaat. In de tweede helft van de jaren zestig was Verkerk de sterkste schaatser, die op sommige momenten wel Ard Schenk voor zich moest dulden. In 1966 werd hij samen met Ard Schenk verkozen tot sportman van het jaar, in 1967 werd hij dat in zijn eentje. Schenk zou het nog worden in 1970, 1971 en 1972.
Ard en Keessie
Schenk en Verkerk zijn altijd vrienden gebleven. Ze werden ook wel als duo gezien. In 1966 maakte Johnny Hoes een plaatje: Ard en Keessie (Ard en Keessie, geef ze van katoen). Op de achterkant speelde het duo Verkerk, met vader Verkerk, op de harmonica de schaatsenrijderswals. Het plaatje stond vijf weken in de top 40, met nummer 20 als hoogste notering.
Volgens Haarsma vormen de successen van Verkerk en Schenk het begin van het oranjelegioen: het zou voor het eerst zijn dat fans zich in oranje hulden en hun sporthelden nareizen.
Schaatsen was een amateursport, waarmee je eigenlijk geen geld kon verdienen. Aan het eind van het seizoen waren er soms schnabbels in het noorden van Noorwegen, waar de bond geen zicht op had. Voor de rest waren de financiële omstandigheden armzalig. Van het zakgeld kon soms amper een flesje cola gekocht worden, volgens Verkerk in het boek van Haarsma.
Geld en sport
Over geld verdienen in de sport werd nog een aantal jaren lang lelijk gedaan. In het Sportfotojaarboek 73 (1973) wordt verteld over een commerciële wedstrijd:
De nationale helden Schenk, Verkerk, Bols en Verheyen, plus enkele internationale vedetten schaatsten niet meer voor de eer maar Amerikaanse poen. Met nieuwtjes als een ploegachtervolging, oudjes als Huiskes en de nog altijd acterende Verkerk en slechts 4.000 toeschouwers. Schade circa 3 ton.
Dat laatste zin lijkt me met enig genoegen opgeschreven. Een bladzijde verder (blz. 46) gaat het over de introductie van shirtreclame bij het Belgische voetbal. Dat stukje begint met:
Geld in de sport. Helaas te vaak onkruid in een moestuin, stip in een aquarium of een ladder in een kous, die een mooi vrouwenbeen omhult. Kortom een onding.
Bij het Europees Kampioenschap dat dat jaar in Grenoble gehouden werd, hing er een lange onderbroek met het opschrift 'Heb schijt aan de profs', getuige hetzelfde fotojaarboek.
Dia-avonden
Maar de sporters moesten wel in hun levensonderhoud voorzien. Kees Verkerk werkte bij zijn vader in het café, in Puttershoek. Maar hij verzorgde ook avonden waarop hij vertelde over zijn successen. Hij was een verwoed fotograaf en vertoonde op die avonden dia's. Ard Schenk ging ook wel eens mee.
Bij de voetballers speelde hetzelfde probleem. Verkerk had veel contact met de spelers van Ajax (bijvoorbeeld Cruijff en Keizer). Er waren ook contacten bij het koninklijk huis. Bij de bruiloft van prinses Beatrix en prins Claus waren Verkerk en Schenk te gast. Beatrix sprak Verkerk al na het winnen van zijn Olympische medaille in 1964. In 1966 bevond koningin Juliana zich onder het publiek tijdens het Europees Kampioenschap in Deventer.
Kees Verkerk was een groot schaatser. Hij was de eerste die voor Nederland een Olympische medaille won op de Winterspelen. Hij zou er vier winnen in de periode 1964 - 1972) Twee keer werd hij wereldkampioen (1966 en 1967) en een keer Europees kampioen (1967).
Verhalend
Haarsma volgt in zijn boek het leven van Verkerk, op een verhalende manier. Dat leest heel lekker, maar soms had ik een iets zakelijker verhaal ook wel prettig gevonden. Een voorbeeld: het boek begint met een schaatswedstrijd in Ter Aar. Pas op de vierde bladzijde wordt verteld wanneer die wedstrijd heeft plaatsgevonden: op een 'mistroostige decemberdag in 1963.'
Haarsma weet wel hoe hij een verhaal moet brengen, waardoor het boek makkelijk leest. Waarschijnlijk is Keessie bedoeld als publieksboek, zoals er de laatste jaren ook verschenen zijn over voetballers. Die heb ik niet gelezen, dus daarmee kan ik het boek van Haarsma niet vergelijken.
Het is verleidelijk om de hoofdpersoon van je boek als een held af te schilderen en niet altijd ontkomt Haarsma daaraan. Maar dat is niet zo erg, want hij laat van tijd tot tijd ook wel wat moeilijker kanten van de schaatser zien.
Voor een echte biografie is Keessie wat te flodderig, te weinig controleerbaar. Maar tijdens het lezen zat mij dat niet steeds in de weg. In ieder geval is het goed dat mensen nu iets kunnen lezen over een van de iconen uit het verleden in een laagdrempelig boek. Oudere lezers kunnen zich door die boeken voeden met jeugdsentiment, voor jongere lezers is er een deel van de schaatsgeschiedenis toegankelijk gemaakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten