Lang geleden (in 2002) las ik Kwade dagen van Rob van Essen. In mijn herinnering was dat een aardig boek, waar ik me wel mee geamuseerd heb. Het speelt zich af in Rijshorst, wat wel een combinatie zal zijn van Rijssen en Staphorst. We bevinden ons in de Bible belt.
Op 24 mei 2002 stond onderstaande recensie in het Nederlands Dagblad. Daarin noem ik dat het verhaal vlot verteld is, maar ik ben ook nogal streng in de bespreking. Sommige zinnen zou ik nu niet meer schrijven, denk ik. En voor de zin waarin ik zeg dat Kwade dagen thematisch niets voorstelt, schaam ik me nu. Heb ik het boek wel goed gelezen? Is zo'n opmerking niet heel erg arrogant?
Of zat ik toch in mijn achterhoofd met de eisen die de krant aan me stelde? Ik vermoed van niet en als dat wel zo zou zijn, verklaart dat wel wat, maar verontschuldigt dat niets. Misschien is het het best dat je deze roman gewoon gaat lezen en zelf oordeelt.
Kwade dagen is intussen herdrukt, dus het boek moet gemakkelijk te krijgen zijn. Ik zocht een afbeelding van de oude omslag en vond er alleen eentje met een lelijke sticker erop. Daar moeten we het maar mee doen.
Sneeuwballengevecht om trom en fluit
Over hoe het met de bijbelkennis van de gemiddelde Nederlander gesteld is, heb ik weinig illusies. De titel van de nieuwe roman van Rob van Essen is Kwade dagen en de auteur vond het nodig om ergens in het boek uit te leggen dat dat verwijst naar Prediker 1:12: 'Gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, voordat de kwade dagen komen.' Ik vrees dat die uitleg voor veel lezers inderdaad noodzakelijk is, triest genoeg.
Intussen is Matthijs al lang niet meer dat gelovige jongetje. Hij is vertrokken uit het stadje Rijshorst, waar hij zijn jeugd doorbracht en woont in Amsterdam, waar hij zijn kwade dagen beleeft, in die zin dat God en godsdienst geen deel meer uitmaken van zijn leven. Hij schrijft liedteksten, waarvan er juist een op dat moment erg succesvol is: 'Hellbender'. Een hellbender is een salamander en verder gaat de tekst nauwelijks ergens over. De videoclip bij het lied maakt voor het publiek de associatie met duivel en hel overduidelijk.
Op een dag krijgt Matthijs een oude LP in handen. Het is een plaat van het jongenskoor Asaf, waar hij indertijd deel van uitmaakte. De plaat is des te intrigerender omdat op de hoes zijn hoofd omcirkeld is. Door die hoes komt hij in contact met het meisje Violet, dat aanvankelijk de indruk wekt journaliste te zijn. Zij neemt Matthijs mee terug naar Rijshorst, dat op dat moment in het brandpunt van de belangstelling staat in verband met een polio-epidemie, die in het stadje zowel voor- als tegenstanders van vaccinatie op de been brengt om al protesterend hun standpunten uit te dragen. Violet is erg geïnteresseerd in het levensverhaal van Matthijs Verkerk. Het intrigeert haar hoe hij zich van solist in een christelijk kinderkoor, via zanger van de tienerpopgroep The Pubers, tot tekstschrijver van Hellbender ontwikkeld heeft. Door haar vragen komt ook de lezer te weten wat er allemaal gebeurd is in het verleden van Matthijs.
Het doet klassiek aan, deze vorm. Iemand maakt een tocht met een begeleider en tijdens die tocht wordt van alles verteld. De Divina Commedia van Dante is daar al op gebaseerd. Van Essen geeft zijn informatie tijdens die tocht vrij subtiel. Matthijs antwoordt Violet op haar vragen, maar in zijn hoofd komen veel meer herinneringen op gang, die de lezer als flashes back krijgt voorgeschoteld. Jammer genoeg laat de auteur dat verderop wat verzanden, waarna Matthijs Verkerk alleen maar aan het vertellen is.
Langzamerhand wordt duidelijk wat er vroeger in Rijshorst is gebeurd: er was een conflict omtrent een kerstconcert van het koor Asaf. De uitvoering zou niet in de kerk mogen, aangezien er een blokfluitgroepje bij was en blokfluiten zijn ongepast in de kerk, aldus meester Woolderink. Matthijs wees hem terecht met Psalm 150, waar ook heel andere muziekinstrumenten worden genoemd. Meester Woolderink werd met sneeuwballen bekogeld, waarbij de koorleden 'Trom en fluit' scandeerden. Uiteindelijk liep het sneeuwballengevecht slecht af en later viel het koor uit elkaar.
De dialogen zijn vaak bijzonder humoristisch door de gevatheid van sommige personages. Er valt veel te lachen in het boek. Van Essen houdt van running gags: kleine dingetjes die steeds terugkomen, zodat ze vanzelf humoristisch worden. Zo zijn er twee blonde politieagentes aan wie elke keer maar één zinnetje wordt gewijd, waarbij er altijd op wordt gewezen dat ze koek of taart eten. Verder stuiten we steeds op het overzenuwachtige gedrag van een barkeeper, het fluisterend praten van politieagent Beltman en straatnamen die allemaal verwijzen naar boeken van W.G. van de Hulst.
Kwade dagen is geen goed boek, maar Rob van Essen moet toch nog wel het voordeel van de twijfel krijgen. Hij kan een vlot verhaal vertellen en misschien moet hij gewoon nog wat groeien wat verhaalopbouw en thematische diepgang betreft. Misschien moeten zijn goede dagen nog komen.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten