vrijdag 6 juni 2025

Uit het barre land (Aleida Leeuwenberg)

Graag snuffel ik in kringlopen, misschien meer om het snuffelen dan om kopen. Bij de boeken tref ik veel aan wat ik ken, veel wat ik niet ken en ook niet hoef te kennen en soms iets wat me nieuwsgierig maakt. Dat laatste gebeurde me bij Uit het barre land (1976) van Aleida Leeuwenberg. Ik had haar naam wel eens gehoord of gelezen, maar elke context ontbrak. Ik besloot het boek te gaan lezen. 

Uit het barre land bestaat uit brieven. Het is opgedeeld in drie delen.  'Het / Eerste Deel / bevat brieven aan mijn zusters geschreven tijdens een moeizame en gevaarvolle reis per schip door de binnenlanden van Frankrijk. Onze kinderen, bijgenaamd Bolle en Ertje, waren toen vijf en een jaar oud.' 

Per tjalk

In de brieven wordt verslag gedaan van de tocht per schip, een tjalk. Veel sluizen (een keer zelfs drieëndertig op een dag) en verder veel gedoe dat monter het hoofd geboden wordt. De kinderen zijn soms ziek, soms zitten er andere dingen tegen, maar eigenlijk laat de briefschrijfster zich er nooit door ontmoedigen. 

En kleine Ertje had de galopstront dat het langs de stoelpoten stroomde en Wobbe had pijn in zijn buik, maar het was zijn eigen schuld hoor, dat krijg je van die goedkope wijn, daar doen ze gif in om het gepeupel uit te roeien. Maar Wobbe wil dat niet zien. En kreunen deetie, god wat kunnen mannen toch kreunen als er niks aan de hand is. 

Er zit iets vitaals en vastberadends in de manier van schrijven. Maar misschien komt dat ook wel doordat het brieven zijn, waarin je je zusters het liefst laat weten dat de dingen zo gaan dat ze zich er geen zorgen over hoeven te maken. Ook de meningen tussendoor zijn stevig.

Iedere koekebakker loopt weer met een groot schietgeweer door het veld om kleine konijntjes neer te knallen. Zuipen, vreten en het vaderland, daar leven ze voor en sterven ze aan, maar ach, met het vaderland is het een slappe tijd tegenwoordig nu de vijand nooit meer eens leuk aan de grenzen staat, dus de konijntjes moeten het des te meer ontgelden want geknald zal er worden: het mes snijdt aan twee kanten. 

Van die resoluutheid houd ik wel. En ook van die blik die, als het allemaal minder leuk is, de ironie ziet. De brieven lezen lekker en ik kreeg wel een beeld van het leven op dat schip. Tussendoor zijn er tekeningen opgenomen, die helpen om het beeld scherper te krijgen.

Le Paradis 

Het 
Tweede Deel  
vangt aan met een brief aan mijn tante waarin verhaald wordt hoe en waarom wij ons nederzetten in het gehucht Le Paradis. 
De brieven daarop volgend zijn geschreven aan mijn concubijn en huisvader Wobbe, die voor twee maanden naar Holland en ons schip was teruggekeerd om met betalende gasten te zeilen. 

In het tweede deel doet de 'ik' verslag van het leven in het dorp, met de kinderen en de hond Beertje, terwijl partner Wobbe afwezig is. Ook nu weer zitten veel dingen niet mee, maar steeds is er die monterheid, die weinig ruimte geeft aan wanhoop of neerslachtigheid. 

De dag dat Bolle zijn been brak - in januari - en ik hem naar het ziekenhuis moest brengen, waarvoor ik me haastig netjes had aangekleed, viel Beertje op het laatste moment tussen wal en schip zodat ik op mijn buik in de modder moest gaan liggen om hem te redden. Zo wassie nou eenmaal. Het vijfde perron van het Gare du Nord heeftie helemaal volgescheten toen we daar vier weken geleden uit de trein stapten. 

Toch merk je dat het leven niet altijd gemakkelijk is. Dat wordt niet ontkend en het wordt zelfs getoond, maar er wordt niet over gezeurd. 

Verlangen

Het
Derde Deel
geschreven met koude handen. Wobbe is voor de tweede maal naar Holland vertrokken, om het schip te hellingen, de zeilen te bergen, de motor af te tappen. 
De laatste brief is geschreven toen hij weer terug was, aan mijn lieve koffiezuster. 
De winter nadert. 
Ook in het derde deel wordt er niet gezeurd, maar er wordt wel verlangd naar Wobbe, die er maar niet is. Ze schrijft hem geregeld en soms duurt het wel erg lang voordat er post terug komt:
Nounou, jij komt ook niet af met post. Ik zal er maar uit opmaken dat je het vreselijk druk hebt; of in dronkenschap ronddoolt; of dat het erg gezellig is; of dat je een ander wijf hebt; of dat de eenzaamheid je met stomheid heeft geslagen en het vocht in de bedden je met reumatiek en vingerkramp geselt; of dat je lasogen hebt opgelopen; of iets veel ergers; of je denkt gewoon het is de moeite niet, ze mot het maar uithouden die twee weken. 
Alles is ook met een zekere gretigheid geschreven, er is een lol in het vertellen zelf, al zou de schrijfster dat waarschijnlijk niet willen horen. Als een buurvrouw zegt dat ze een boek moet schrijven, reageert ze als volgt:
dan zou ik eerst tien bladzijden godverdomme schrijven en daarna tien bladzijden merde en tegen die tijd zijn mijn handen zo allesjezus koud en stijf geworden dat ik moet ophouden. 
Maar Uit het barre land heeft mij wel overtuigd. Een eigenzinnig schrijfster, met duidelijk een eigen stem. Om die te laten klinken, zijn brieven natuurlijk ook wel erg geschikt. Ze verwijst erin nog een keer naar Reve, die ook geweldige brieven heeft geschreven. 

Pas na het lezen van dit boek ben ik gaan zoeken naar Aleida Leeuwenberg. Ze heeft een website, waarop nog verhalen en gedichten te vinden zijn, maar vooral schilderijen en lino's. Joris van Casteren heeft aandacht aan haar besteed in Zeg mijn lezers dat ik doorschrijf, een boek dat ik niet gelezen heb (maar wel zou willen lezen). 

Ontvangst

Niet iedereen was enthousiast bij het verschijnen van Uit het barre land. Guus Luijters recenseerde het voor Het Parool en vond dat het te weinig inhoud had. 
Het Parool, 3 april 1976

Veel positiever was Kees Fens in De Volkskrant van dezelfde dag, 3 april 1976. Hij bespreekt uit Het barre land samen met En dan is er koffie van Hannes Meinkema, waar hij minder over te spreken is. 

Hij citeert een passage en schrijft dan:
Na zulke zinnen kan er niet veel meer mis gaan met een boek. Een soort natuurproza, wat dat dan ook mag zijn, want de cultuur van Van het Reve en Nescio is er, zoals later zal blijken, niet helemaal aan voorbijgegaan. In elk geval: hier wordt weer eens geschreven of de taal ter plaatse wordt uitgevonden, er wordt niet nageschreven van het echt literaire en gelukkig helemaal niet van het verschrikkelijk literaire: het zogenaamde gewone proza dat in zoveel laden van schrijftafels voorradig is en waarvan En dan is er koffie stijf staat. 

In NRC Handelsblad van 16 april was Reinjan Mulder negatief:

Tijdens het lezen van de eerste zestig bladzijden zat ik me maar af te vragen wanneer het nu eindelijk eens begon. (...) Na de eerste zestig bladzijden begreep ik dat het wel nooit meer zou beginnen en ik vroeg me af wanneer het nu eens op zou houden. 

Positief is de recensent van het Algemeen Dagblad van 17 april. Hij heeft het vooral over haar taalgebruik.


In Het Vrije Volk (20 april) vindt de recensent het boek 'aardig' en dat is het dan ook wel. 


We zullen maar zeggen dat de reacties elkaar in evenwicht hielden. Ik vind dat na zoveel jaren Uit het barre land behoorlijk fris gebleven is en dat maakt me wel nieuwsgierig naar ander werk van deze schrijfster. Als ik het tegenkom in een minibieb, een kringloop of een vlooienmarkt, neem ik het mee. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten