dinsdag 9 december 2025

Outs & Ins (Joost Swarte)


Van Joost Swarte kan er niet genoeg uitkomen. Ik heb nog nooit een slechte tekening van hem gezien en zijn werk is zo veelzijdig, dat je het van verschillende kanten kunt bekijken en steeds weer verrassende aspecten kunt ontdekken. 

Bij uitgeverij Scatch kwam Outs & Ins uit, een mooi boek dat de bemoeienis van Swarte met architectuur en vormgeving belicht. Swarte heeft verschillende ontwerpen op zijn naam staan (waarvan de Toneelschuur in Haarlem een van de bekendste is), maar ook in zijn tekeningen is er veel architectuur terug te vinden. 

Een verhaal vertellen

In het boek is een mooie inleiding opgenomen van Mélanie van der Hoorn, 'Een tekenaar als architect'. Ze legt uit wat het 'detailloos ontwerpen' van Swarte inhoudt en waarom het belangrijk is om een tekenaar als Swarte te betrekken bij ontwerpen. Een tekenaar kan namelijk veel beter dan een architect een verhaal vertellen en laten zien hoe mensen een gebouw gebruiken. Daarbij mogen de mensen ook weer niet afleiden van het ontwerp. 

De 'fotorealistische realisaties' die architecten afleveren blijken verre van realistisch. Een tekenaar brengt de werkelijkheid wel in zijn tekeningen. 

Natuurlijk zijn er veel tekeningen van Swarte te vinden, vaak op groot formaat, waarbij de tekeningen zeer gebaat zijn. Ze laten zich zowel op het eerste gezicht goed bekijken als bij een tweede blik, waarbij je naar de details kijkt. 

Ontwerpen

In het tweede deel, 'Outs & Ins Revue' zien we foto's van ontwerpen, ook van meubels, met toelichting van Swarte. Hij vertelt het verhaal van de ontwerpen, waarvan sommige nooit gerealiseerd zijn. Hij deelt ook de tekeningen, zodat je kunt zien voor welke details hij oog heeft gehad en hoe je van tekening naar realisatie komt. 

Ik moet bekennen dat ik niet meer oog voor architectuur heb dan de gemiddelde Nederlander en dat het ontwerpen van meubels ook al niet mijn warmste belangstelling heeft. Mijn vriendin (die dat wel heeft) heeft daar wel eens haar verwondering over uitgesproken. Maar het boek Outs & Ins heeft mij wel helemaal meegenomen. 

Licht

Niet alleen heb ik het boek helemaal gelezen, maar ik heb er ook nog vaak in zitten bladeren om de tekeningen goed te bekijken en dat heb ik niet gedaan uit plichtsgevoel, maar geheel voor mijn eigen lol. En ik heb me natuurlijk weer verbaasd over de ontwerpen van Swarte, die altijd helder zijn en iets lichts hebben, waardoor je je even opgetild voelt. Daarbij kan hij ook nog toegankelijk schrijven. 

Natuurlijk is Outs & Ins een boek voor mensen belangstelling voor architectuur en vormgeving, maar niet alleen voor hen. Als ik er zo van kan genieten, moet een breed publiek dat ook kunnen. Outs & Ins zal zijn weg naar het publiek wel vinden. 

Joost Swarte, Outs & Ins. Uitg. Scratch. 2005, 112 blz. € 30,- (hardcover). Luxe editie (100 genummerde exemplaren, gesigneerde prent, alternatief omslag) € 125,-

Eerder schreef ik over:
Mene Tekel (Nescio)






maandag 8 december 2025

In verlatenheid (L.H.Wiener)

De schrijver L.H. Wiener had al heel wat boeken op zijn naam staan, toen ik voor het eerst een werk van hem las. Dat was De verering van Quirina T (2006). Daar zal ik ook wel over geschreven hebben, maar die recensie heb ik op dit moment niet en Literom is voor mij niet meer beschikbaar, dus ik kan het niet controleren. 

In 2011 schreef ik over Sjanghai Massage en daarna over geen enkel ander werk van Wiener meer, terwijl de man genoeg geschreven heeft. Zo had ik best Zeeangst (2020) of De zoete inval (2020) kunnen lezen, maar dat is niet gebeurd. In zijn nieuwe roman, In verlatenheid, had ik wel weer zin en de uitgeverij was zo vriendelijk mij het boek toe te sturen. . 

Of ik het een roman moet noemen, weet ik niet goed. Op het titelblad wordt het niet zo genoemd en bij veel boeken van Wiener blijft de schrijver dicht bij huis. Hij neemt vaak een hoofdpersoon die erg op hem lijkt en die  soms ook zijn naam draagt. 

Ooit heb ik Wiener ijdeltuiterij verweten, maar ik heb ook altijd genoten van wat hij schreef. Hij schrijft goed en hij heeft humor, waarmee hij de tragiek in zijn boeken licht weet te houden, wat heel aangenaam is. 

Proloog

In In verlatenheid is de verteller verlaten door zijn Laatste Vriendin. In de proloog laat hij zijn vorige geliefden de revue passeren: Knoek (Maddie IJzer), Miriam Sluyser, Carina Wijnberg en ten slotte Quirina Taselaar. De laatste drie waren leerlingen aan het gymnasium waaraan de verteller verbonden was als docent Engels. 

Aan het eind van de proloog geeft hij ook een kenschets van het boek:

En zo is het navolgende document humain ontstaan, waarin ik in een gecontroleerde stream of consiousness, in flitsen van herinneringen en beschouwingen (in deze moderne tijd columns genaamd) terugblik op mijn leven, nu de onvermijdelijke Dood, nog wat talmend, maar onvermurwbaar, op weg is naar mijn huis. 
Niet anoniem passeren is tenslotte het credo van iedere schrijver. 

Kenau

Laatste Vriendin wordt ook wel aangeduid als Kenau, een naam die ze ook zichzelf gaf. Veertien jaar lang was ze de geliefde van de verteller, dus dat hij het nu zonder haar moet stellen, is nogal wat. 

Ik mis haar deerlijk.
Ben compleet mijn richting kwijt, mijn koers.
Ben eigenlijk radeloos.
Weet niet hoe ik hier nog uit kan komen. 

We lezen in In verlatenheid ook hoe de twee uit elkaar raakten. Aan de ene kant lees je dat als een roman, waarbij de verteller een personage is, aan de andere kant weet je dat schrijver en verteller/personage mogelijk nagenoeg samenvallen. 

Mijn werk is strikt autobiografisch, het wordt mij aangereikt, bestaat tegelijkertijd met mij in het universum, zweeft daar rond in kruisende tijdlijnen en hoef ik slechts te zoeken, te determineren en van vocabulaire te voorzien. Verzinnen kan men alles wel, vormgeven is de kunst. 

De zin klopt niet helemaal: bij 'hoef ik' gaat het mis, maar erg is dat niet. Ook staat er ergens bij geloofsbrieven 'Niet overlegd', terwijl dat natuurlijk 'niet overgelegd' moet zijn. Maar dat zijn kleinigheden. 

Wiener schrijft in ieder geval dat zijn werk strikt autobiografisch is en dat we de verteller dus kunnen gelijkstellen aan de schrijver. Maar als je aan het vormgeven bent, zal de fictie altijd wel door de kieren van het geschrevene dringen, denk ik. Het maakt ook niet uit of het allemaal zo gebeurd is. Zoals Wiener al schrijft: vormgeven is de kunst. 

De vorm van In verlatenheid is vrij los. Er zijn wat brieven opgenomen (aan bijvoorbeeld Flaubert en aan de heer Bomhof, rector van de middelbare school die de verteller als scholier bezocht), een toespraak aan een overleden vriend, wat over vroegere geliefden, wat jeugdherinneringen, enkele zeilervaringen, veel literatuur. Soepel glijdt de verteller van het ene naar het andere en het leest allemaal aangenaam. Ook de vader van de verteller kom in het boek voor en dat is een ontroerende passage. 

Stier

Voor op de roman staat een stier afgebeeld. Die komt pas in de epiloog ter sprake. Er is een vrachtwagen waar de stier uit komt, ring in de neus en het dier gaat zijn dood tegemoet. De stier gaat zijn dood tegemoet. 

Ik zag zijn angst en voelde hoe die, op dat moment in de eeuwigheid, ook mij bekroop. 

In de proloog noemt de verteller al dat de Dood, talmend, op weg is naar zijn huis. De angst voor die dood heeft zich mogelijk bij deze herinnering aan de stier al vastgezet in de hoofdpersoon, minstens vijftig jaar geleden. 

Toch is het geen angst die uit In verlatenheid lijkt te spreken. Eerder het besef dat sommige dingen nog geboekstaafd moesten worden. Dingen uit het verleden, maar ook deze fase van het leven. En natuurlijk moest het einde van de relatie met Laatste Vriendin in het boek. Niet altijd vrij van bitterheid, maar het is bepaald geen Finale kwijting van Hans Dorrestijn geworden. Meestal heeft Wiener zich kunnen beperken tot het weergeven van wat er gebeurd is en wat hem dat deed. 

Al eerder heb ik geschreven dat ik eigenlijk meer van Wiener zou moeten lezen, maar dat gebeurt maar niet. Veel boeken die ik toevoeg aan de stapels met werken die ik nu echt moet gaan lezen haal ik uit minibiebs en kringlopen en daar kom ik Wieners boeken eigenlijk niet tegen. Dat zal wel een goed teken zijn: wellicht doen mensen zijn boeken niet weg. 

Mocht ik boeken van Wiener tegenkomen, dan neem ik ze mee en mogelijk zal ik ze ook lezen. Maar de stapels groeien, hoezeer ik ook mijn best doe om door te lezen. We zullen zien. 

L.H. Wiener, In verlatenheid. Uitg. Pluim, 208 blz. € 23,99. 

Eerder schreef ik over:

vrijdag 5 december 2025

Afgestoft: De legende van de heilige drinker (Joseph Roth)

Over buitenlandse literatuur heb ik maar weinig geschreven; ik had al moeite genoeg om de Nederlandse literatuur een beetje bij te houden. En wat ik wel over buitenlandse literatuur geschreven heb, heb ik niet allemaal meer tot mijn beschikking. Er moeten nog besprekingen van een paar Japanse romans zijn en van een trilogie van de Turkse schrijver Yaşar Kemal. Misschien kom ik die ooit nog eens ergens tegen. 

In Liter jaargang 16, nummer 70 (juni 2013) stond een bespreking van De legende van de heilige drinker van Joseph Roth, ook al zo'n schrijver van wie ik veel te weinig gelezen heb. Ik had op zijn minst Radetzkymars moeten lezen. Enfin, daar is het niet van gekomen.    

Bij onderstaande korte bespreking zijn indertijd geen illustraties opgenomen, want dat paste toen niet in Liter. Dat is jammer, want ze vormen een wezenlijk onderdeel van deze uitgave. 

De dood van een drinker

De Oostenrijkse schrijver Joseph Roth dronk zich dood in 1939. Hij had een niet gemakkelijk leven achter de rug: zijn vrouw kwam in een inrichting terecht, waar ze omgebracht werd door de nazi's, hij zwierf daarna door Europa, nergens meer thuis. Intussen schreef hij wel een stel boeken die driekwart eeuw later nog steeds leesbaar zijn. Radetzkymars (1932) is een van de bekendste.

Een van de laatste verhalen die Roth schreef was ‘De legende van de heilige drinker’. De dakloze Andreas Kartak krijgt op een dag tweehonderd francs. Als man van eer wil hij die niet zomaar accepteren, maar de gever verzekert hem dat hij het geld altijd terug kan geven, als zijn geweten hem dringt. Hij kan het geld op zondag na de mis overhandigen aan de priester in de kapel Saint Marie de Batignolles. ‘Als u het al aan iemand schuldig bent, dan aan de kleine heilige Thérèse,’ zegt de gever.

Vanaf dat moment verandert het leven van Andreas: hij ontmoet mensen uit zijn verleden en hij zit nooit meer helemaal zonder geld. Hij kan overnachten in hotels, terwijl hij daarvoor onder de bruggen van de Seine sliep. Maar elke keer als hij het geld terug wil geven, komt er iets tussen. Uiteindelijk sterft hij, in het bijzijn van de kleine heilige Thérèse. ‘God geve ons allen, ons drinkers, een zo vlotte en zo mooie dood!’ Zo besluit Joseph Roth zijn verhaal.

De legende van de heilige drinker is nu uitgekomen als boekje. Het is gezet in een grote letter en telt maar liefst tachtig bladzijden. Deze uitgave is rijk geïllustreerd met tekeningen van Bert Dekker. Alle dialogen zijn als strip weergegeven en daarnaast zijn er nog heel wat tekeningen toegevoegd. Soms beslaan die tekeningen een complete pagina.

De tekeningen van Dekker zijn onderkoeld. Hij heeft een heldere manier van tekenen: strakke lijnen, geen gebruik van kleur. De emotie is zoveel mogelijk onderdrukt en dat past goed bij de manier waarop Joseph Roth zijn legende schreef: op een zakelijke manier, alsof hij een reportage schreef over het laatste deel van het leven van Andreas Kartak.

Bij eerste lezing volgde ik vooral het verhaal, waardoor ik min of meer over de tekeningen heen ‘las’. Pas bij het terugbladeren viel me op hoe effectief de tekeningen zijn; ze ondersteunen het verhaal en staan het nergens in de weg.

Over het verhaal kun je nog een tijdje nadenken. De man die Andreas geld geeft, is een geheimzinnige heer. Hij zegt dat hij Andreas de weg zal wijzen en blijkbaar doorziet hij hem: ‘Ik zie wel dat u heel wat fouten begaat. Maar God stuurt u op mijn pad.’ De man is christen geworden nadat hij het verhaal van de heilige Thérèse van Lisieux heeft gelezen. Thérèse wilde al op heel jonge leeftijd het klooster in, maar men vond haar te jong. Zelfs bij de paus vond ze geen gehoor. Uiteindelijk trad ze toch in, maar stierf al toen ze zesentwintig was.

Hoe komt het dat het leven van Andreas zo verandert? Joseph Roth heeft het ergens over ‘de voorzienigheid - of zoals minder gelovige mensen zouden zeggen: het toeval’ en laat dus in het midden of er sprake is van leiding of van een bizarre samenloop van omstandigheden.

De kleine Thérèse is ook een merkwaardige figuur. Als ze Andreas in een droom verschijnt, ziet ze er zo uit als hij zich jaren daarvoor zijn eigen dochter heeft voorgesteld. Maar hij heeft geen dochter.

Toen Roth deze ‘legende’ schreef, was hij in zijn laatste levensjaar. Aan het eind van het verhaal is de hoofdpersoon Andreas dood en de vertaler, Wilfred Oranje voltooide de vertaling vlak voor zijn dood, in 2011. De legende van de heilige drinker is springlevend.

Joseph Roth, De legende van de heilige drinker. Atlas, Amsterdam 2012, 84 blz., €19,95.

donderdag 4 december 2025

Hoe vond je zelf dat het ging? Jip van den Toorn

Het werk van Jip van den Toorn kom ik meestal toevallig tegen. Op een van de min of meer sociale media. Ik lees niet een krant waar ik wekelijks (of misschien wel vaker) kan doorbladeren naar haar cartoon. Maar wat ik hier en daar tegenkwam intrigeerde mij altijd wel. 

Haar tekeningen zijn nogal statisch: personen zijn eigenlijk nooit in beweging. Ze zijn ook een beetje houterig, maar dat zal wel een keuze zijn. Alles moet er immers op gericht zijn om de inhoud over te brengen en dat gaat eigenlijk altijd goed. Helderheid kun je wel aan haar overlaten. Schaduwen worden aangegeven met arcerinkjes. 

Om goed kennis te maken met het werk van Van den Toorn heb ik mijzelf de dikke verzamelbundel Hoe vond je zelf dat het ging cadeau gedaan. Het mooi uitgegeven boek (gebonden) bevat een ruime keuze uit de jaren 2020 - 2025. 

Je krijgt daardoor niet alleen een goed beeld van de cartoons, maar ook van de tijd waarin ze getekend zijn. De coronajaren vallen immers ook in deze periode. Voor in het boek is van elk jaar een tijdlijn opgenomen en bij elk jaar heeft de auteur een inleiding geschreven, waarin ze terugblikt op haar werk. Zo noemde ze haar cartoons in het begin 'beeldcolumns', wat overigens ook een prima aanduiding is, maar het zijn natuurlijk ook gewoon cartoons. 

Ook verwondert ze zich erover dat cartoons veelal getekend worden door oudere witte mannen en ook over hoe die haar benaderen. 

Hoewel er ook wel er ook cartoons zijn die gesitueerd zijn op het platteland of aan zee, is de wereld die Van den Toorn tekent toch vooral de stedelijke, waar mensen volop in het leven staan. Yogamatjes, mocktails, influencers, podcasts, sociale media, cancelcultuur - die wereld. Vaak zijn haar cartoons een spiegel en nodigen ze uit tot bezinning: waar zijn we mee bezig?

Gaza

Zoals gezegd, de actualiteit speelt een belangrijke rol. Bij elke cartoon wordt de datum vermeld waarop die gepubliceerd is en soms is er een toelichting op de aanleiding. Niet alleen corona speelt in een deel van die tijd een rol, maar ook het genocidaal geweld in Gaza. 


Europa wil het oordeel genocide maar niet uitspreken. In een cartoon wordt er galgje gespeeld, waarbij alleen de eerste 'e' van 'genocide' niet is ingevuld, maar Europa komt maar niet op het woord. Eigenlijk is dat ook niet zo gek, want de laatste 'e' staat er al, wat wil zeggen dat die letter al is genoemd. Die had dus eigenlijk ook weggelaten moeten zijn. 

Een andere cartoon laat het verwoeste Gaza zien en dan moet je de vierkanten selecteren die je aan het hart gaan, om te tonen dat je geen robot bent. Dat lijkt erg op een cartoon van Lectrr (die vind je hier). Soms komen tekenaars op hetzelfde idee. 

Het is ook lastig om zoveel cartoons over Gaza te maken, waarbij de boodschap eigenlijk elke keer hetzelfde is. Wat dat betreft is er nog aardig wat verscheidenheid bij Van den Toorn. 

Gepraat

Verschillende keren komt terug dat er wel gepraat wordt, maar dat er niet echt wat verandert. Niet alleen wat betreft Gaza, maar ook op andere gebieden. Goed, er is vliegschaamte, maar het vliegen gaat voor veel mensen gewoon door. Alleen voelen ze zich er nu schuldig over. Er is ook een mooie cartoon over een kind dat aan zijn ouders vraagt wat ze hebben gedaan om een ramp te voorkomen en dan moeten de ouders erkennen dat ze met marginale zaken bezig waren. 

Wat mensen zeggen komt vaak niet overeen met hoe ze doen. Protesteerders zeggen dat ze bang zijn voor chaos in het dorp, maar intussen veroorzaken ze zelf chaos. Een man zegt tegen polarisatie te zijn, maar hij zal wel eens vertellen welke eikels ervoor verantwoordelijk zijn. 

Verschillende keren plaatst ze twee plaatjes naast elkaar die je kunt vergelijken. Niet alleen bij de mensen met vliegschaamte, maar bijvoorbeeld ook bij de mensen die buiten slapen op Lowlands en die in Ter Apel. 

In dit fraaie boek zijn de meeste cartoons paginagroot afgedrukt en soms is er zelfs een spread, waarbij een cartoon twee pagina's mag beslaan. Er zijn ook pagina's waarop drie cartoons onder elkaar staan en die zijn mij dan weer net aan de kleine kant, maar ik heb ze met evenveel interesse bekeken. 

Het boek ziet er prachtig uit: gebonden, buikband, stevig papier, mooie kleuren en de grootte van de tekeningen maakt ze nog minder ontkoombaar. 

Eerder schreef ik over andere bundels met cartoons:





woensdag 3 december 2025

Afgestoft: De Negende Deur

Bij het bij elkaar zoeken van de stukjes die ik ooit geschreven heb, stuitte ik op een bespreking van een bloemlezing die door een deurenfabrikant verstrekt is aan zijn relaties. De recensie stond in 't Kofschip, zestiende jaargang nr. 4 (september/oktober 1988). Met potlood heb ik in het tijdschrift genoteerd dat ik de recensie schreef (of voltooide) op 5 maart 1988. 

Vermoedelijk is dat boekje me niet toegestuurd door de redactie, maar heb ik zelf voorgesteld om het te bespreken, omdat ik het gekregen had. Ik kreeg de hele reeks ten geschenke van een vader van een leerlinge. Toen deel 10 verscheen, gaf ik intussen les op een andere school, maar ik kreeg het keurig toegestuurd, herinner ik me. Ik heb daar op andere plekken nooit over geschreven.  

Aan 't Kofschip heb ik veel te danken. Het was het eerste medium dat mij de kans bood om over literatuur te schrijven en zo kon ik op een rustig plekje leren hoe dat gaat. Ik heb mijn vaste redacteur, Hervé J. Casier, maar een enkele keer ontmoet, als ik het mij goed herinner. Dat zal wel geweest zijn in Blankenberge bij de uitreiking van de Poëzieprijs van de stad Blankenberge, waarvoor ik enkele malen heb ingezonden. De bloemlezingen waarin mijn gedichten zijn opgenomen staan nog in mijn kast. 

In dit nummer van het tijdschrift vind ik twee inlegvelletjes. Eén over de Kofschipkring v.z.w. en een uitnodiging voor de algemene vergadering van die kring. De agenda kent een opmerkelijk punt: 'Ontlasting van de beheerders'. Op de achterkant van het velletje worden avonden aangekondigd waarin dichters voordragen uit eigen werk: 'Poëzie in het kasteel', in Wilrijk. 

Crawford Benelux (een bedrijf dat deuren vervaardigt) bezorgt zijn relaties jaarlijks een boekje. Het negende in de rij ligt nu voor me. Het heet De Negende Deur.

De boekjes bevatten altijd vier verhalen, waarin in ieder geval ergens een deur moet voorkomen, al hoeft die in het verhaal geen dominante rol te spelen. De vier auteurs zijn altijd 'een Vlaming, een debutant, een gevestigde naam en een vrouw'.

Dit legt de samensteller, Eugène van Herpen, ons uit in zijn stukje. In dat stukje, een soort voorwoord, schetst hij ons de lange weg van het aanschrijven van de auteurs tot de uiteindelijke uitgave van het boekje. De teneur van dit voorwoord is dat je beter te doen kunt hebben met reclameschrijvers dan met 'literaire schrijvers'. Uitgebreid vertelt Van Herpen hoe slordig deze literaire schrijvers zijn in het nakomen van afspraken en ook laat hij ons weten dat er nogal wat geschaafd moet worden aan de verhalen voordat ze geschikt zijn voor publicatie. Dat wil ik best geloven, maar het neerbuigende toontje dat Van Herpen aanslaat, irriteert me behoorlijk. Te meer omdat het redigeerwerk nogal slordig gedaan is. Door het hele boekje heen komen spelfouten, interpunctiefouten en andere taalfouten voor. Ook in de informatie over de auteurs en óók in het stukje van Van Herpen zelf. Al in de titel van dat stukje maakt hij een uitglijder. 

De verhalen van De Negende Deur zijn geschreven door Fernand Auwera, René Stoute, Hermine de Graaf en Coot van Doesburgh. Van Auwera had ik tot nu toe niet zo erg veel gelezen en het hoge niveau van zijn verhaal 'De familieziekte' verraste me. Auwera hanteert hierin een vrij kale stijl, waarin hij op een zakelijke, wat laconieke toon vertelt. Daardoor komt de ernst van het jongetje Sigismund (de hoofdfiguur van het verhaal) goed over op de lezer, zonder dat het verhaal meteen loodzwaar wordt. Fraai is ook de manier waarop Auwera 'de deur' verwerkt heeft in zijn verhaal. De deur is de voordeur van het huis van Sigismunds buren, maar dat niet alleen. In de loop van het verhaal wordt de deur steeds meer het symbool van gescheidenheid, van het gevoel van buitengesloten zijn. Sigismund staat buiten de wereld van de buren. Aan het einde van het verhaal legt hij zich daarbij neer: 'Hij wou nog tegen de deur trappen maar deed het niet, het leek hem kinderachtig.'

Ook in het verhaal van Hermine de Graaf, 'Vergiffenis, weemoed en rust', verbeeldt de deur de scheiding tussen twee mensen. Hier gaat het om een vrouw die haar man buiten het huis gesloten heeft, maar in feite heeft ze hem al veel langer buiten haar leven gesloten. Als hun dochtertje de deur opent en vader binnenlaat, is de vrouw weer bereid tot toenadering, maar haar man is waarschijnlijk op dat moment verder van haar verwijderd dan ooit. 

Hermine de Graaf is bij uitstek een korte-verhalenschrijfster. 'Vergiffenis, weemoed en rust' is een vrij goed verhaal, maar het is zeker geen uitschieter in haar oeuvre. 

De debutant, Coot van Doesburgh, levert met 'De krijtstreep' een aardig verhaal. Het is zo'n verhaal dat helemaal niet slecht is, maar waarover ook geen opmerkelijk positieve dingen te vertellen zijn. Het zit aardig in elkaar en is geschreven in een vrij heldere stijl. Het is jammer dat de slotzin zo slecht is. 

Over het verhaal van René Stoute, 'Tijdens de verbouwing', wil ik kort zijn. Het is een rommelig verhaal, onevenwichtig van opbouw. Na verhalen als 'Warme chocolademelk' en 'Bunkers bouwen' valt dit me vreselijk tegen. 

Als ik een cijfer zou moeten geven, zou De Negende Deur van mij zeker een voldoende krijgen. Ten eerste vind ik het idee (verbinding van het bedrijfsleven met de literatuur) erg leuk, ten tweede is het gemiddelde niveau van de verhalen heel behoorlijk en ten derde is het boekje keurig verzorgd uitgegeven: stevige kaft, aangename bladspiegel, aardige illustraties, handige informatie over de auteurs en een overzicht van alle verhalen die voor Crawford geschreven zijn. Ik ben nu al benieuwd naar De Tiende Deur. 

dinsdag 2 december 2025

Twee voeten (Ina Boudier-Bakker)

Al een tijdje vind ik dat ik meer moet lezen van sommige auteurs die enigszins in de vergetelheid zijn geraakt. Een ervan is Ina Boudier-Bakker. Haar roman De klop op de deur (1930) las ik tien jaar geleden en daarna duurde het tot 2024 voordat ik De eeuwige andere (1959) las en van dat boek heb ik erg genoten. Daarom wilde ik niet zo lang wachten voordat ik weer wat van haar las. Dat werd Twee voeten (1928). 

Twee voeten was de roman die aan De klop op de deur voorafging. Ik had het idee dat ze met die laatste roman haar roem voorgoed vestigde, maar ze was al voor die tijd alom aanwezig: toneelstukken van haar kwamen op de planken, ze was te horen op de radio, ze hield voordrachten en in krantenstukjes werd naar haar verwezen. 

Waarachtige moeders

Zo vond ik een stukje in Limburgsch Dagblad van 15 juni 1928 over waarachtige moeders. Het verscheen ook in andere kranten. In de Volkskrant bijvoorbeeld was het te lezen op 19 januari 1929. De auteur wordt niet vermeld. Die verwijst naar de opvatting van Boudier-Bakker over hoe moeders zich zouden moeten gedragen, maar daar wordt geen bron bij vermeld. Een deel van het stukje plak ik hieronder.

Limburgsch Dagblad, 15 juni 1928

Blijkbaar verzet Boudier-Bakker zich tegen ontwikkelingen die toen als modern golden: vrouwen die roken, die hun armen onbedekt laten, te veel aan sport doen, hun haren te kort dragen en te korte rokken dragen. Dat waren toen nog geen minirokken, maar de kuiten zullen wel zichtbaar geweest zijn.  

Ook in sommige recensies van haar roman/novelle Twee voeten wordt Boudier-Bakker tegenover jongere auteurs gezet. 

Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad, 24 december 1928

Greta

In Twee voeten ontmoeten we een jonge vrouw, Greta Kovels, die trouwt met een musicus, die in zijn onderhoud moet voorzien door muzieklessen aan huis te geven. In de loop der jaren worden er kinderen geboren, van wie er ook eentje sterft. De kinderen groeien op, gaan het huis uit en de ouders worden oud. 

Greta heeft altijd veel gehad aan het contact met haar veel oudere neef Bartof, op wie ze het zicht een tijdje kwijtraakt. Pas na de dood van haar kind ontmoet ze hem weer. Het boek eindigt met de dood van Greta. 

Op sommige momenten weet Boudier-Bakker de lezer, deze lezer althans, te raken, met de tragiek van Greta. Maar op veel momenten stoorde ik mij aan al die voeten in het boek. Het verhaal gaat niet alleen over de twee voeten van Greta, maar over de voeten van bijna alle personages. Ze hoort de voeten van de leerlingen op de trap bijvoorbeeld.

Voeten

De beeldspraak van de voeten komt veelvuldig terug. Greta's man zegt dat zij niet bij hem in de pas kan blijven. 

En ze keek naar beneden, naar haar twee kleine voeten, die hun best deden, en er daarbij vreemd stumperig uit zagen. Als verdwaald in een wereld waar zij zich onbeholpen gedroegen. 

Elke keer weer die voeten - dat werd me wat te veel. En waarom juist de voeten en niet de handen of de haren? Het maakte op mij een gekunstelde indruk. 

Ik moet wel zeggen dat Boudier-Bakker de aandacht voor de voeten consequent volhoudt, tot aan het eind, als ze sterft. 

In het smalle bed, waar haar voor het eerst de ruimte gelaten werd, glimlachte zij - ademloos.
Haar voeten, de misvormde blauwverkleurde, straalden ongezien een wondere schoonheid uit: zij waren begonnen, dat andere, verre paar in te halen. 
De buitensporige aandacht voor de voeten is niet altijd geloofwaardig. Als ze terugdenkt aan haar kinderen, denkt ze vooral aan hun voeten:
De moeder dacht aan de vijf paar kleine voeten onder tafel, die zij het belangrijkst van alles in huis gevonden had. Den levensmarsch hadden zij ingezet - maar de zang, dien zij erbij gehoord had in die gelukkige kinderjaren - de zang was verstomd. Deze voeten zongen niet. 

Als ze ouder wordt, ziet haar man dat ze tegenwoordig zo slecht loopt. Hij lijkt nu pas echt aandacht voor haar te hebben. Dat is geloofwaardiger. 

In de recensies is er vooral lof. Twee voeten werd in afleveringen voorgepubliceerd in De Gids en in kranten werd vaak verteld wat er in die tijdschriften te lezen was. De novelle werd verschillende keren positief genoemd. 

Nergens belachelijk

Henri Borel vertelt in Het vaderland van 25 november 1928 het verhaal zo ongeveer na, met als afsluitende zin: 'Ja, dit is een mooi boekje, dit boekje van Twee voeten.'

En de schrijver van de 'Letterkundige kritiek' van het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad van 24 december, die ik hierboven ook al citeerde, vond dat het Boudier-Bakker juist goed was gelukt om de voeten overal terug te laten komen in het boek. 

Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad, 24 december 1928

Gesloten hemel

Kritiek was er ook wel, in bijvoorbeeld het protestantsch-christelijke literaire tijdschrift Opwaartsche wegen (jaargang 7, 1929 - 1930), waarin W. Kramer niet kritisch is op de stijl of de compositie, maar erop wijst dat het zo tragisch is dat de personages geen perspectief hebben, omdat ze niet geloven. 

Dat is de armoede in de levensverbeelding van Ina Boudier-Bakker, de donkere gesloten hemel die over al de levens die zij verbeeldt zijn troosteloos grauw licht zeeft. Hun horizon reikt niet uit buiten het tijdelijke. Daarom wordt hun gemis en begeren niet gelouterd tot het heilig heimwee van het geloof. Er is geen sterkend uitzicht op een toekomst, waar alle lijden tot genade van begrijpen klaart. Daarom ook is het sterven in deze romans van zo diepe tragiek. Het is een dof wegzinken in het niet-zijn van het lichaam, dat geen kracht meer heeft om te genieten zijn schamel genot, om te lijden. Het is de begeerde verlossing uit de doelloze marteling die ‘leven’ heet.

Mij viel Twee voeten een beetje tegen, al zie ik ook wel dat Boudier-Bakker wel schrijven kan. Maar ze houdt in dit boek wel erg hardnekkig vast aan het voetenbeeld. Ik was tijdens het lezen blij als er ook eens wat anders ter sprake kwam, zoals de problemen die neef Bartof ondervindt als fabrikant. Er komen concurrenten op en die geven de nekslag aan zijn winsten, terwijl de arbeiders ontevreden zijn en met looneisen komen. 

Boudier-Bakker heeft een omvangrijk oeuvre, waarvan ik slechts een klein deel gelezen heb. Ik kan nog even vooruit en het lijkt me goed dat ik van tijd tot tijd wat van haar lees, zodat ik me er een meer afgewogen beeld van kan vormen. 

Eerder schreef ik over:

maandag 1 december 2025

S1ngle: Interventie (Hanco Kolk / Peter de Wit)

De strip S1ngle is toe aan het twintigste deel: Interventie. En dan zijn er ook nog enkele albums buiten de reeks verschenen. Al vijfentwintig jaar mogen we genieten van de grappen rond Nienke, Stella, Fatima en Floor, die in een ziekenhuis werken, waar we ook twee artsen bij naam kennen: dokter Van Swieten en dokter Bernard. 

Die laatste naam kennen anderen misschien nog uit een nummer (1976) van Bonnie St. Claire en Ron Brandsteder en de naam Bernard deed weer erg denken aan dokter Barnard, de arts die wereldberoemd werd doordat hij de eerste was die een harttransplantatie verrichtte. Maar dat terzijde. 

De vier ziekenhuisvrouwen waren er aanvankelijk drie, maar Floor kwam er als vierde bij. Haar naam werd gekozen door de lezers, lees ik op Wikipedia. Dat was mij onbekend. Ik heb verschillende albums van S1ngle gelezen, maar niet alle. Ik verkeerde in de veronderstelling dat ik al eerder over een album had geschreven, maar dat blijkt niet zo te zijn. Onderaan neem ik een lijstje met links op naar albums waarover ik wel geschreven. 

S1ngle wordt getekend door Hanco Kolk en de grappen worden bedacht door hem en Peter de Wit

Floor centraal

Voor op dit album zit Floor te midden van haar vriendinnen, die er nogal ontsteld uitzien. Aan het begin van het album wordt Floor geplaagd door dromen waarmee ze het totaal oneens is. Verderop is haar dochter Britt bezig om haar gescheiden ouders weer bij elkaar te brengen. Daar moet Floor het met haar ex Rutger over hebben en dan is het natuurlijk de vraag of dochterlief haar zin krijgt. Hoe dat afloopt, laat ik nog maar even in het midden, maar dat Floor op de cover centraal staat, is begrijpelijk. 

In een gagstrip draait het om de grappen. Het kan zijn dat je daarom moet schateren of moet glimlachen, maar er moet een grap in zitten, een onverwachte wending. De kunst van de stripmakers is om binnen een gegeven setting dit soort grappen te bedenken. Dat deed Toon van Driel bij FC Knudde  met het voetbal ('Tikkie terug, Jaap!') en Jan Kruis bij Jan, Jans en de kinderen binnen de gezinssituatie. 

Bij S1ngle heb je in het ziekenhuis de mensen die contact zoeken met de receptie, de dokters met hun ego's en vooral ook de gesprekken tussen de vriendinnen en wat ze meemaken in hun privésituatie. 

Vitaal

Hoewel Kolk en De Wit de strip al vijfentwintig jaar maken, zit er nog geen sleet op. De strip blijft fris, de grappen zijn goed, de tekeningen van Kolk zijn nog even trefzeker. S1ngle is een vitale strip die nog heel lang meekan. Vaak is er interactie tussen de personages, maar het kan ook voorkomen dat een van hen wat zit te filosoferen in een stoel, een soort rode-katermoment, om maar even in Jan-Kruistermen te spreken. 

Uit alles blijkt dat S1ngle een hedendaagse strip is, die dicht op de tijdgeest zit. Als Floor na een droom die haar niet bevalt zegt dat haar nachtrust gaat cancellen, wordt bijvoorbeeld verwezen naar de cancelcultuur. Verder speelt de smartphone in het leven van alle personages een belangrijke rol, er wordt gejogd (als dat nog zo heet) en gemediteerd op een yogamatje. 

De vrouwen staan centraal en eigenlijk zijn ze, ondanks hun tekortkomingen en eigenaardigheden, superieur aan de mannen om hen heen. Ze hebben onderling zeker momenten dat ze kritisch zijn op elkaar, maar ten diepste blijven ze elkaar steunen en weten ze dat ze terug kunnen vallen op elkaar. Ze tonen hun kwetsbaarheid, maar uiteindelijk blijken ze krachtig, zeker als groep. 

Zoals gezegd: S1ngle kan nog heel lang mee. De strip is te lezen in veel kranten en zal bij veel lezen herkenning oproepen, ook als ze niet in een ziekenhuis werken, niet single zijn en zelfs geen vrouw zijn. Het levensgevoel in de strip zit dicht op het huidige en het is mooi als je dat met een glimlach kunt bezien. 

Reeks: S1ngle
Deel 20: Interventie
Tekst: Hanco Kolk en Peter de Wit
Tekeningen: Hanco Kolk
Inkleuring: Melanie Kranenburg
Uitgever: L
2025, 48 blz. € 10,95 (softcover)
Eerder schreef ik over:

Van Hanco Kolk:

Van Peter de Wit: