Hoofdpersoon in Dertig dagen is de veertigjarige Alphonse Badji, die van oorsprong Senegalees is. Hij heeft een klusbedrijf. Vanuit Brussel is hij met zijn achtentwintigjarige partner Kat verhuisd naar de Westhoek, bij de grens met Frankrijk.
Alphonse komt bij zeer diverse mensen over de vloer. Hij doet zijn werk goed en hij boezemt vertrouwen in: al snel beginnen de mensen hem hun persoonlijke geschiedenissen toe te vertrouwen. Alphonse deed me daarin denken aan Momo, uit het jeugdboek Momo en de tijdspaarders, van Michael Ende (1973, Nederlandse vertaling in 1975). In Hannover staat een beeldje van haar; ze heeft een groot oor in haar handen. Net als Momo luistert Alphonse naar wat de mensen hem vertellen en meestal helpt dat die mensen al.
Een vakman die vertrouwen wekt en die de strubbelingen die er soms zijn tussen hem en Kat vrij gemakkelijk te boven lijkt te komen - Alphonse lijkt het toonbeeld van evenwicht. Ook hij heeft echter een geschiedenis met scherpe randjes. Zo heeft hij herinneringen aan Fabrice Mlapa, die een vriend had kunnen zijn, maar hem bedroog op zakelijk gebied. Dat heeft ervoor gezorgd dat Alphonse voorzichtiger is geworden met vriendschap.
Er is ook een herinnering aan de lagereschooltijd, toen Alphonse op een moment van slachtoffer dader werd. En er zijn herinneringen aan Tonton Jah, die voor de lezer onvolledig en lastig te duiden blijven.
Dat het leven van Alphonse gecompliceerder is dan het op het eerste gezicht lijkt, blijkt uit zijn dromen, die soms gruwelijk zijn. Als hij eenmaal wakker is, lijken de dromen hem niet veel meer te doen: 'De dromen zijn niet van mij, denkt hij met grote helderheid, het is de wereld die haar zonden in me uitstort, en ik droom ze weg.'
In het dagelijks leven krijgt Alphonse geregeld te maken met discriminatie. Zo zijn er klanten die hun opdracht annuleren als ze erachter komen dat hij 'niet van hier' is. De incidenten worden terloops gemeld, maar als je ze optelt, zijn het er toch nog aardig wat.
Alphonse probeert optimistisch te blijven en hij helpt waar hij kan. Maar feit blijft dat er veel ellende is, wat nog duidelijker wordt als hij betrokken raakt bij een kampement met Afghanen, die bivakkeren in een oude loopgraaf. Samen met een arts biedt Alphonse ook hier hulp. Verder wordt er van tijd tot tijd ebolapandemie genoemd, die ook aan Senegal niet voorbijging. Er is geluk, zeker, ook in en om Alphonse, maar hij kan zich niet afsluiten voor de barre werkelijkheid, die er ook is.
Er is zoveel ellende op de wereld, dat die niet op te lossen is. Niet voor niets komt op een gegeven moment het Bijbelboek Job ter sprake. De duivel krijgt van God toestemming om Job alles af te nemen. Is er een almachtige die het begrepen heeft op het kwetsbare in de mens? En waarom moet dat dan juist Job overkomen, die geen vlieg kwaad heeft gedaan? Die vragen komen ook bij de lezer op bij de ontknoping van het boek.
De dertig hoofdstukken zijn teruglopend genummerd en elk hoofdstuk beslaat een dag. Je hebt het idee dat er afgeteld wordt en dat er dus aan het eind van het boek wat zal gebeuren, al kun je niet weten wat dat dan is. Heeft het te maken met de kinderloosheid van Kat en Alphonse? Je weet het pas als je het boek uit hebt.
Door het aftellen krijgt de loop van de gebeurtenissen iets onontkoombaars. Uiteindelijk moet het dus wel uitlopen op het slot en als lezer kun je er niets tegen doen.
Dertig dagen is geschreven in een heerlijke stijl. Overal staan er zinnen die je aan wilt strepen, omdat je ze later nog eens wilt lezen. Bijvoorbeeld: 'En dan wurmt de onhandigheid zich weer mete brede billen tussen hen in.'
En deze passage:
Het leven is een glorieuze danspartner als je haar ritme volgt, als je meteen weer weet recht te krabbelen telkens ze je een voetje licht. Draai haar een moment de rug toe of tracht haar pas te sturen, en de ene keer zal ze ervoor applaudisseren, de ander keer maakt haar rancune je tot de vloer waarover ze met naaldhakken de tarantella danst.Alphonse probeert te troosten waar hij kan, bij iedereen over wie het leven danst, zodat je niet meer op kunt krabbelen.
Dertig dagen is een ernstig boek, maar met veel luchtige en soms zelfs hilarische passages. Dat is een mooie mix. Je kunt met het boek omgaan als met het leven: het lichte, het luchtige ervan zien of je uiteindelijk toch gedwongen voelen om de ernst ervan onder ogen te zien. Ik vind Dertig dagen indrukwekkend in zijn ernst, in zijn betrokkenheid, in zijn peilen van onze tijd. Het zou voor zoveel mogelijk mensen verplichte kost moeten worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten