Er zullen al heel wat zinnen begonnen zijn met 'Jongens waren we....' Elke zoekmachine kan met zijn handen in zijn zakken en slechts één oog open tientallen zinnen vinden die op die manier beginnen. Ze verwijzen natuurlijk naar het begin van Titaantjes van Nescio:
Jongens waren we - maar aardige jongens. Al zeg ik 't zelf. We zijn nu veel wijzer, stakkerig wijs zijn we, behalve Bavink, die mal geworden is. Wat hebben we al niet willen opknappen. We zouden hun wel eens laten zien hoe 't moest. We, dat waren wij, met z'n vijven. Alle andere menschen waren 'ze'. 'Ze', die niets snapten en niets zagen. 'Wat?' zei Bavink, 'God? je praat over God? Hun warme eten is hun God.' Op enkele 'goeie kerels' na werd iedereen door ons veracht. Heel stilletjes zeg ik daar nu bij: 'En niet ten onrechte', maar dat mag niemand hooren. Ik ben nu geen held meer. Je weet niet hoe je de menschen nog eens noodig kunt hebben. En Hoyer vindt ook dat je geen aanstoot moet geven. Van Bekker zie of hoor je niks meer. En Kees Ploeger praat van die rare kerels die 'm op den slechten weg brachten. Maar toen waren we in de dagen onzer dwaasheid, de uitverkorenen Gods, ja God zelf. Verstandig zijn we nu, alweer behalve Bavink, en we kijken mekaar aan en glimlachen en ik zeg tegen Hoyer: 'we zijn er niet op vooruit gegaan.' Maar Hoyer is al te ver heen, hij begint bij de bonzen van de S.D.A.P. te hooren, en maakt een gebaar van twijfel met z'n handen en z'n schouders.Eigenlijk heb ik voor dit stukje alleen de eerste zin nodig, maar als je Nescio aan het citeren bent is het moeilijk om op te houden.
Het mooie van de beginzin zit hem natuurlijk in het woordje 'maar', dat de suggestie in zich bergt dat jongens over het algemeen helemaal niet aardig zijn. Of dat ze stoer zijn. Die herhaling van het woord 'jongens' werkt goed, maar uit de knipoogjes hier en daar blijkt dat die niet noodzakelijk is. Zo gauw iemand schrijft 'Jongens waren we' begint het lampje 'Nescio-alert' al te branden.
Ik kwam een knipoog naar de zin van Nescio tegen in de NRC van vrijdag 21 oktober 2016, boven een recensie van twee boeken: 10 over rood 50 jaar later van Chris Hietland en Gerrit Voerman (redactie) en Redelijk radicaal onder redactie van Thom de Graaf en Alexander Rinnooy Kan. Het eerste boek blikt terug op Nieuw Links in de jaren zestig, het andere op de geschiedenis van D66.
Mark Kranenburg gaf zijn recensie de kop 'Jongens waren het, machtsbeluste jongens'. Niet 'we' maar 'het' dus en ook niet het woord 'maar', waardoor 'machtsbeluste jongens een precisering wordt van 'jongens'. Door de herhaling van 'jongens' herkent iedere lezer gemakkelijk de knipoog naar Nescio.
Nog andere voorbeelden van knipogen naar hetzelfde citaat:
'Kleine jongens waren we' (hier); 'Zware jongens waren we, maar aardige jongens' (hier); 'Blote jongens waren we' (hier); 'Jongens waren we...' (hier).
Chris van Esterik schreef een boek over vier jongens uit de provincie die in Amsterdam politicologie gaan studeren. De titel? Jongens waren we. Zie hier.
En ook in het theater spreekt met van 'Jongens waren we'. Zie bijvoorbeeld hier. De documentaire heet: Jongens waren we. Een indicatie van de inhoud:
Theater en het echte leven komen samen. Op het podium staan zeven jongens uit de theatervoorstelling 'Staal' in de wachtkamer van het echte leven. Testosteronbommen, die een balletje trappen, een robbertje vechten, kwetsbaar zijn en geduldig wachten tot het over is, dat groeien. Om vervolgens tevoorschijn te komen als echte man. Als krachtpatser, grappenmaker, carrièreman, rokkenjager, rebel of misschien gewoon als eeuwige puber. In een wervelende mix van dans, vechtsport, virtuoos stuntwerk en energiek gespeelde theaterscènes worden jongens mannen. In de donkere coulissen van het theater kijken ze naar zichzelf in een spiegel en richten zich op hun binnenwereld. Ze geven een blik in hun persoonlijke bestaan en vertellen over hun levens met en meestal zonder vader, want die moest werken of zat in de gevangenis of wilde helemaal geen kinderen. Ze kijken terug op de jongens die ze waren, die werden gepest, moeilijk aansluiting vonden, eenzaam waren. Hun bravoure wordt breekbaar, ze durven klein te zijn.Het zal wel niet de laatste keer zijn dat er geknipoogd is naar Nescio. Gelukkig maar. We mogen nog lang in weemoed omkijken en zuchten: 'Jongens waren we.' Aardige jongens, natuurlijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten