Daarin heeft hij ongetwijfeld gelijk. Aangezien ik opgegroeid ben op het erf van zo'n orthodoxe kerk (zie bijvoorbeeld ook mijn stukje over Psalm 68), heb ik de invoering van enkele 'regels' meegemaakt.
Toen ik op de lagere school zat, droegen vrouwen uit onze kerk de rok boven de knie en in veel gevallen ruim boven de knie. Alleen bij bejaarde vrouwen waren de knieën bedekt. Het waren de jaren zestig, het was de tijd van de minirok. Er was wel onderscheid: bij niet-orthodoxe vrouwen kon de rok zo kort zijn, dat bij een beetje bukken het slipje zichtbaar werd. Dat soort rokken trokken mijn tantes en nichtjes niet aan. Maar de knieën mochten glimlachen naar de zon en een deel van de bovenbenen ook.
Zo rond 1970 werd de minirok verdrongen door de hotpants, waaraan orthodox christelijke vrouwen natuurlijk niet konden meedoen. Maar al snel daarna kwamen de maxirok (tot op de enkels) en de midirok (tot halverwege de kuit). Die midirok werd massaal overgenomen door orthodox christelijke vrouwen. Toen de mode veranderde, veranderde hun dracht niet mee. Sterker nog: de dracht werd regel.
Halverwege de jaren zeventig kwamen de eerste scholen voor voortgezet reformatorisch onderwijs. De regel was daar dat meisjes een rok moesten dragen. Die rok moest ook nog van een zekere lengte zijn. Ik heb mij laten vertellen (maar corrigeer me, als het niet klopt) dat op sommige scholen als volgt gecontroleerd werd of de rok lang genoeg was: het meisje moest knielen en dan moest de rok de vloer raken. Het kan zijn dat die regel nog geldt, al heb ik het idee dat men in refokringen tegenwoordig juist wat soepeler omgaat met de roklengte. Of de legging nu wel of niet een soort broek is, is nu meer een item.
De regel over de roklengte werd dus niet ingevoerd tijdens de hoogtijdagen van de minirok, maar pas tijdens de jaren zeventig.
Baarden en snorren waren aanvankelijk in orthodoxe kerken niet een probleem. Ik herinner me nog dat van de kansel verkondigd werd dat in het vervolg mannen met een baard en/of snor hun kinderen niet meer mochten laten dopen. Nou ja, misschien mochten die kinderen wel gedoopt worden, maar mochten die mannen daar niet bij zijn om de doopgelofte af te leggen. De motivering die daarbij gegeven werd, was dat de baard een teken van wereldgelijkvormigheid was.
Het zal eind jaren zeventig geweest zijn, schat ik. Ik weet dat ik niets van de regel begreep en op boze toon daarover discussies voerde. Had Calvijn soms geen baard? En wat te denken van die van Johannes Bogerman? De regel werd zonder al te veel gesputter doorgevoerd. Er waren toch al niet veel mannen in de kerk die bebaard of besnord waren. Twee van mijn leukste ooms hadden een snor waarvan de punten omhoog krulden; zij gingen niet naar de kerk.
Op een forum beantwoordde de hersteld hervormde dominee Heikamp een vraag over het scheren van de baard. Hij had daarvoor een bijbelse onderbouwing, namelijk Jesaja 50 vers 6:
Ik geef Mijn rug dengenen, die Mij slaan, en Mijn wangen dengenen, die Mij het haar uitplukken: Mijn aangezicht verberg ik niet voor smaadheden en speeksel.Het is een wat vreemde motivering. Als je het laten staan van de baard ziet als het verbergen van het aangezicht, kun je de tekst gebruiken. Maar in de tekst staat ook duidelijk dat de wangen worden gekeerd naar degenen die het haar uitplukken. Dat heeft geen zin als je geschoren bent.
Heikamp geeft toe dat zijn gewoonte om zich te scheren ook een pragmatische kant heeft: met een baard zou hij een heel stel (s)preekbeurten mislopen.
Dit geval lijkt me aan te sluiten bij wat Spruyt signaleert. Er wordt een regel gesteld en daar wordt achteraf een bijbeltekst bij gezocht. Die tekst volgt men, ook als er teksten zijn waarin het tegenovergestelde staat. Indertijd schoot mij namelijk een heel andere bijbelpassage te binnen. Die is terug te vinden in 2 Samuël 10.
David zendt een delegatie naar Ammon. De koning daar is overleden en zijn zoon Hanun komt op de troon. David bedoelt het zenden van een aantal van zijn mannen als condoleance. Zij moeten Hanun troosten.
Maar Hanun behandelt Davids mannen als spionnen. Hij snijdt hun kleren half af, zodat ze met bloot onderlijf lopen en hij scheert hun baard half af. Vooral dat laatste ziet David als iets schandelijks; zijn mannen mogen hem pas weer onder ogen komen als baard weer aangegroeid is.
Mij leek (en lijkt) het een sterk argument voor het dragen van een baard. Ik was dan ook vast van plan om een brief te schrijven naar de kerkenraad om de heren duidelijk te maken hoezeer ze in dezen dwaalden. Ik zat al met een schrijfblok in de keuken om aantekeningen te maken.
Het was avond en mijn vader kwam de keuken binnen. Het kan zijn dat hij naar de radio ging luisteren. Die zette hij om 11 uur 's avonds altijd aan voor Met het oog op morgen. Ik vertelde hem wat ik van plan was, vastbesloten om mij door niemand daarvan te laten weerhouden. Ik was op een leeftijd waarop ik nog heel vaak zeker wist dat ik gelijk had.
Als mijn vader met tegenargumenten zou komen, zou ik ze allemaal onderuit halen. Ik was tot de tanden bewapend. Maar mijn vader zei niets. Hij keek even naar me en keek daarna weer weg.
Die brief heb ik uiteindelijk niet geschreven. Ik vond nog steeds dat ik gelijk had, maar ik wilde mijn vader niet het gedoe aandoen dat ervan kon komen.
Hoe je gelovigen kunt herkennen, heeft onze dominee indertijd vaak genoeg verteld. Je herkent ze aan het gelaat, het gewaad, de praat en de daad. Dat zal zo zijn, maar dan moet je wel weten aan welke regels gelaat, gewaad, praat en daad moeten voldoen. En die regels veranderen. Niet vaak en meestal niet veel, maar soms wel degelijk.
Johannes Bogerman. Foto gedownload van Het geheugen van Nederland.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten