maandag 4 november 2013

Onbegrepen ironie

In de Volkskrant van afgelopen zaterdag, 2 november, wijdt Joost Zwagerman een paginagrote recensie aan een pamflet van Tolstoi, Wat is kunst? Daarin vaart Tolstoi uit tegen kunstenaars. Zwagerman schrijft dan:
Twee namen schoten mij te binnen bij deze even doldrieste als benepen tirade: Hans Teeuwen en Geert Wilders. Uit Teeuwens programma Hard en zielig (1994) is de schuimbekkende monoloog over 'werklozen en buitenlanders' die, aldus Teeuwen, in tegenstelling tot de bakker, slager, tuinman, smid en anderen met een eerlijk beroep 'de hele dag maar een beetje in hun bed blijven liggen stinken en het liefst de kantjes ervan af lopen'. 
De aanhalingstekens geven aan dat Zwagerman citeert en ik neem aan dat hij het bedoelde fragment dus even gecheckt heeft. Dat heb ik ook gedaan, want ik had een heel andere herinnering aan het fragment. De monoloog van Teeuwen richt zich niet tegen werklozen en buitenlanders, maar juist tegen mensen die gemakkelijke meningen over hen hebben. Kijk en luister maar:


Aan het eind is duidelijk op wie Teeuwen zijn pijlen richt: 'Wimpie Bosboom'. Wim Bosboom kreeg indertijd de gelegenheid om op tv een columnachtige tekst vol reactionaire meningen uit te spreken.

Wellicht dat Joost Zwagerman vooral op zijn geheugen heeft vertrouwd bij het tikken van zijn recensie. Zelfs voor een niet zo goede verstaander moet duidelijk zijn wat de strekking is van wat Teeuwen zegt en Zwagerman kan de clou niet ontgaan zijn. Wel kan ik me voorstellen dat de imitatie waarmee Teeuwen zijn monoloog begint zo goed is, dat die juist bijblijft.

Het begin van Teeuwens monoloog is een zuiver voorbeeld van ironie: het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt. Zolang mensen de ironie als ironie herkennen, werkt het. Wanneer de ironie niet begrepen wordt, werkt het averechts.

Dat is al lang bekend. Ik vond bijvoorbeeld de volgende tekst op DBNL:
Met ironie in de boeken gaat het niet altijd zoo van een leien dakje. Wel behoort er iets in den stijl te zijn, dat den lezer waarschuwt; maar, al hapert het niet aan dat iets, voor zeer velen is de ironie een wereld buiten hen om. Bij de vrouwen komt dat meestal voort uit hartstochtelijkheid, bij de mannen uit stompzinnigheid.
Het citaat komt uit Taal en letteren, jaargang 8, 1898, blz. 428. Het is geschreven door André Hallays, die het eerder schreef in Wetensch. Bl. Ook hij merkt op dat ironie vaak niet begrepen wordt. Er zijn meer voorbeelden.

Bekend is wat Van Kooten en De Bie overkwam. Zij richtten in hun tv-programma de Tegenpartij op: 'Geen gezeik. Iedereen rijk.'


De Tegenpartij was bedoeld als parodie op bijvoorbeeld Hans Janmaat en zijn Centrumpartij. Maar de Tegenpartij werd zo populair dat men zelfs verwachtte dat de partij in de Tweede Kamer zou kunnen belanden. Vlak voor de kamerverkiezingen (1981) werd de partij ontbonden. 

Ook bij de Tegenpartij werd de ironie door velen niet begrepen. De uitspraken van de vrije jongens Jacobse en Van Es werden serieus genomen en geprezen. Die twee zeiden tenminste waar het op stond.

Mij schoot een derde voorbeeld te binnen. De vliegende Panters maakten ooit een nummer over angst voor de islam. Het was een vrolijk nummer, waarbij in het bijbehorende filmpje een fanfare door een dorpje trekt. 



Ook hier is sprake van ironie. Niet de moslims worden op de hak genomen, maar de angst voor de islam. Door de vrolijke toonzetting, wordt dat voldoende duidelijk, lijkt me. Toch moest een lid van de groep zich indertijd (5 oktober 2005) verantwoorden bij Pauw & Witteman.

Volgens Hallays komt het misverstaan van ironie voort uit hartstochtelijkheid of stompzinnigheid. Of dat zo is, is weer een heel andere discussie. Dat iemand die zich bedient van ironie bedient de kans loopt niet goed begrepen te worden, lijkt me duidelijk. Erg is dat niet. Wie de ironie herkent en dus de achterliggende bedoeling oppikt, zal waarschijnlijk extra genieten: ook omdat hij tevreden kan zijn over zichzelf. Hij heeft immers lekker wel gezien wat de makers van het lied, het tv-programma, de sketch bedoelden.

Naschrift
Na enige tijd reageerde Joost Zwagerman. Zijn reactie:

Beste Teunis, met enige vertraging las ik je blog over ironie. Wat opmerkelijk dat de ironie van MIJN observatie je is ontgaan. Natuurlijk weet ik wel dat Teeuwen als cabaretier grappen maakte over buitenlanders en uitkeringstrekkers, en juist daarom noem ik hem ook, omdat de -onbegrijpelijke- ernst en bekrompenheid van tolstoi zo karikaturaal is dat die bekrompenheid alleen nog kan worgden geassocieerd met de potsenmakerij van een grappenmaker (Teeuwen) en het populisme van een kunsthater (Wilders). Ik maakte dat naar mijn idee toch meer dan duidelijk. Denk je nu echt dat ik meende dat Teeuwen meende wat hij in zijn sketch opvoerde? Gph.

succes met het blog!

Vr gr J

1 opmerking:

  1. Wat een geweldig blogje weer. Ironie voor dummies uitgelegd met prachtige fragmenten. Waarom checken publicisten als Zwagerman nooit iets? Omdat ze niet de tijd nemen.

    BeantwoordenVerwijderen