zaterdag 14 januari 2012

Verstokt rondeel

Jean Pierre Rawie
(afbeelding gekaapt bij Dagblad van het Noorden)


Gisteren verklaarde de plaatsvervangend rector dat hij twee keer getrouwd was: een keer met zijn vrouw en een keer met zijn werk. 'En toch ben ik nog nooit gescheiden', zei hij. Mij schoot meteen het omgekeerde binnen:

Verstokt rondeel

Nog nooit getrouwd, maar vaak gescheiden,
een hoop gelazer en getob;
toch ken ik nog de harteklop
van elke vrouw waar ik mee vrijde.

Ik schreef gedichten tussenbeide,
maar loste het probleem niet op:
nog nooit getrouwd, maar vaak gescheiden,
een hoop gelazer en getob.

Hoe dikwijls toog ik niet ten strijde
en keerde met bebloede kop
weerom, gesjochtener dan Job?
- Toch blijk ik mij mijn passie wijden,
nog nooit getrouwd, maar vaak gescheiden.

Het is een rondeel van Jean Pierre Rawie, die er meer geschreven heeft en soms ook met vergelijkbare titels als 'Verslaafd rondeel' en 'Verliefd rondeel'. Bij een rondeel wordt de eerste regel twee keer herhaald en soms de tweede regel ook een keer. Je hebt namelijk korte rondelen (van acht regels) en wat langere (van twaalf of dertien regels).

In het gesprek van gisteren citeerde ik alleen de eerste regel. Voor de veiligheid, want ik wist niet in hoeverre ik het gedicht nog kende. Onze gesprekspartner zei meteen dat hij dat gedicht wel wilde hebben en een uur later mailde ik het hem. Alles staat immers op het wereldwijde web, dus het was zo gevonden.

Wel moet je dan altijd verschillende vindplaatsen checken, want mensen zijn slordig in het overtypen. Zo kwam ik een versie tegen waarin de vierde regel luidde: 'van elke vrouw waarmee ik vrijde'. Dat klinkt al wat schrijftaliger dan wat Rawie schreef. Ik besloot dat dat dus wel de juiste versie moest zijn en verzond die. Fout dus.

Maar de frik in mij zet toch ook een potloodstreepje bij wat Rawie schreef. Als je naar mensen verwijst, gebruik je immers niet 'wat'? Het zou moeten zijn 'elke vrouw met wie ik vrijde'. Of is dit een subtiliteit van Rawie waarmee hij aan wil geven dat die reeks van vrouwen eigenlijk geen aparte personen meer zijn voor hem. Dat klopt weer niet met de mededeling dat hij van elke vrouw de hartenklop (ik pas de spelling maar even aan de huidige aan) nog weet. Het zal dus wel gewoon slordigheid zijn.

Ook had ik twijfels bij regel 12. Dien ik dat te lezen als 'Toch blijf ik aan mij mijn passie wijden'? Op het eerste gehoor klinkt dat niet vreemd. Ik zou ook niet vreemd opkijken van een zin als: 'Toch blijf ik haar mijn passie wijden' of ´Toch blijf ik jou mijn aandacht wijden.´ Maar in dat geval zou de passie lijdend voorwerp zijn en kan dat wel. Wordt de passie gewijd aan mij? Dat zal wel niet. Klopt Rawies zin dus niet? Nee, ik lees slordig.

Het werkwoord is, met het vaste voorzetsel: zich wijden aan. Dus: 'Toch blijf ik mij [aan] mijn passie wijden' of, met een andere woordvolgorde: 'Toch blijf ik mij wijden aan mijn passie', wat in de Rawies geval de vrouwen zullen zijn. Of geweest zijn? Rawie is ook de jongste niet meer, immers?

Nee, nee, het is niet voor niets een verstokt rondeel. Alleen al omwille van de dichtkunst moet Rawie zich mengen in de oorlog (hij toog immers ten strijde) die liefde heet. Dat hij die passie moge behouden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten