dinsdag 21 oktober 2025

De vrouw met de vogelkop (Inez van Dullemen)


Bijna dertig boeken telt de bibliografie van Inez van Dullemen op Wikipedia en daar heb ik er maar een paar van gelezen: Vroeger is dood (1976), waarvan ik ook de verfilming zag, Het gevorkte beest (1986) en vorig jaar de verhalenbundel Een hand vol vonken (1961). Een link naar de bespreking daarvan vind je onderaan. 

Daarmee heb ik Van Dullemen en haar oeuvre ernstig tekortgedaan. Wat ik tot nu toe gelezen heb, was goed en als de rest van haar werk ook zo is, zou ik daar wel meer van moeten lezen. Maar goed, ik heb een begin gemaakt en onlangs las ik De vrouw met de vogelkop (1979).

Aankondiging

Dat boek verkocht meteen goed. Het verscheen in het najaar van 1979 en de uitgave die ik las, is de vierde druk, uit 1980. In het Algemeen Dagblad van 22 september wordt aangekondigd wat er dat najaar aan literatuur zal verschijnen. Daar zitten titels tussen die we nog steeds kennen: De doodshoofdvlinder van Jan Wolkers, De verpletterende werkelijkheid van J.M.A. Biesheuvel, De nietsnut van Frans Kellendonk, Opwaaiende zomerjurken van Oek de Jong, Ik draag geen helm met vederbos van Willem Frederik Hermans, Het verzonkene van Jeroen Brouwers, De draaideur van Patrizio Canaponi (A.F.Th. van der Heijden). En ook: De vrouw met de vogelkop van Inez van Dullemen:

De vrouw met de vogelkop is de titel van Inez van Dullemens roman over het wegglijden van jonge mensen in vervreemding en onttakeling. 
De boeken die ik in deze opsomming heb opgenomen, las ik allemaal, al kan het zijn dat ik sommige enkele jaren na verschijning las. Maar het boek van Van Dullemen las ik niet. Tot nu dus. 

Ina en Janien

De vrouw met de vogelkop gaat over twee vrouwen, Ina en Janien. Ina is medewerkster bij een uitgeverij en via de uitgeverij kent ze Janien. Die heeft een scheiding achter de rug, is opgenomen geweest in de Valeriuskliniek en heeft geld van Ina geleend toen ze geen voorschot van de uitgeverij los wist te krijgen. Het is niet direct een hechte vriendschap tussen die twee:
Zoals dikwijls was ik verbaasd geweest en lichtelijk geërgerd dat zij altijd weer mensen vond die zich voor haar karretje lieten spannen. Aanvankelijk, moet ik bekennen, had ik een hekel aan haar. Hoe zij dan toch onder mijn huid is gekropen? Misschien is het niet te bevatten wat mensen bindt. 
Als Janien na maanden Ina belt is haar eerste gedachte: 'Je had wel eens een kaartje kunnen sturen.' Janien staat in een telefooncel en ze heeft maar twee kwartjes. Ze wil advies. Na de scheiding verblijft haar dochter Saskia bij haar oma, de moeder van de ex van Janien. Eens in de veertien dagen mag Janien haar dochter ophalen, maar dat is voor haar bijna niet te verdragen, omdat ze zich zo'n gemankeerde moeder voelt. Moet ze het kind niet helemaal loslaten?

Janien houdt een dagboek bij. Ina moet dat later aan Saskia geven, zodat die zal begrijpen dat Janien haar niet in de steek gelaten heeft omdat ze alleen aan zichzelf dacht. In De vrouw met de vogelkop zijn ook stukken uit het dagboek opgenomen, waardoor ook haar kant van de zaak belicht wordt. 

Titel

De titel van de roman komt terug in de volgende passage:
Soms denk ik: ik lijk op zo'n vrouw als Magritte wel geschilderd heeft, zo'n surrealistisch bloot mens met een wekker ion haar buik en met een vogelkop als hoofd. Wat die man geschilderd heeft, dat is de openbaring van de werkelijkheid. De naturalisten hebben ons altijd voor het lapje gehouden, die laten alleen de buitenkant zien, de schijn. Maar eigenlijk zijn we experimentele machines, computers met emoties, seksmachines met schuldcomplexen. We bestaan uit elementen die niet samengaan - alleen die zachte huid van ons die alles bedekt, die brengt ons op een dwaalspoor. Maar ik weet het: ik ben een vrouw met een vogelkop. 
'We bestaan uit elementen die niet samengaan', zegt Janien en het lukt haar maar niet om haar leven op orde te krijgen en te houden. Ze heeft een actief liefdesleven, maar ze vindt het moeilijk om met zichzelf om te gaan.
Jullie zeggen dat ik er goed uitzie, maar ik kan het zelf niet zien. Dat lelijke ziekelijke zelf zie ik door mijn lichaam heen. Ik durf me niet uit te kleden. En wil ik met iemand naar bed gaan dan moet ik eerst ontzettend veel drinken, en dan nog lijkt het of ik er zelf niet bij betrokken ben. 
Janien doet verschillende keren een beroep op Ina, die er voor haar is voor zover haar eigen leven dat toelaat. Zo gaat ze met haar mee naar de abortuskliniek. Maar ze is ook bang door Janien meegezogen te worden. 
Ze vroeg: 'Kan je hier niet blijven slapen?'
Maar iets in me kromp terug voor dat appèl in haar ogen, iets in me nam haastig de benen: terug naar mijn eigen ordelijke bestaan, naar het lege bed met het boek op het nachtkastje - alsof ik bang was de draad met de werkelijkheid te verliezen, bang bij deze koorddanserij in een onherroepelijke diepte te vallen. Ik zei: 'Ik moet morgen weer vroeg op kantoor zijn.'
Ina heeft haar eigen problemen. Ook zij heeft een relatie achter de rug en ze moet verwerken dat ze kinderloos zal blijven. Haar moeder, van joodse afkomst, is al jong overleden. Ze is als kind aangerand, maar toen ze dat aan haar vader vertelde, zei die alleen maar: 'Je moet ook niet alleen door het bos lopen.'

Controleverlies

In haar contact met Janien voelt ze de onrust in zichzelf over alles wat ze dacht onder controle te hebben. Soms verliest ze die controle tegenover Janien. Zo schreeuwt ze een keer: 'Dank je dat ík zo'n leuk leven heb gehad? Dat ík niet door de hel ben gegaan?'

Eigenlijk heeft Ina al genoeg aan wat ze op haar eigen bord heeft liggen, maar Janien blijft contact met haar zoeken. Ina voelt soms weerzin als ze de telefoon opneemt. 
Die neurotici zijn voortdurend met zichzelf bezig. Veeleisend zijn ze ook. hoe kan je van zo iemand de noden lenigen? De halve dag zou je met ze bezig moeten zijn, en dan nog, ze slurpen je leeg als een ei. 
Janien gaat over de grenzen van Ina heeft. Die heeft haar de sleutel van haar flat gegeven. Als Ina er een tijdje niet is, trekt Janien er in met vriendinnen en maakt er een puinhoop van. Maar het contact blijft. 'Mijn betrokkenheid en mijn angst voelde ik vlak naast elkaar aanwezig.'

Verschillende keren wordt Janien opgenomen, in verschillende inrichtingen, maar het helpt haar niet. Uit alles blijkt de onmacht van de geestelijke gezondheidszorg en de aanpak van toen (met isoleercellen, bijvoorbeeld) zouden we nu misschien misstanden noemen. 

Intussen gaat ook Ina's leven door. Haar vader overlijdt en daarna is er ruimte voor een nieuwe liefde, met wie ze naar Griekenland reist. Ze is dan onbereikbaar voor Janien, die dan opgenomen is in Endegeest. Juist dan gaat het mis. 

De vrouw met de vogelkop is maar een dunne roman: het boek telt 132 bladzijden. Maar in die beknoptheid is wel een goed beeld gegeven van een worstelende vrouw, die het uiteindelijk niet zal redden. Ze legt een claim op haar omgeving, Ina in dit geval, die van goede wil is, maar die ook haar eigen leven op orde moet houden. 

In al zijn beknoptheid is De vrouw met de vogelkop een indrukwekkende roman. Sober geschreven, nergens wordt er op het effect gespeeld. Ina houdt noodgedwongen een zekere afstand en die afstandelijkheid zit er ook in de manier van vertellen. Maar juist dan komt des te harder binnen hoe moeilijk Ina het heeft. 

De recensies in de kranten zijn bijna allemaal positief. Ze verschijnen in 1980 als de roman al aan een herdruk toe is. De verkoop moet snel gegaan zijn. Later zal er op basis van het boek een theaterproducie komen. 

Geen mannen

De eerste recensie die ik in Delpher vond is die van Alfred Kossman in Het vrije volk van 12 januari van 1980. Hij is positief en noemt De vrouw met de vogelkop een boek van betekenis. Hij vindt het het proces dat Janien doormaakt overtuigend beschreven is, al gelooft hij niet direct in de genoemde oorzaken: 'Het lijkt of de schrijfster per sé met houterige literatoren-psychologie een tragisch ziektegeval achtergrond wilde geven.'

Verder besteedt hij veel aandacht aan het feit dat er nauwelijks een man in het boek voorkomt en dat signaleert hij bij meer boeken die hij net gelezen heeft, van Carry van Bruggen en Lizzy Sara May. Hij snapt maar niet waarom dat gebeurt. Van Anja Meulenbelt kan hij het nog begrijpen: 'Die komt aan objectivering niet toe.' 

Verbijsterende moderniteit en actualiteit

In de Leeuwarder Courant van 2 februari bespreekt Ab Visser De vrouw met de vogelkop samen met De draaideur van Patrizio Canaponi en De blauwe plek van Lizzy Sara May. Over het boek van Canaponi is Visser niet helemaal te spreken. 
Hoeveel indringender en aangrijpender is dan de nieuwe roman van Inez van Dullemen getiteld De vrouw met de vogelkop (Querido, Amsterdam). Het is misschien wel het beste boek dat ik van deze schrijfster gelezen heb. Het heeft een verbijsterende moderniteit en actualiteit, die van een alert talent getuigen, temeer wanneer men bedenkt dat de schrijfster 55 jaar is."


Ook August Hans den Boef in De Volkskrant van 9 februari 1980 is positief. 


En dat geldt ook voor Wiel Kusters in NRC Handelsblad van 21 maart 1980.


Het lijkt erop dat de pers nagenoeg unaniem was in de lof op De vrouw met de vogelkop, net als een paar jaren daarvoor in reactie op Vroeger is dood. Door de verfilming uit 1987 is er een tijdje belangstelling gebleven voor dat boek. Ik heb die film nog wel met de klas bekeken. Ik vermoed dat dat tegenwoordig lastiger zou zijn. 

Maar waarom herinneren we ons Inez van Dullemen niet als een schrijfster van wie je op zijn minst enkele boeken gelezen zou moeten hebben? Ik zal de komende tijd in kringlopen blijven speuren naar werk van haar. Op de site van DBNL zijn verschillende van haar boeken te lezen, maar ik heb liever het fysieke boek in handen. Als je nu wilt beginnen met lezen kun je daar in ieder geval terecht. 

Eerder schreef ik over:

maandag 20 oktober 2025

Low (Reinhard Kleist)

 

De tekst van Low, een graphic novel over David Bowie in Berlijn, begint al op de binnenkant van de cover:

Je deed een belofte. Dat er iemand zou komen, die onze wereld van de ondergang zou behoeden. Een wezen afkomstig van de sterren, half-mens, half-god. Maar er was daar niemand, die ons kon redden. Waarom heb je ons in de steek gelaten? Waarom heb je de hoop die je ons schonk niet vervuld? Omdat je het niet kon! Het lijkt erop dat we op onszelf aangewezen zijn!

In deze tekst (verdeeld over vier tekstblokken) spreekt de verteller, mogelijk de auteur (Reinhart Kleinst) David Bowie toe. Ja, ja, er zijn smetjes in de tekst aan te wijzen. Sommige komma's hadden weggelaten moeten worden en bij 'behoeden' hoort niet 'van' maar 'voor'. De ondertitel van Low is David Bowie's Berlijn jaren. Dat is ook nogal ongelukkig. Dat had natuurlijk 'Berlijnse jaren' of 'jaren in Berlijn' moet zijn en desnoods 'Berlijnjaren'. Maar laten we niet zeuren over dit soort taaldingetjes. 

Na Ziggy Stardust

Kleist beschrijft Bowie na diens tijd als Ziggy Stardust. Die periode bracht hij onder in zijn graphic novel Starman (zie link onderaan). Er is een tijdperk afgesloten voor Bowie, hij laat Los Angeles achter zich en hij moet verder, maar hij weet nog niet hoe. Hij gaat wonen in Berlijn en zoals de verteller in Low zegt: 'maar als ik zo kijk, was Berlijn precies het soort sanatorium dat je nodig had.'

Het jaar wordt niet in het boek genoemd (wel op de achterkant), maar we schrijven 1976. Berlijn is verdeeld in Oost en West door de Muur. Bowie kan er aanvankelijk vrij anoniem wonen en zich bezinnen op de toekomst. In Duitsland gebeuren nieuwe dingen op het gebied van muziek. Denk aan de groep Kraftwerk met hun nummer 'Autobahn'. Dat reikte in 1975 tot nummer twaalf in  de Nederlandse Top-40. Maar het singletje was wel een erg korte uitvoering. Op de LP beslaat het nummer de complete A-kant, meer dan twintig minuten. 

Berlijnse trilogie

Bowie zou twee jaar in Berlijn blijven en dat zou drie albums opleveren: Low, "Heroes" en Lodger. Toen dat laatste album verscheen, was Bowie alweer weg uit Berlijn, maar het zou nog wel tot de Berlijnse trilogie gerekend worden, hoewel het opgenomen werd in Zwitserland en geproduceerd in de Verenigde Staten. 

In zijn allerlaatste nummer 'Where are we now?', dat uitgebracht werd op zijn zesenzestigste verjaardag, denkt Bowie terug aan de periode in Berlijn. 

Bowie was niet alleen in Berlijn. Iggy Pop was er ook en Bowie speelde wel mee bij diens optredens. Ze deelden een tijd een appartement. Verder waren er onder anderen het fenomeen Romy Haag en de producer Brian Eno. 


Ruimtevaarder

Het verleden van Bowie komt nog verschillende keren terug in Low in de vorm van flashbacks. Net als in Starman gaat hij in gesprek met zijn spiegelbeeld, deze keer met zijn alter ego Ziggy Stardust. 

Op de achtergrond zweeft soms een ruimtevaarder. Dat doet denken aan 'Space Oddity', maar het zegt ook iets over de situatie van Bowie: 'Ergens ben je de greep op jezelf kwijtgeraakt, als een astronaut die zonder reddingslijn de ruimte in dreef.'

Bowie zoekt zijn weg en dat resulteert dus in enkele albums die nog steeds hoog aangeschreven staan. Het is verbazingwekkend hoeveel die twee jaren in Berlijn hebben gedaan in het leven van Bowie en welke stappen hij in die beperkte tijd gezet heeft. 

Kleist moest zich zo goed mogelijk houden aan het leven van Bowie en tegelijkertijd moest hij er een beetje verhaal van maken. In hoeverre hij Bowie recht doet in deze strip kan ik niet beoordelen; daar moeten de kenners zich maar over uitlaten. Maar een goede strip is het wel geworden. De zoektocht van Bowie naar nieuwe wegen wordt helder beschreven. Niet voor niets gebeurde die in Berlijn, een stad waarin veel nieuws gebeurde, maar ook een verscheurde stad. In de strip van Kleist gaan Berlijn en Bowie wel een beetje op elkaar lijken. 

Zoeken naar je bestemming

Low blijft boeien van begin tot eind. Het helpt wel als je van de muziek van Bowie houdt, denk ik, maar een voorwaarde is het niet. Het zoeken naar nieuwe wegen, naar wat je bestemming is, is een algemeen menselijk thema dat in veel levens, ook die van lezers, speelt. 

Aan het eind is er nog een toetje: een galerij met tekeningen (paginagroot en een enkele spread). Altijd prettig zoiets. Tekeningen om een tijdje naar te kijken en ze even te laten bezinken. En dan weer terugbladeren in Low, passages teruglezen, tekeningen nog eens bekijken en dan natuurlijk de muziek van David Bowie opzetten. 

Titel: Low. David Bowie's Berlijn jaren. 
Tekst en tekeningen: Reinhard Kleist
Vertaling: Christine Anneliese Braun
Uitgever: Scratch Books
2025, 176 blz. € 29,95 (hardcover)


Over ander werk van Reinhard Kleist:

Ook over David Bowie:


vrijdag 17 oktober 2025

Binnenkort meer!

Het is net herfstvakantie geworden in dit deel van het land en eigenlijk had ik vanavond nog een recensie moeten schrijven, maar ik laat het zo. De afgelopen weken waren de dagen vol, en de recensies moesten meestal nog snel even in de avonduren. Dan zette ik ze klaar voor publicatie de volgende dag. Maar nu mag ik wel even achterover leunen, vind ik. 

Morgen bespreek ik voor de lokale omroep de roman Een tijd als deze van Sarah van der Maas, die ik hier ook al besprak. Goede boek, dat je zeker zou moeten lezen. Wel meen ik op de coverfoto een jonge Paulien Cornelisse te herkennen, maar dat zal wel onzin zijn. 

Hoe volgende week eruit gaat zien, weet ik nog niet; we beslissen in het weekend of we weggaan en waarheen. Maar het kan zijn dan het dan wat rustiger is op Bunt Blogt. 

Maar er zal in de nabije toekomst weer voldoende online geplaatst worden. Wat kun je zoal verwachten?

Allereerst een bespreking van de graphic novel Low van Reinhard Kleist. Die gaat over de Berlijnse jaren van David Bowie, 1976 - 1978,  een periode die uiteindelijk drie albums opleverde: Low, "Heroes" en Lodger. Kleist schreef al eerder over Bowie: Starman. Dat boek leende ik ooit uit. Nooit meer teruggezien. 

Verder ligt klaar: De wolf in zijn onderbroek van Lupano Itoïz, een grappig prentenboek over wat er gebeurt als vooroordelen niet blijken te kloppen met de werkelijkheid. Leuk voor kinderen, maar zeker ook voor volwassenen. 

Ten slotte ga ik nog schrijven over Tarare, van Ken Broeders. Dat las ik al eerder in Eppo, maar nu heb ik het als album in huis en dan leest zo'n strip net iets anders. Het is het fascinerende verhaal van een alleseter, iemand die bijna letterlijk alles eet, ook dingen die de doorsnee mens niet eet. Broeders ken je misschien nog van Driftwereld.

Intussen ben ik al een hele tijd aan het lezen in Er hangt iets van lente in de klas, een bloemlezing met gedichten over het onderwijs, van de middeleeuwen tot nu. Ik lees er elke dag uit, maar het gaat even duren want de bundel is bijna negenhonderd bladzijden dik en weegt meer dan een kilo. 

Onlangs las ik weer een boek van Inez van Dullemen. Ik was nogal enthousiast over haar verhalenbundel Een hand vol vonken en ik vond dat ik eens wat meer van haar moest lezen. Dat werd De vrouw met de vogelkop

Dit weekend lees ik de biografie van Ageeth Scherphuis (door Peter van der Aa). Leest lekker en geeft een goed beeld van de persoon, haar omgeving, maar ook haar tijd. In de begintijd van de televisie waren omroepsters gevierde personen.  

Ik had de ook de biografie van Heere Heeresma aangevraagd (door Anton de Goede), maar de uitgever verstrekte geen recensie-exemplaar. Ik zal het boek misschien gaan kopen, want ik ben zeker benieuwd, maar ik lees eerst maar even wat ik nog allemaal heb liggen. 

Wat ligt er bijvoorbeeld op de stapel? Ossenkop van Manik Sarkar, Schijnoffers van Daan Heerma van Voss, Ik, de ander van Jante Wortel, Man maakt stuk van Maurits de Bruijn en Altijd zondag van Kees Versluis. En soms vind ik dat het ineens tijd wordt om iets ouds te lezen, van Vestdijk of Brakman of van M.A.M. Renes-Boldingh of van Wilma. Of nog iets anders. Je zult wel zien. 

donderdag 16 oktober 2025

Afgestoft: Verdwijnpunt, Hartenbeest (Fleur Bourgonje)

Wat komt er vandaag onder het stof uit? Een recensie van twee boeken van Fleur Bourgonje: de roman Verdwijnpunt en de dichtbundel Hartenbeest. Vanaf het debuut Spoorloos (1985) volg ik het werk van Bourgonje. In mijn ogen is ze een belangrijke auteur, met een oeuvre waarin de werken samenhangen. De afzonderlijke boeken zijn vaak al sterk, maar in samenhang krijgen ze nog meer betekenis. Mensen die haar werk niet kennen, doen zichzelf echt tekort en onthouden zich veel moois. 

Onder aan de recensie neem ik links op naar andere besprekingen. Ik heb namelijk al vaak over haar werk geschreven. De recensie hieronder werd geplaatst in het Nederlands Dagblad van 22 januari 2010.


 Fleur Bourgonje maakt de afwezigen aanwezig


Fleur Bourgonje heeft intussen meer dan twintig titels op haar naam staan. Dat is een behoorlijk omvangrijk oeuvre. Bovendien vertoont haar werk weinig zwakke plekken, tenminste wat het proza betreft. Bij haar poëzie hebben de afzonderlijke gedichten niet altijd de zeggingskracht die je van een gedicht verwacht, maar Bourgonjes gedichten moet je niet een voor een lezen, maar in serie, zoals ze geschreven zijn. In zo'n serie draait het vaak om het laatste gedicht en in de afzonderlijke gedichten vaak om het slot van het gedicht. Eigenlijk lees je haar gedichten als verhalen. Bourgonjes proza leest juist als poëzie. Haar proza heeft altijd iets bezwerends, het is melodieus en het voert je graag mee op het ritme van de zinnen.

Je kunt bij Fleur Bourgonje roman, verhaal en gedicht dan ook niet goed scheiden. Meer dan een schrijfster van afzonderlijke werken is ze een auteur die aan een oeuvre bouwt. Binnen dat oeuvre zijn er constanten, thema's die steeds weer terugkomen. Een van die thema's, dat al voorbereid werd in haar eerste boek, maar volop de kans kreeg in Oostenwind, koningskind, is dat van het kind dat in het donker door haar moeder met een koffer op het erf gezet wordt, omdat het heeft gezegd dat het bij de buren zo gezellig is. Het kind voelt zich verlaten en die angst om kwijt te raken en kwijtgeraakt te worden zal ze bij zich houden, net als de wetenschap dat je er ten diepste alleen voor staat. 

In veel boeken van Bourgonje verdwijnen mensen. Al in haar debuut Spoorloos, maar ook in bijvoorbeeld de dichtbundel Vrije val.

Een tweede thema komt naar voren in personages die een onbekend verleden hebben of een innerlijk leven dat aan anderen niet bekend is. In Oostenwind, koningskind vraagt de hoofdpersoon de mensen in wier dorp ze gaat wonen naar hun diepste dromen en in Onderstroom hebben de geliefden beiden een verleden dat ze voor de ander verzwijgen. Iemand tot je lichaam toelaten is lang niet zo intiem als iemand toelaten tot je hoofd, zei de schrijfster ooit. 

In de roman Verdwijnpunt komen die thema's samen. De ik-figuur bevindt zich in 2007 in een schaapskooi in de Pyreneeën die tot atelier verbouwd is. De stroom is uitgevallen en in het donker voedt ze het bijna gedoofde haardvuur met oude kranten. In een van die kranten staat een foto van een vrouw die ze herkent, vlak voordat de vlammen het portret verbranden. De vrouw op de foto komen we al in een vroeg stadium tegen in het werk van Fleur Bourgonje, al in de dichtbundel Achtergelaten land uit 1989. Het is de vrouw met wie de ik-figuur aan de Maas zat en die later verdween. Ze denkt dat ze verdronken is en dat ze alleen in haar gedichten nog leeft. 

De vrouw blijkt niet dood te zijn. In Verdwijnpunt noemt Bourgonje haar Vera. Ook Helena is een verdwenen vrouw. Ze stond bij school twee kinderen op te wachten en werd opgepakt, Buenos Aires 1976. Fleur Bourgonje was in die tijd in Argentinië. Ze schreef erover in haar indrukwekkende debuut Spoorloos, ze zou er later vaker over schrijven.

In Verdwijnpunt raadpleegt de ik-figuur haar agenda's uit die tijd, omdat ze terug wil halen hoe het allemaal gebeurd is. Het verhaal erover moet geschreven en het laat zich maar niet schrijven. De oude man, die steeds staat uit te kijken over de afgrond, zegt dat je een verhaal overal kan schrijven. 
Of nergens, wilde ik zeggen, sommige verhalen laten zich nergens schrijven. Die blijven waar ze zijn. In het hoofd. Op de bodem. Van buitenaf niet te zien. Geen mens die er weet van heeft. 
Maar ze zegt het niet. Ze houdt het voor zichzelf. De man heeft net wel verteld waarom hij daar staat. Ook in zijn leven is er een verdwenen vrouw.
 
Uiteindelijk komt het verhaal er niet. Bourgonje schrijft: 
Het zoeken naar woorden om verdwijning, paniek en rouw te beschrijven is een nodeloze bezigheid. Je vindt ze niet, al ga je nog zo ver, al reis je nog zo alleen, al sluit je je nog zo lang op in een berghut of een stadsappartement dat op peinzen en schrijven is afgestemd. Je vindt versleten termen, loze omhulsels, afval van anderen.
We lezen dat op het moment dat we al bijna een heel boek achter de rug hebben, een boek dat er dus wel gekomen is. Een gefragmenteerd boek, met stukjes uit het heden en uit het verleden, met stukjes over verschillende vrouwen, met encyclopedische stukken over Zuid-Amerikaanse landen. Niet in een afgerond verhaal, maar in al die scherven krijgt de lezer wel zicht op wat verdwenen is, op het gemis. 

Uiteindelijk houdt de ik-figuur de herinneringen over. 
Misschien is het anders gegaan, misschien zag het er anders uit, maar dit is het beeld dat ik al die jaren heb vastgehouden en met de beelden die we vasthouden moeten we het doen, daaruit bestaat ons leven, niet uit wat we verdreven hebben of vergeten zijn.
Verdwijnpunt is alleen te kopen samen met de dichtbundel Hartenbeest. Het hartenbeest, een Zuid-Afrikaanse antilope, is de boodschapper tussen de wereld van de levenden en die van de doden. Al in De bedrieglijke warmte van vuur probeerde de schrijfster die twee werelden te verbinden en in zekere zin probeert ze dat in al haar werk. Je kunt nog zo schrijven dat iemand verdwenen is, op het moment van schrijven en het moment van lezen is zo'n afwezige aanwezig. In Spoorloos is er zelfs een verhaal waarin de doden allemaal present zijn op een verjaardag, waarna ze weer terug moeten in hun afwezigheid.

Er lopen lijntjes tussen Verdwijnpunt en Hartenbeest. Gelukkig is het ene boek niet een illustratie bij het andere en wordt in het ene boek niets overgedaan wat ook al in het andere staat. Verdwijnpunt is een rijke roman, waarin zoveel aangestipt is, dat in deze recensie nog niet alles genoemd is. Het boek gaat bijvoorbeeld ook nog over Uruguay, ook nog over de katharen en ook nog over grotten met daarin grottekeningen. Die grottekeningen komen terug op de omslag van zowel de gedichtenbundel als de roman. 

Ook in grottekeningen zijn de afwezigen aanwezig. Het hartenbeest krijgt de opdracht de verdwenene terug te halen: ,,fluister kom / fluister haal hem // haal hem naar hier / hartenbeest hartendier -''. Maar ook hier zal de ik-figuur het moeten doen met de herinneringen aan wat was. En met de taal natuurlijk, waarin zowel de gemiste als het gemis gevangen is. Bourgonjes boeken zijn daarmee rotstekeningen geworden. Door te schrijven heeft ze al wie afwezig is aanwezig gemaakt en bewaard. Het helpt niet natuurlijk, maar het is indrukwekkend.

Eerder schreef ik over ander werk van Fleur Bourgonje

woensdag 15 oktober 2025

Tandenjager (Auke Hulst)

Intussen heeft Auke Hulst een aardig oeuvre opgebouwd, maar ik  heb er nog maar weinig van gelezen: alleen  Kinderen van het Ruige Land. Pas nog zei ik tegen iemand dat ik En ik herinner me Titus Broederland (2016) wel zou willen lezen. De Mitsukoshi Troostbaby Company (2023) kreeg aardig wat publiciteit, maar de recensies die ik las/hoorde liepen nogal uiteen en ik vroeg me af of het wel een boek voor mij was. Die heb ik overgeslagen. 

Maar toen ik las over Tandenjager, sprak het onderwerp mij meteen aan en toen een gewaardeerde collega het boek ook nog aanbeval, ben ik het gaan kopen. Het is een historische roman over Vos Jacobsz, die zich ook wel Jacobi Fox noemt. Op het slagveld van Quattre Bras (1815) sloopt hij tanden uit de mond van dode en stervende soldaten om die te gelde te maken. Daar treft hij een puntgaaf gebit aan van ene Amadeo d'Isenbart, die een brief bij zich draagt aan een markiezin, Margaux. 

Vos besluit het gebit voor zichzelf te houden. Hij laat het implanteren en door dat gave gebit dringt hij door tot een hogere klasse. Hij komt zelfs in contact met Margaux, een dame met een ooglapje. Haar vaders leven werd beëindigd onder de guillotine. 

Dat Vos Margaux ontmoet, speelt zich af in het jaar zonder zomer, 1816. Dat er dat jaar in Europa geen zomer was, was het gevolg van de uitbarsting van de vulkaan Tambora, waarover Philip Dröge een fascinerend boek schreef dat ik hier besprak. 

Gebit

Het nieuwe gebit van Vos heeft gevolgen. Het bepaalt niet alleen tot wie hij toegang heeft, maar gaat deel uitmaken van zijn persoonlijkheid, waarbij hij steeds meer gaat lijken op de vorige bezitter van het gebit. Soms lijkt hij samen te vallen met Amadeo d'Isenbart (of Adam Hollander). Helemaal helder was het me tijdens het lezen niet, maar dat stond eigenlijk niet in de weg. Er zijn meer spiegelingen in de roman. 

Op een gegeven moment vlucht Vos naar Suriname, naar de plantage Raad en Daad, waarvan Margaux de eigenaresse is. Daar houdt hij zich een tijdje schuil, maar de dienaars van het gerecht zoeken hem ook daar en met achterlating van zo'n beetje alles moet hij zich zien te redden. Daarbij lijkt hij op Ndume, een gevluchte slaafgemaakte, die later trouwens in dienst komt bij d'Isenbart. 

Vampier

Dat Vos moest vluchten had te maken met de dood van een jonge vrouw. Margaux vertoont vampierachtige trekjes. Mogelijk zorgt het nuttigen van bloed ervoor dat ze nauwelijks veroudert. Vos heeft ook wel een soortgelijke neiging. Hij heeft tijden op een kopermunt gezogen om de lust ertoe te bedwingen. Als hij met Margaux meedoet, doodt hij daarbij iemand. Margaux biedt hem een vluchtweg naar Suriname. 

Tandenjager is een bedwelmende roman, waaraan ik me maar heb overgegeven. Het taalgebruik van Hulst is weelderig en op het overdadige af. Daarbij was het me ook wel eens net wat te: dan had ik het idee dat ik alleen maar zinnen aan het lezen was die om het mooie geschreven waren in plaats van dat ze het verhaal vooruithielpen. Dat waren momenten dat ik de neiging om diagonaal door passages heen te gaan. Vlak hiervoor las ik Een tijd als deze van Sarah van der Maas, ook een historische roman, die zich afspeelt in de Tweede Wereldoorlog. Ook geschreven in rijke stijl, maar het boek van Van der Maas is veel helderder. Dat heeft dan toch mijn voorkeur. 

Stand

Maar Tandenjager heeft genoeg om van te genieten. Vos is heel erg bezig om zich aan zijn stand te ontworstelen. Hij gaat ervan uit dat hij eigenlijk het kind van een baron is, die zijn moeder zwanger gemaakt heeft. Hij wil zich niet neerleggen bij zijn positie, zoals zijn vader doet. 

Pa schudde meewarig het hoofd, en Vos zag vernedering in zijn ogen: de vingerafdrukken van meesters die meer namen dan gaven, van zielenherders die op zijn zondigheid hadden gehamerd, van mede-verschoppelingen die hem gekleineerd hadden. Waarom verzette hij zich niet? Die koekeloeris durfde niet eens zijn eigen zoon te slaan, laat staan de baron het hoofd te klieven. Dan eindigde je maar in het gevang! Alles beter dan het onverdraaglijke omzetten in iets bodemloos achter de ogen. Alles beter dan dit levend sterven. 

De ongelijkheid van de standen komt natuurlijk nog duidelijker aan de orde op de plantage, waar de slavernij nog volop bestaat. 

De moeder van Vos, met wie hij een wat dubbelzinnige relatie heeft, overlijdt als ze zijn 'gebroerte' baart. Verder heeft Vos nog een broer, Godert, van wie hij zich dat die 'niet goed' is, maar Godert duikt, net als Vos op allerlei plaatsen op. Ook Godert is bijzonder. Hij heeft 'Een week gezicht met ouwelijke bakkebaarden, waardoor hij tegelijk zestien en zestig lijkt.' Sommige personages lijken zich te onttrekken aan de tijd en niet of nauwelijks ouder te worden. Het laatste deel van Tandenjager speelt zich zelfs af in 1968. 

Travestie

Een andere spiegeling betreft de travestie. Vos doet zich soms voor als een jonge vrouw en Margaux geeft zich soms uit voor een jonge man, compleet met plaksnor. Dit soort interne verwijzingen zijn er de hele roman door te vinden. Het vertelplezier is op elke bladzijde duidelijk. 

Het zou me niet verbazen als Tandenjager aan het eind van het jaar verschijnt in de toplijstjes. Ik zie nu al dat ik dit jaar zo veel goede boeken heb gelezen, dat het lastig kiezen zal worden als ik me tot tien boeken moet beperken. Ik las dit jaar niet alleen Oroppa van Safae El Khanoussi, maar ook Aan het einde van de oorlog van Bert Natter, Mordechai van Marcel Möring, De onzichtbaren van Frank Nellen, Krekel van Annet Schaap en de briefwisseling tussen Jeroen Brouwers en Geert van Oorschot. En het al genoemde Een tijd als deze van Sarah van der Maas. En Tandenjager dus. Keus te over.

dinsdag 14 oktober 2025

Afgestoft: Gedoe (Armando)

Voor het werk van Armando heb ik een warme belangstelling. Een fascinatie, wilde ik schrijven, maar hoe vaak heb ik het afgelopen jaar een compleet boek van hem herlezen? Geen enkele keer, besef ik. Ik doe hem postuum tekort. 

In het verleden heb ik verschillende keren over hem en zijn werk geschreven. Als je nog niet veel van Armando weet, lees dan wat ik schreef na zijn overlijden. Link (en andere links) onderaan. Ik wil in ieder geval de recensie over het degelijke boek van Ernst van Altena over Armando hier nog een keer plaatsen. 

Dat tijdgebrek mij al langer parten speelt, merkte ik toen ik eens keek wat hier over Armando staat. Het blijkt dat ik dezelfde recensie (Van nee) twee keer heb afgestoft. Niemand heeft het gemerkt. Ook ik niet. 

Boven de bespreking van Gedoe zette ik de titel 'Niemand had het gemerkt. Ik wel'. Het is een wat gekunsteld bruggetje, maar ook over zo'n bruggetje kun je wel naar de recensie lopen. Die werd trouwens eerder geplaatst in Nederlands Dagblad op 21 april 2006



Niemand had het gemerkt. Ik wel

De schaduwrijke woudzoom en het bladerdak spraken er schande van, tenminste, dat hoopte hij. De werkelijkheid was anders, ze spraken er géén schande van, hij wist wel beter, ze bekommerden zich nergens, maar dan ook nergens om. Hij nam ze hun onverschilligheid nogal kwalijk. Niet dat ie ze 'schuldig' noemde zoals iemand dat ooit had gedaan, maar hij duidde het hun euvel, dat weet ik zeker.
Ik ken hem tamelijk goed. Het is nog erger: soms denk ik dat ik 'hij' ben, al lopen we in een tegengestelde richting. Ik ben moe.

Twee alinea's slechts, maar wel een compleet verhaal. Een van de meer dan honderd bijzonder korte verhalen die Armando bundelde in Gedoe. Eerder verschenen soortgelijke bundels: De haperende schepping en Het wel en wee.

'Soms denk ik dat ik 'hij' ben', schrijft Armando over het personage in bovenstaand verhaal ('Schuldig'). De 'hij' hoopt dat de woudzoom ergens schande van spreekt. Wie ook maar even rondgedwaald heeft in het werk van Armando denkt natuurlijk meteen aan schilderijen met de titel 'Waldrand', denkt aan schilderijen waarop schuldig landschap is afgebeeld en boeken waarin over de schuld van het landschap is geschreven. Niet alleen de 'hij' is dezelfde als de 'ik', ook de 'iemand' is dat.

Onherbergzaam

In veel van de korte verhalen in Gedoe komt een 'ik' voor. Het is een personage, natuurlijk, en toch heb ik steeds weer de neiging om dat personage Armando te noemen. Misschien komt dat door de 'ikken' in boeken als Uit Berlijn, Machthebbers en Krijgsgewoel, waarin ik mij indertijd nooit heb afgevraagd wie de 'ik' was. Dat werd automatisch de schrijver. Natuurlijk weet ik dat dat niet de schrijver van vlees en bloed is. Armando is voor mij al lang een personage geworden in zijn eigen oeuvre, zowel in de verhalen waarin hij de ik-vorm als waarin hij de hij-vorm hanteert.

Dat personage is een waarnemer, iemand die de wereld nauwkeurig bekijkt. Nauwkeuriger dan anderen blijkbaar. 'Niemand had het gemerkt. Ik wel', schrijft hij. Of: 'Niemand weet het. Ik wel.' De waarnemer registreert dingen en vertelt daarover, of anderen dat nou willen horen of niet. 

Soms komt er een 'jij' voor in de verhalen, die het waargenomene in twijfel trekt. De waarnemer lijkt zijn schouders op te halen: 'Nou, dan niet,' zegt hij geregeld. 'Jij hebt liever dat het niet gebeurd is, nu, dan is het niet gebeurd.' Wat voor dingen de waarnemer ook ziet, afschuwelijke of absurde of grappige, hij oordeelt niet. Hij ziet het, hij ondergaat het, maar verder houdt hij zich erbuiten. Hoogstens verbaast hij zich.

Het lijkt een manier om je staande te houden in het leven. De dingen maar laten gebeuren. Niet uit onverschilligheid, maar uit noodzaak. Het leven is immers 'onherbergzaam', schrijft Armando. 'De toestand is grimmig'. Maar wat stelt het leven nog werkelijk voor, als je je zo afzijdig houdt of moet houden? Als je het van een afstand moet bekijken? Weinig, lezen we in het gelijknamige verhaal: 

Men knoopt een gesprek aan, men praat wat, men zegt en men luistert, men neemt afscheid en men is weer alleen. Daar is overigens niets op tegen, hoor. O ja, en men slaapt. Dat is het wel zo'n beetje. Ik geloof niet dat ik iets vergeten ben. Ziedaar het leven in een notendop. Misschien vind je het weinig, weet ik veel. Ja, wat kan ik eraan doen. Ik geef toe, het is ook weinig maar het is genoeg, leer dat van mij.
Eerder schreef ik over:
nee en hier ook

maandag 13 oktober 2025

De helden van Amoras 1: Doodvonnis (Marc Legendre / Charel Chambré)

Een van de meest succesvolle stripreeksen in het Nederlands is Suske en Wiske. Er zullen weinig mensen zijn die nog nooit zo'n rood deeltje hebben gelezen en elk jaar verschijnen er nog steeds nieuwe albums. Intussen zijn het er meer dan vierhonderd. Ook zijn er hommagealbums, waarbij een gasttekenaar dichter bij zijn eigen stijl blijft in plaats van die van Willy Vandersteen te imiteren. 

In 2013, honderd jaar na de geboorte van Vandersteen, verscheen er een compleet nieuwe reeks, Amoras, de saga. De eerste drie delen daarvan besprak ik. Links zal ik onderaan opnemen. De reeks was duidelijk bedoeld voor een wat ouder publiek: Suske en Wiske zijn enkele jaren ouder geworden, geweld wordt niet geschuwd en er is een vrij hoog verteltempo. Het scenario was van Marc Legendre en de tekeningen van Charel Chambré, die intussen ook samen Verse vis maken. 

Die Amorasreeks bestond uit zes delen (en een deel met de making of). Daarna verscheen er een nieuwe reeks: De kronieken van Amoras, die veertien delen zou beslaan, die verscheen tussen 2017 en 2024. Oude bekenden, zoals Krimson en Sus Antigoon stonden erin centraal en de verhalen mochten uitwaaieren over verschillende albums. 

De helden van Amoras

Dit jaar is er een nieuwe reeks gestart: De helden van Amoras. Het is de bedoeling dat het hierin weer echt zal draaien om Suske en Wiske en de albums vormen afgeronde verhalen en kunnen dus afzonderlijk gelezen worden. De eerste twee delen (Doodvonnis en Kolmanskop) zijn geschreven door Marc Legendre, daarna neemt Kristof Berte het over. Deel 3 zal Cross Road Blues gaan heten. 

Amoras, de sage begon indertijd met een uitgekiende reclamecampagne: een overlijdensbericht van Wiske. Uiteindelijk bleek Wiske niet echt dood te zijn, maar de aandacht was gewekt. Iets soortgelijks gebeurde er bij de start van De helden van Amoras. Voor op het eerste deel, Doodvonnis, staat een tekening van een zoenende Suske en Wiske. Hun relatie was nooit helemaal duidelijk, maar dat ze ooit met elkaar zouden gaan zoenen, zal in weinig hoofden opgekomen zijn. 

Ook hier blijkt de situatie minder eenduidig te zijn dan de covertekening suggereert. Er zijn twee look-alikes die doen alsof ze Suske en Wiske zijn. Ze stelen een container met cocaïne en proberen daarvoor de schuld in de schoenen te schuiven van Suske en Wiske, die van niets weten. Zo komen de twee in de wereld van de harde misdaad terecht. 

Het wordt best spannend, maar het loopt natuurlijk goed af. Legendre heeft een spannend verhaal in elkaar gezet, dat in een hoog tempo verteld wordt. Het is een lekkere avonturenstrip geworden. Chambré heeft weer zijn vertrouwde, uitstekende tekenwerk afgeleverd. 

Toen deepfake onnozel leek

In Amoras, de saga waren de personages met de teletijdmachine in 2047 terechtgekomen, honderd jaar na het verschijnen van Op het eiland Amoras. De verhalen van De helden van Amoras spelen zich eerder af. Op de eerste bladzijden van Doodvonnis wordt het verhaal in de tijd geplaatst. Niet in 2047 dus:

Toch ging daar een periode aan vooraf waarin men geloofde dat er tijd genoeg was om een draai aan de geschiedenis te geven. Toen deepfake onnozel en AI handig leek en robots en androïden niet alledaags waren. Toen er bij oorlog vredesbesprekingen hoorden en er nog protest klonk als mensenrechten geschonden werden. Toen de allerrijksten zich nog niet verenigd hadden in een organisatie die ze aanmatigend 'De Academie' noemden en geen enkel hoger doel, alleen een onstilbare honger naar absolute macht, hen ertoe aanzette om samen te werken. Kortom, toen dokter Krimson nog de ergste schoft op aarde was en niemand het aandurfde om hem uit te dagen. 

Krimson is de traditionele schurk in de verhalen van Suske en Wiske en ook in dit deel neemt hij zijn vertrouwde positie in. 

Achter in Doodvonnis is een mooi dossier opgenomen, met extra tekeningen. Niet alleen schetsen, maar ook concepttekeningen en coverontwerpen. In de tekst wordt aandacht besteed aan de drie Amorasreeksen en ten slotte is er een interview met de nieuwe scenarist, Kristof Berte. Dat is een mooi toetje. 

Deel 2, Kolmanskop staat gepland voor december van dit jaar. 

Reeks: De helden van Amoras
Deel 1: Doodvonnis
Scenario: Marc Legendre
Tekeningen: Charel Chambré
Uitgever: Standaard Uitgeverij
2025, 48 blz. € 8,99 (softcover)

Eerder schreef ik over:
Amoras, de saga
1. Amoras

Suske en Wiske

Suske en Wiske Junior

van Legendre en Chambré: