vrijdag 7 november 2025

Afgestoft

Deze keer haal ik een recensie van een non-fictieboek onder het stof vandaan. Een boek over Armando, geschreven door Ernst van Alphen, Vormen van herinnering. Het is een boeiende studie van het werk van Armando, waarbij het als een geheel wordt gezien. Zowel zijn literaire als zijn beeldende werk wordt meegenomen. 

Indertijd vond ik het geen gemakkelijk boek, maar omdat ik gefascineerd was (en ben) door het werk van Armando, wilde ik het graag lezen. Van Alphen dringt diep door in Armando's werk en helpt om dat werk beter te begrijpen. 

De recensie verscheen in Nederlands Dagblad van 11 mei 2001. Ik heb op Bunt Blogt al verschillende keren over Armando geschreven. De laatste keer ging het over de bundel Gedoe. Onderaan die bijdrage vind je links naar de andere stukken over Armando waaronder het uitgebreide in memoriam dat ik schreef na zijn overlijden in 2018. 


 

Sporen van de oorlog


Wie over het werk van Armando praat, kan niet om de oorlog heen. Zijn schilderijen en tekeningen dragen titels als Gefechtsfeld, Feindbeobachtung en Kriegsverwendungsfähig. Zijn boeken noemt hij bijvoorbeeld Krijgsgewoel en Aantekeningen over de vijand. Dat de oorlog Armando zo bezighoudt, is niet verwonderlijk: hij groeide als kind op in de buurt van kamp Amersfoort. Later, toen hij al in Berlijn woonde, schreef hij daarover: 
Het gebeurt wel eens dat ik midden in deze hardhandige stad plotseling de hei ruik. Dat is natuurlijk maar verbeelding, toch ruik ik duidelijk de hei. Dan komen de herinneringen: knarsende grintpaden en vrolijke familieleden. De hijgende vijand ook, die daar ronddoolde om te oefenen, hij moest, hij kon niet anders. De kruitdamp. De dorst. De verborgen wapens, de resten van uniformen en de speurtocht naar soldatenlaarzen. Buit. Roof. De dreiging. En de geuren van de namiddag, het versterven. De vermoeide zon. De galm.
Zowel in zijn literaire als in zijn beeldende werk heeft hij een heel eigen kijk op de oorlog ontwikkeld. Armando verklaart het landschap en vooral de bosrand schuldig. De bomen hebben alles gezien, ze zijn getuigen en ze hebben niets verteld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het werk van Armando door veel analisten autobiografisch geduid is.

Ernst van Alphen, hoogleraar literatuurwetenschap aan de universiteit van Leiden, vindt die opvatting te beperkt. Hij staat sterk als hij zegt dat Armando zich zelf altijd verzet heeft tegen een expressionistische opvatting van zijn werk. Van Alphen beschouwt Armando's oeuvre als een geheel. 

Het is niet nieuw om Armando's schilderijen en boeken met elkaar te vergelijken, maar Van Alphen betrekt ook de tekeningen en de bronzen in zijn analyse. Bovendien beschouwt hij niet alleen het recentere werk, maar ook het oudere, toen Armando betrokken was bij experimentele literaire tijdschriften en bij nieuwe bewegingen in de beeldende kunst, zoals de Nul-groep en de Informelen. In plaats van een breuk tussen het vroege en het latere werk, ziet hij juist de grote lijn. 

Armando wordt vaak als een eenling in de kunst gezien. Van Alphen laat zien dat Armando niet zo alleen is. Op elk deelgebied heeft hij verwanten en voorgangers. Voor de schilderijen noemt Van Alphen Caravaggio als verwant kunstenaar wat betreft de aandacht voor de oppervlakte, de huid van het schilderen. De vergelijking is interessant en maakt veel duidelijk over de werking van de schilderijen van Armando, al lijken mij de verschillen tussen Armando en Caravaggio ook evident. 

Ook bij de bronzen gaat Van Alphen in op het oppervlak. Het oppervlak van Armando's beelden lijkt veroorzaakt te zijn door krachten van buitenaf, zoals die van water of wind. Wat dat betreft zijn ze verwant met de bronzen van Per Kirkeby. De vervagende vormen zorgen ervoor dat je bij Armando eerder van figuren dan van mensen spreekt. Een figuur kan dan een 'persoon', een 'menselijk figuur' zijn, maar het kan ook 'vorm' of 'structuur' betekenen. 

Van Alphen plaatst Armando daarin tegenover bijvoorbeeld Giacometti wiens beelden altijd mensen blijven. In zijn tekeningen vertoont Armando verwantschap met Cy Twombly, wiens werk kalligrafische trekken heeft. De verwijzing naar het schrijven heeft hierin niets van doen met de vorm en al helemaal niet met de boodschap, maar met het gebaar dat ermee gemoeid is. Twombly heeft geen soepele manier van 'schrijven', eerder lijken zijn tekeningen met de linkerhand gemaakt. Diezelfde 'linkshandigheid' is versterkt terug te vinden bij Armando, wiens lijn een enorme spanning kent, alsof er een gevecht is tussen potlood en papier.

In Armando's tekeningen zit geweld, zou je kunnen zeggen en dat gaat ook op voor zijn schilderijen. Geweld is hier niet alleen onderwerp, in het tekenen zelf zit geweld, Het gewelddadige, de vernietiging, zit in het maken. 

Dat Armando met het gewelddadige de oorlog wil tonen is een wijd verbreide opvatting. Armando spreekt echter vaak in algemene zin over 'de vijand', 'de plek', 'het krijgsgewoel' waardoor het lijkt alsof oorlog voor hem een metafoor voor de menselijke conditie geworden is. 

Van Alphen spreekt die opvatting tegen. Wanneer de Tweede Wereldoorlog alleen gebruikt zou worden als metafoor, is dat een nivellering van alle gruwelijkheden van toen. Volgens hem wil Armando ons juist doordringen van het volstrekt unieke van oorlogservaringen. Armando's taal is niet metaforisch maar indexicaal. Zoals rook een indexicaal teken is voor vuur en een voetspoor van de aanwezigheid van de mens, zo schildert en tekent Armando indexen van de oorlog. Armando laat sporen zien. 

De schuld van de bomen, waarover ik eerder schreef, ligt dan ook daarin dat zij de sporen niet laten zien, dat ze niet getuigen. Ze groeien gewoon door en verraden daardoor hun indexicale betekenis. Dat alles maar doorgaat komt natuurlijk door de tijd die maar doorgaat alsof er niets gebeurd is. 

Van Alphen laat zien dat Armando ook de voorbijgaande tijd zelf als 'vijand' ziet. Armando is in zijn werk op zoek naar de verleden tijd: niet naar zozeer naar de verloren tijd maar eerder naar de tijd die alles verloren doet gaan. Armando's werk is dan ook geen herinnering aan wat gebeurd is. Eerder is er sprake van wat men in het Engels re-enactment noemt, het opnieuw ten uitvoer brengen. In het schilderij gebeurt, op een indexicale manier, wat al gebeurd is. Vandaar het gewelddadige in Armando's werk, zowel wat onderwerp als wat werkwijze betreft. De titel van Van Alphens boek, Vormen van herinnering, lijkt me dan ook niet helemaal terecht. Juist in de herinnering wordt geaccepteerd dat de tijd er is, dat je terugdenkt aan dat wat gebeurd is.

Wat Armando doet, is iets anders dan herinneren. Armando's inzet is indrukwekkend en natuurlijk schiet hij tekort in zijn werk. Daarom acht hij ook zijn eigen werk schuldig. Ook zijn werk kan niet getuigen zoals het zou moeten. Ook daarom is het begrijpelijk dat de agressie in het werk zich tegen zichzelf keert. 

Al tijden ben ik gefascineerd door het werk van Armando. Via zijn literaire werk ben ik bij zijn beeldend werk terechtgekomen en het heeft me niet meer losgelaten. Door het boek van Van Alphen is mijn bewondering voor wat Armando doet alleen maar toegenomen. Tegelijk voel ik me als kijker en lezer schuldig: mag ik zoiets wel mooi vinden? Das unschöne Schöne noemde Armando het en das Furchtbar-Schöne. Inderdaad, Armando's werk is tegelijk mooi en verschrikkelijk in de meest letterlijke betekenis van het woord. Verontrustend werk met alleen maar schuldige kijkers en lezers.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten