Asterix gaat al zo lang mee, dat alleen de oudsten onder ons hem niet kennen uit hun jeugd. Mijn oma had een abonnement op de Revu, die toen misschien nog wel Revue heette. Ik weet dat ik op de achterkant daarvan de ballonstrips van Olivier B. Bommel las en dat ook Lucky Luke op die plaats een tijdje te lezen was. Als ik het me goed herinner, heb ik daar ook Asterix en Obelix leren kennen.
Asterix en Lucky Luke, die vormden jarenlang voor een groot publiek de top van de strips (samen met de Donald Duck natuurlijk). Ik ken niemand die met dedain over deze strips spreekt. Iedereen geniet ervan of heeft ervan genoten.
Toen ik wat ouder was, ging ik zelf albums kopen. Ik hield erg van Guust Flater en van Olivier Blunder, maar Asterix kocht ik ook. Op zolder moet nog ergens een kapotgelezen exemplaar liggen van Asterix en het eerste legioen, dat uiteindelijk alleen nog met een paar nietjes enigszins bij elkaar gehouden kon worden.
Maar in de Asterixserie kwam de klad. De geniale scenarist René Goscinny overleed in 1977 en toen zat tekenaar Albert Uderzo zonder tekstschrijver. Hij besloot het zelf te doen. Dat was geen succes. Op een gegeven moment ben ik domweg gestopt met het lezen van Asterix. Nu ik de complete lijst met titels zie, tel ik er een stuk of zeven die ik niet eens ingekeken heb. Zo zal het meer mensen vergaan zijn.
Gelukkig kan nu iedereen weer onbekommerd Asterix gaan lezen, want er is een nieuw team. Bij het nieuwe album, Asterix bij de Picten, staan nog steeds groot de namen van Goscinny en Uderzo op de kaft, maar in het klein ook die van de mensen die het meeste werk hebben verzet: scenarist Jean-Yves Ferri en tekenaar Didier Conrad. Over hun aanstelling leest u hier meer. Conrad moest overigens wel elke tekening voorleggen aan Uderzo.
Ferri heeft een fris verhaal geschreven, dat de sfeer van de oude Asterixen oproept. Mensen die de serie niet meer hebben gevolgd hebben, zullen merken dat Assurancetourix en Arbraracourix andere namen hebben gekregen, maar dat hebben ze al tien jaar. Verder is er weer veel bekends: in het kleine dorpje dat zich dapper blijft verzetten tegen de Romeinen komt iemand van buitenaf die inbreuk maakt op de dagelijkse gang van zaken.
Soms blijft de plaats van handeling het dorp (bijvoorbeeld in De intrigant), maar meestal trekken Asterix en Obelix eropuit. Zo gaat het ook in dit deel. Er komt iemand aandrijven die ingevroren is. Het blijkt een getatoeëerde Pict te zijn. Asterix en Obelix gaan met hem mee naar zijn vaderland, waar nog een klusje op te knappen is.
Er valt in Asterix bij de Picten als vanouds veel te glimlachen, door de kleine grapjes die erin verweven zijn. Running gag is het optreden van een Romein (Numerusclausus) die een volkstelling uit moet voeren en steeds de tel kwijtraakt. En in Schotland blijken er op de stenen tekens te staan die door de Picten zijn aangebracht. Die heten, het is bijna te raden, pictogrammen.
Ook zijn er door de vertaler, Frits van der Heide, verwijzingen naar Nederland aangebracht en wel naar het koningshuis. Als Asterix vertrekt, zegt de vrouw van Nestorix zachtjes: 'Even wuiven, misschien?' En in een fikse woordenwisseling bijt Obelix Asterix toe: 'Aha! Monneer Asterix werpt zeker liever privaatpotten!'
Toen het eerste deel van Walhalla verscheen maakten verschillende recensenten de vergelijking met Asterix en Obelix. Ik ben wel voor een concurrentiestrijd die het niveau van beide reeksen opstuwt. Asterix bij de Picten is in ieder geval een waardige tegenzet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten