woensdag 23 maart 2016

Broer (Esther Gerritsen)



De hoofdpersonen in het werk van Esther Gerritsen zijn niet zo handig in de omgang met anderen. Vaak snappen ze niet de emoties bij anderen en ook niet hoe hun gedrag bij anderen overkomt. Je zou kunnen zeggen dat dat een gebrek aan empathie is. Het is geen onwil je in de ander in te leven, maar zo zitten deze personen nu eenmaal niet in elkaar.

Als lezer leef je, door het gekozen perspectief, mee met de hoofdpersoon. Omdat die hoofdpersoon nogal verschilt van het gebruikelijke en dus ook van jou als gemiddelde lezer, schuurt dat een beetje en dat is meestal wel goed voor het boek: je vindt de personages markant en verwondert je over hen. Roxy, de hoofdpersoon van de vorige roman is daar een goed voorbeeld van. Over dat boek schreef ik hier.

De omgang tussen ouders en kinderen loopt vaak niet zo soepel. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen of Roxy wel zo’n goede moeder is. In het boek daarvoor, Dorst, staat de verhouding tussen moeder en dochter centraal. Moeder is terminaal ziek en dochter besluit om bij haar in huis te gaan wonen. Daarover schreef ik hier.

In Dorst blijkt dat het al in de vroege jeugd niet goed is gegaan tussen moeder en kind. Dat is ook het geval in Broer, het Boekenweekgeschenk. De ouders van Olivia en Marcus hadden een zaak en waren er eigenlijk niet voor hun kinderen. Olivia kon nog verzorgd worden door haar vijf jaar oudere broer, maar Marcus had niemand, wat betekent dat hij als kind verwaarloosd is.

Dat heeft Olivia nooit onder ogen willen zien. Ze heeft een foto van Marcus als kind, met zijn moeder. Op die foto spelen moeder en kind met een bal. In gedachten heeft Olivia die foto gezien als representatief voor de vijf jaar dat Marcus er al wel was en zij nog niet: moeder en kind hebben al die jaren gespeeld. Het lastig voor haar om tot de ontdekking te komen dat dat beeld niet klopt.

Al aan het begin van het boek meldt Marcus dat mogelijk zijn been wordt afgezet. Hij lijdt aan diabetes, maar heeft daar nooit rekening mee willen houden. Je zou dat een vorm van zelfdestructie kunnen noemen. Sinds Olivia Marcus niet meer nodig heeft, heeft ze weinig contact met hem gehad, maar na de amputatie besluit ze hem in huis te nemen. Dat is een soortgelijke situatie als in Dorst. Ook hier zal de confrontatie leiden tot een confrontatie met het eigen verleden en met de werkelijke verhouding tussen de personen.

Doordat Marcus in huis komt, gaat er van alles verschuiven in het gezin. Ook de verhouding tussen Olivia en haar man en kinderen komt in een ander licht te staan en is niet meer vanzelfsprekend.

Dan is er nog Olivia werk: financieel directeur bij een zaak die in serviezen doet. Het zal wel niet toevallig zijn dat Gerritsen gekozen heeft voor breekbare waar: er blijkt meer breekbaar in Broer.

Marcus dringt niet alleen (uitgenodigd weliswaar) het gezin van Olivia binnen, maar ook bij haar werk. Hij praat met Kyvon, een van de aandeelhouders en adviseert hem dingen los te laten. Daarover heeft hij het ook met Olivia:
‘Soms,’ zei Marcus, ‘is de werkelijke opdracht het verzaken van de opdracht, en de diepere moed hebben daar geen schuld over te voelen.’
Olivia wil koste wat het kost de zaak financieel gezond krijgen, maar de vraag is of dat wel de beste oplossing is.

Met schuld weet ze ook wel raad. Als het been van Marcus geamputeerd dreigt te worden, wil ze meteen in actie komen. Haar collega Bart maakt haar duidelijk dat ze hierop geen invloed heeft. Dat herhaalt ze:
Terug naar haar mantra: geen invloed, geen invloed, maar langzaamaan werd het een: geen schuld, geen schuld.
Over haar verhouding met Marnix wordt gezegd: ‘Haar medelijden met hem was altijd vermengd met schuld.’

Bij Olivia is er op de achtergrond altijd schuld. Alles wat op de achtergrond meespeelt wil ze liever niet toelaten: ‘Als je te veel piekerde moest je gaan tennissen. Ze tennisten vaak.’ Op den duur moet ze toch de confrontatie aangaan, moet ze toch onder ogen zien hoe het zit met haar en haar broer en met haar en haar gezin.

In nog geen honderd bladzijden is zo’n onderwerp nauwelijks uit te diepen, maar Gerritsen heeft van Broer toch een heel aardig boek gemaakt. Als Boekenweekgeschenk lijkt het me ook goed te voldoen: ook voor mensen die niet zoveel lezen zal dit boekje goed te verteren zijn.

Bovendien geeft Broer een goed kijkje in het oeuvre van Esther Gerritsen. Het zou mensen uit kunnen nodigen meer van haar te gaan lezen.

Al jaren (sinds De ortolaan, 1984) kiest het CPNB voor een literair geschenk en vaak is dat goed uitgepakt. Broer misstaat niet in dat rijtje. Sinds Anna Enquist (2002) was er dertien jaar lang geen vrouw die het Boekenweekgeschenk mocht schrijven. Krijgen we nu weer dertien jaar mannen? Of meteen volgend jaar weer een vrouw? Kandidaten genoeg: Annelies Verbeke, Fleur Bourgonje, Manon Uphoff, Mensje van Keulen. Niemand zal boos zijn als het toch Jeroen Brouwers of Jan Siebelink wordt, maar daarna gauw weer een vrouw. De verhouding hoeft niet schever te worden dan die al is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten