Over Peter Buwalda en zijn debuutroman Bonita Avenue is al veel geschreven, maar dat is geen reden om er hier over te zwijgen. Het heeft even geduurd, maar nu heb ook ik het boek verslonden.
Voor wie het nog niet weet: In Bonita Avenue kijken we per hoofdstuk mee door de ogen van een ander persoon, waarbij we switchen tussen Siem Sigerius, zijn stiefdochter Joni en dier vriend Aaron Bever. Sigerius is een succesvol man: hij is rector magnificus van de Tubantia University en hij zal in de loop van het boek nog tot meerder glorie geroepen worden.
Maar hij heeft niet alleen de wind mee. Tussen hem en zijn zoon Wilbert gaat het helemaal niet goed, en Joni en Aaron verbergen van alles voor hem, zo wordt hem langzaamaan duidelijk. Er blijken dingen te zijn waar hij geen grip op heeft.
Het boek springt soepel heen en weer in de tijd. Ook Aaron heeft perioden dat alles meezit en perioden dat het leven over hem heen walst, zodat je je afvraagt of hij nog ooit overeind kan krabbelen.
Joni lijkt het aardig te redden in het leven: ze vertrekt naar Amerika, wordt moeder en haar zaken lopen goed. Het lijkt of ze haar leven op orde heeft, maar aan het eind van het boek weet je wat ze allemaal meegemaakt heeft. Daar zal ze niet gelukkiger van geworden zijn. Vanwege de plot moet ik vaag blijven.
Buwalda is goed in het doseren van informatie: steeds geeft hij iets weg en houdt hij iets achter, zodat je door blijft lezen, omdat je nog meer informatie wilt hebben. Je merkt dat hij in dat doseren heel zorgvuldig is. Hij houdt zich daarbij aan de regel van Tsjechov dat het geweer waarmee iemand uiteindelijk doodgeschoten wordt al in het begin van het verhaal of het toneelstuk aan de wand moet hangen. Tijdens het lezen gaat je van tijd tot tijd een lichtje op: dáárom heeft de vrouw van Sigerius een werkplaats waar ze meubels maakt, dáárom ziet Joni dat er bij Wilbert op tafel een wapen ligt.
Zo’n doordachte opbouw is misschien al genoeg om van een boek een goed boek te maken, maar Buwalda biedt ons meer, namelijk zijn fonkelende stijl. Een paar voorbeelden:
De drankkast, aan de andere wand, staat open, op de plavuizen ervoor liggen twee versplinterde flessen in hun lichaamsvocht.
[…] moeten we haar geloven op haar appelstroopogen?
Als altijd sprak Bobbi monotoon en droog, haar woorden ingezouten als kamelenvlees […].
Bij het horen van mijn naam schoten zijn ogen als ijhockeypucks heen en weer […].
Mijn mobiel hapte vertwijfeld naar bereik.
Personificaties, vergelijkingen, metaforen – bij Buwalda zijn ze altijd precies goed. Ze tillen de zin op, leggen een glans over de bladzijden. Ach, met hoeveel plezier lees je dit soort zinnen! En daarbij verliest het boek niets aan vaart. Knap, heel knap.
Een deel van het verhaal speelt zich af tegen de achtergrond van de vuurwerkramp in Enschede; Aaron woont net buiten het gebied. Er ontploft een vuurwerkfabriek en er wordt een hele wijk verwoest. Langzaam aan wordt zo’n geruïneerde wijk het beeld dat je hebt van de levens in Bonita Avenu. Er staan nog wat muren overeind, maar je weet al dat het puin is, meer niet.
Er is best wat te zeuren over dit boek van Buwalda. Waarom stopt het bijvoorbeeld juist hier? Natuurlijk wil de schrijver de lezer graag met vragen laten zitten, maar er hangen nog wel losse eindjes waar hij misschien iets had gemoeten. Maar over dat soort dingen gaan we helemaal niet zeuren. In het boek is zoveel te genieten, dat iedereen het maar moet gaan lezen. Dat gebeurt gelukkig ook; het boek staat al meer dan een half jaar in de boekentop.
Hopelijk is er over een paar jaar weer een boek van Buwalda. Het kan me niet dik genoeg zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten