maandag 16 september 2024

Lord of the flies (Aimée de Jongh)


Waarschijnlijk kent zo'n beetje iedereen de inhoud van de roman Lord of the flies (1954) van William Golding. Het boek werd twee keer verfilmd en heeft intussen de status van klassieker. Ik las het nooit en ik weet niet eens zeker of ik een van de films heb gezien. Maar ik kende wel de inhoud. 

Het kostte Aimée de Jongh tien jaar om van de erven Golding toestemming te krijgen voor de verstripping van het boek en intussen is de mooie graphic novel uit. In maar liefst vijfentwintig landen wordt die verspreid en in Nederland was de release vorige week. Binnen enkele dagen was de eerste druk uitverkocht. 

Inhoud

Een groep jongens strandt op een eiland na het neerstorten van een vliegtuig. Ze vinden na een tijdje elkaar en constateren dat er geen volwassenen zijn. Ze moeten zelf hun leven op orde zien te krijgen en te houden. 

Ralph, met wie het verhaal (ik verwijs steeds naar de versie van De Jongh) begint, wordt gekozen tot leider. Enkele andere belangrijke personages zijn Piggy (bril, lijdend aan astma) en Jack (rood haar), de leider van een groep jongens die een koor vormen. 

Verteller

We leven steeds met Ralph mee, maar er is ook een verteller die commentaar geeft. Over Ralph zegt hij bijvoorbeeld: 'Hij was oud genoeg, twaalf jaar en een paar maanden, om zijn prominente kinderbuikje te hebben verloren, maar nog niet zo oud dat de puberteit hem tegenwerkte.' Het zou kunnen zijn dat die vertellersstem in de strip is gehandhaafd omdat de erven Golding die erin wilden. Maar zo'n tekst geeft ook een beetje afstand. Het wordt dan toch een verhaal dat je verteld wordt in plaats van een verhaal dat je meemaakt. Soms zegt de verteller ook iets wat we in de tekeningen al hebben kunnen zien. 

Tijdens het lezen blijkt de verteller niet zo heel erg in de weg te zitten. Het verhaal van Golding is sterk en ook in de verstripping ervan neemt De Jongh je gemakkelijk mee. 

Paradijslijk

Het eiland waar de jongens verblijven is paradijselijk: veel groen, blauwe luchten, blauwe zee. Juist in deze mooie omgeving loopt het uit de hand en krijgt de duisternis de overhand. Het is een scherpe tegenstelling, nog eens onderstreept door herinneringen en dromen. 

Jack wordt de leider van een groep jagers en wordt een concurrent van Ralph. Uiteindelijk vormt hij een eigen stam en claimt een eigen deel van het eiland. Hem helpt het verhaal over een monster, dat er niet is, maar het idee is genoeg om de jongens te verenigen. 

Regels en chaos

In het begin zijn er regels afgesproken. Bijvoorbeeld: wie de schelp heeft, heeft het woord. De taken zijn verdeeld, de kleine samenleving is min of meer georganiseerd. Wanneer die regels voor een deel van de jongens hun geldigheid verliezen, ontstaat er chaos en blijken er geen morele grenzen meer te zijn. 

Piggy verwoordt dat: 'Wat is beter: regels en afspraken, of jagen en doden? Wat is beter: regels en gered worden, of jagen en alles kapot maken?' Enkele bladzijden later leeft hij niet meer. 

Dosering

De manier waarop Aimée de Jongh het verhaal vertelt, werkt bijzonder goed. Je ziet de desintegratie van de groep, je bent getuige van de radicalisering, je voelt hoe de duisternis en het kwaad winnen. Ze doet dat door geweldig te doseren. 

Alle dramatische gebeurtenissen worden zorgvuldig voorbereid. Op bladzijde 285 komt er een rotsblok naar beneden rollen. Het zal het einde van Piggy betekenen. Ook op de bladzijden 48 en 175 worden er al rotsblokken van grote hoogte naar beneden gerold. We weten dus al wat de kracht van zo'n rots is. 

Aan het eind van het verhaal staat een deel van het eiland in brand. Het vuur flakkert door het hele verhaal heen van tijd tot tijd op, te beginnen bij het neerstorten van het vliegtuigen, dat we zien in de brillenglazen van Piggy. Verder wordt er een vuur aangestoken om de aandacht van passerende schepen te trekken en er is vuur om een varken te roosteren. De grote brand aan het eind wordt voorbereid door een eerder vuur dat niet goed in de hand te houden is (blz. 77) ook dat vuur zien we in de brillenglazen van Piggy. Mogelijk is het vuur ook te zien in de rode haardos van Jack. 

Heer van de vliegen

De titel Lord of the flies (Heer van de vliegen) verwijst naar de god Beëlzebub / Beëlzebul / Baäl-Zebul, die ook in de Bijbel genoemd wordt. Jezus krijgt het verwijt dat hij de duivelen uitwerpt door Beëlzebul, de overste van de duivelen. Joost van den Vondel geeft een van de opstandige engelen in Lucifer de naam Beëlzebul. 

De vliegen vinden we terug op het gezicht van een dode piloot en op dat van de kop van een varken, die in ontbinding verkeert. Ze wijzen op de dood en het verval en ook op het niet bestaande monster. 

Die god van de vliegen geeft aan dat er een religieuze kant zit aan de manier waarop de stam van Jack de eenheid bewaart. Dat doet denken aan Dit zijn de namen van Tommy Wieringa, waarin een groep vluchtelingen een hoofd met zich meevoert en vereert. 

Uiterlijk

De stam van Jack is uiterlijk herkenbaar: de jongens hebben zwarte en rode strepen op hun gezicht en hun lichaam aangebracht. Ze zijn daardoor stamleden geworden en minder individuen, waardoor persoonlijke verantwoordelijkheid voor de daden van de groep minder geworden is. Op een vriendelijker manier is dat al voorbereid doordat de jongens aan het begin van het verhaal gekleed zijn in schooluniformen. De koorleden hebben een ander uniform (zwart) en mogelijk is hierdoor de eerste scheiding van de groepen al aangebracht. 

Lord of the flies is een prachtige graphic novel geworden. Helder verteld, slim in elkaar gezet, door het voorbereiden van belangrijke passages. Zoals Tsjechov het gewild zou hebben, zou je kunnen zeggen. De cover is groen en er is ook veel groen is in de tekeningen. 

Zoals er een tegenstelling is tussen het idyllische en het kwade, is dat er ook in het kleurgebruik. Het groen van de natuur tegenover het rood van het bloed. Jack is besmeurd met bloed, als hij de zwijnenkop op een staak plaatst. Er kleeft bloed aan zijn handen, kun je zeggen, maar het lijkt ook een soort rituele handeling. Misschien wordt hij op die manier een soort hogepriester van zijn stam. 

Volwassene

Aan het eind van het verhaal verschijnt er een volwassene, waarmee de kindermaatschappij ineens ophoudt te bestaan. Daarmee ontstaat ook het besef bij de jongens hoe ver ze zich mee hebben laten slepen. Iedereen huilt. De verteller:

Temidden van hen, met een smerig lichaam, samengeklit haar en een ongeveegde neus, huilde Ralph om het einde van de onschuld, de duisternis van het mensenhart en de val door de lucht van de echte, wijze vriend genaamd Piggy. 

Als er gevraagd wordt naar het wel of niet bestaan van het monster, antwoordt een van de jongens: 'Misschien zijn we het zelf'. Niet alleen in het hoofd van de jongens is een monster gecreëerd, ze hebben zelf ook een monsterlijke samenleving gecreëerd, waarin alleen macht telt en waarin moraliteit er niet toe doet. De jongens zijn monsters voor zichzelf en de anderen geworden. 


Actueel

Dat thema is nog steeds actueel. Aimée de Jong laat dat zien door een tekening waarop een dode jongen aan de vloedlijn ligt, half in het water. Dat doet heel erg denken aan de foto van het Syrische jongetje Aylan dat in 2015 levenloos aanspoelde. De foto werd iconisch voor het leed van de vluchtelingen. Door juist naar deze foto te verwijzen maakt De Jongh van Lord of the flies een eigentijds verhaal. 

Voor wie wil, zijn er meer parallellen te trekken naar het heden. Je creëert een monster (bijvoorbeeld een immigratiecrisis) waarvan je niet zegt dat het bestaat, maar dat mensen het als dusdanig ervaren. En door dat gecreëerde monster te bestrijden, probeer je mensen achter je te verenigen. Morele grenzen doen er dan niet meer toe. 

Extraatjes

Achter in deze uitgave krijgen we nog enkele mooie extraatjes, zoals schetsen, tekeningen uit een alternatief begin en ook een overzicht van pagina's op klein formaat, ingekleurd met waterverf, die een mooi inzicht geven in de manier waarop De Jongh bezig is geweest met de compositie. 

Het verhaal van William Golding blijkt nog altijd een sterk verhaal en Aimée de Jongh heeft het goed herverteld en prachtig verbeeld. Net als de roman heeft de graphic novel alles in zich om een klassieker te worden. 

Titel: Lord of the flies (Heer van de vliegen)
Gebaseerd op de gelijknamige roman van William Golding
Adaptatie en tekeningen: Aimée de Jongh
Assistenten inkleuring: Daniel de la Cruz Diaz-Valdés en Kenny Rubenis
Uitgever: Scratch Books
2024, 352 blz. € 29,95 (hardcover)

Ik schreef eerder over andere boeken van Aimée de Jongh

En een column over een cartoon in Charlo Hebdo naar aanleiding van de foto van het aangespoelde jongetje.





vrijdag 13 september 2024

De dochter (Jessica Durlacher)

Er is geen goede reden voor, maar tot voor kort had ik geen enkel werk van Jessica Durlacher gelezen. Het kwam er niet van en ik weet niet waarom. Eigenlijk had ik best vertrouwen in haar boeken en ze leken me ook wel interessant, maar ik heb de romans niet aangeschaft, niet geleend, nooit ingekeken. 

Tijdgebrek is natuurlijk wel een excuus, maar ik had ook boeken van andere schrijvers kunnen laten liggen en die van Durlacher wel kunnen lezen. Maar goed, niet gebeurd. 

Intussen heb ik overigens een begin gemaakt met het lezen van haar oeuvre: ik las De dochter (2000). 

Max en Sabine

De verteller in de roman is Max Lipschitz. Bij het begin van het boek, het is dan 1982, is hij 23 jaar oud. Zijn vader heeft het concentratiekamp overleefd, maar vertelt daar niet veel over. Diens zus, die ongeneeslijk ziek is, zoekt haar broer op en vertelt juist veel over de oorlog. De familie bezoekt het Anne Frankhuis en daar ontmoet Max Sabine Edelstein, die twee jaar jonger is dan hij. 

Max en Sabine krijgen een relatie, maar op een dag verdwijnt ze. Hij zoekt haar, maar vindt haar niet. Intussen leeft hij zijn leven zonder haar en wordt uitgever. Zeventien jaar later ontmoet hij Sabine weer als hij voor de Buchmesse in Frankfurt is. Ze blijkt de rechterhand te zijn van Sam Zaidenweber, een oude man, die bekend is vanwege zijn films. Max gaat met Sam samenwerken; hij zal diens autobiografie uitgeven. 

Max en Sabine zijn weer een tijdje bij elkaar, maar dan verdwijnt Sabine voor de tweede maal. Het blijkt allemaal te maken te hebben met wat er in de oorlog gebeurd is. Max speurt tot hij weet hoe hij zit. 

Geconstrueerd

De dochter leest prettig. Je kunt een hoog leestempo aanhouden en er gebeurt genoeg dat je voortdrijft. Vooral de twee verdwijningen van Sabine werpen vragen  op waarop je een antwoord wilt. De plot heeft wel iets geconstrueerds, maar dat is meer een constatering achteraf. Tijdens het lezen had ik daar minder last van. Uiteindelijk klopt alles keurig en, dat verklap ik maar vast, op de laatste pagina heeft Max Sabine weer aan de telefoon. Dat is een open einde, want je weet natuurlijk niet of ze elkaar weer zullen ontmoeten en hoe dat verder gaat, maar het heeft toch iets afgeronds. 

Het was me allemaal te netjes, te kloppend, te bedacht. Maar als ik dat zo opschrijf, klinkt dat vrij negatief en ik heb ook genoten van De dochter. Ik denk dat dat komt door hoe Max in zijn hoofd bezig blijft met Sabine en hoe hij haar meteen weer wil ontmoeten als hij weet dat ze in de buurt is. Het oude vuur flakkert meteen weer op. Zij vult zijn hele hoofd, zodat hij zijn taken verwaarloost. Dat is een boeiende liefdesgeschiedenis. 

Vader en dochter

De titel slaat op Sabine, die een niet zo sterke band met haar vader heeft. Als Max erbij is als de twee elkaar ontmoeten, begroeten ze elkaar met 'Vader' en 'Dochter'.  De verhouding tussen Sam en Sabine is ook die van een vader en een dochter, al heeft het een tijdje de schijn dat het een andersoortige relatie is. 

Er is veel gezwegen over het oorlogsverleden van de vaders (ook die van Max) en er zijn ook leugens verteld. Hoe dat precies zit, vertel ik maar niet, omdat er voor toekomstige lezers ook nog wat te ontdekken moet zijn. 

Max en Sabine zijn oorlogsslachtoffers van de tweede generatie, maar wat betekent dat als je niet precies weet wat er in die oorlog gebeurd is? En als dat verleden anders blijkt te zijn dan je dacht, word jij daar dan iemand anders van? Je bent immers mede bepaald door het verleden van je vader. 

Doorwerking van de oorlog

Bij conflicten kan de vader van Max in de slachtofferrol kruipen en zeggen dat hij het toch nooit goed kan doen of nog sterker: Die Juden sind an Allem schuld. Dat zegt hij dan tegenover zijn kinderen, die ook Joods zijn. 

Max leeft in vrijheid en hij heeft alle kansen, in tegenstelling tot zijn vader toen die op dezelfde leeftijd was. Max: 

Ik geloof dat ik altijd behoorlijk in mijn maag gezeten heb met al die toekomst die ik steeds maar had, met al die mogelijkheden. Ik geloof ook dat ik uit solidariteit heel lang zo min mogelijk plezier heb gemaakt. 

Max voelt zich schuldig omdat hij vaak niet aan de oorlog van zijn vader en aan het kamp denkt. 

De oorlog bepaalt ook het leven van degenen die hem niet meegemaakt hebben. Dat weet Durlacher goed over te brengen. 

Stijl

Stilistisch is De dochter niet bijzonder, maar ook niet zo slecht als ik in een recensie las. Het is vooral vlot geschreven, met meer aandacht voor het verhaal dan voor de zinnen waarin het verteld wordt. Daar is niet zoveel mis mee, lijkt me. Het boek leest ook goed en ik heb er geen spijt van dat ik het gelezen heb. 

De dochter is een vroege roman van Durlacher. Daarna schreef ze bijvoorbeeld nog Emoticon (2004), De held (2010) en De stem (2021). Misschien moet ik een van die boeken ook nog een kans geven. 

woensdag 11 september 2024

Kapitein Rob, deel 13 t/m 16 (Pieter Kuhn / Evert Werkman)

Kapitein Rob is een legendarische krantenstrip, die van 1945 tot 1966 (met enkele tussenpozen) verscheen in Het Parool. Een deel ervan was voor mijn tijd en aan het eind van die periode was ik nog te jong om het mee te krijgen. Bovendien lazen mijn ouders Het Parool niet. 

Ik ken de strip dus vooral uit verhalen. De naam Kapitein Rob klonk bij velen nog lang bekend. Daarom kon Robert Anker in 1992 een roman uitbrengen waarin die naam in de titel voorkwam en in 2007 werd er een film gemaakt over de beroemde kapitein. Diens naam moet toen nog in veel hoofden hebben bestaan. 

Uitgeverij Personalia is bezig met een heruitgave van alle 73 deeltjes, in een mooie reeks hardcovers op oblong formaat. Eigenlijk volgen we door de delen heen een lang, doorlopend verhaal, maar je kunt de deeltjes goed afzonderlijk lezen. Zoals het een stripheld betaamt, wordt Rob niet ouder, terwijl er wel tijd verstrijkt: in sommige deeltjes meer dan een jaar. Dan zou Rob na 73 delen een oude man moeten zijn. Maar striphelden blijven eeuwig jong, gelukkig. 

Er zijn nu weer vier delen uitgekomen, de delen 13 tot en met 16. De tekeningen zijn steeds van Pieter Kuhn, de tekst is van de journalist Evert Werkman. De vier delen verschenen oorspronkelijk als boekje in de jaren 1949 en 1950. 

De schat van Opa Larsen

In deel 13, De schat van Opa Larsen raakt Rob meteen zijn schip, De Vrijheid II kwijt. Die wordt overvaren doordat de elektrische misthoorn weigert. Rob redt zich, samen met zijn hond Skip, wordt ergens opgenomen in een hospitaal, waar hij opa Larsen ontmoet, die hem vertelt over een schat. Samen met Taaie Toon (bekend uit eerdere deeltjes) gaat Rob op zoek. 

In deel 14, De zwerftocht van de Vliegende Hollander, pikken Rob en Toon enkele schipbreukelingen op. Het zijn een directeur van een filmmaatschappij en zijn piloot Ze blijken aan boord geweest te zijn van De Vliegende Hollander en hebben een brief bij zich voor Rob. De directeur, Mathisen, hoort van het 'historische oog van Prudon' dat Rob bezit. Daarmee kan hij de geschiedenis dichtbij halen. De beelden wil Mathisen vastleggen op film, maar dan moeten de 'impulsen' duizenden malen versterkt worden. Rob waarschuwt nog voor de 'hoogfrequente spanning', maar het gaat toch mis: Rob (die dan Jan Robertszoon blijkt te heten) en Toon (hoogbootsman Vreugdehil) komen terecht in de zeventiende eeuw. Ze halen kaarten bij de beroemde Blaeu (vreemd genoeg gespeld als 'Bleau') en beginnen aan een avontuur waarin De Vliegende Hollander een rol speelt. 

Kapitein Vander Decken zet een aantal hugenoten van boord. Zij komen op een eiland terecht. Als Rob terugkomt in het heden, vaart hij met Toon naar het eiland om de nazaten van de hugenoten te redden. Het lijkt of hij jaren weggeweest is, maar Rob ziet op zijn horloge dat er maar 'enkele seconden' verstreken zijn. 

Professor Lupardi

Rob redt de vrouwen en de kinderen en er is ook nog een oude man. Maar wat is er met de mannen gebeurd? Dat lezen we in deel 15, De onderwereld van prof. Lupardi

Elke held heeft een vaste tegenstander, een onverbeterlijke slechterik, en voor Rob is dat professor Lupardi, met zijn hulpje Yoto. In een eerder deel leek het of die twee ten onder waren gegaan, maar ze hebben zich gered. Lupardi heeft grootse plannen en daarvoor heeft hij dieren en veel mensen (de mannelijke nazaten van de hugenoten) in zijn macht gekregen. Rob gaat op onderzoek uit en daarbij krijgt Lupardi zelfs Robs hond Skip in zijn macht. Lupardi heeft intussen een complete 'atoomstad' laten bouwen. Uiteindelijk komt alles natuurlijk goed. 

In deel 16, Het rijk van de witte mammouth, ziet Rob een patiënt die een landkaart op zijn rug heeft getatoeëerd. Mogelijk is hij 160 jaar oud. Rob krijgt een foto van de landkaart en gaat op zoek naar het gebied dat afgebeeld is. Hij moet daartoe naar het noorden van de wereld, waar hij contact legt met een groep 'Eskimo's'. Uiteindelijk komt hij terecht in een gebied waar mensen en dieren niet verouderen, waardoor ze onsterfelijk zijn. 

Dit Rijk van de Witte Mammouth heeft een veel milder klimaat dan op een dergelijke breedtegraad gebruikelijk is. Aanvankelijk wordt verteld dat dat komt door de 'radioactieve uitstraling van de aardkorst', maar uiteindelijk blijkt het te komen door 'raadselachtige vitapyrieten'. Het rijk zal het uiteindelijk niet redden, maar met Rob loopt het natuurlijk goed af, dankzij zijn moed en scherpzinnigheid en de hulp van majoor Ross en Cigaret Larry. 

De verhalen van kapitein Rob zijn spannende avonturen. Als je ze nu leest, zoveel jaar na de oorspronkelijke publicatie, moet je wel wat onwaarschijnlijkheden op de koop toe nemen en je gewoon mee laten voeren door het verhaal. Dat blijkt nog altijd goed te kunnen. 

Je gaat mee met het verhaal en tegelijkertijd kijk je er van een afstandje naar. Je kijkt ook naar de tijd waarin de verhalen geschreven en getekend zijn. Rob rookt bijvoorbeeld pijp. Ik zie nooit meer iemand die pijp rookt, maar ik heb nog les gehad van docenten die voor de klas hun pijp stopten en rookten. 

De Tijd, 3 september 1946

Atoom

Atoomenergie is nieuw in die tijd en er wordt veel van verwacht. In deze verhalen komt een atoomjetmobile voor, een atoomautoped en radioactief draad. Op Japan zijn heel kort (vier, vijf jaar) hiervoor atoombommen geworpen en dat heeft natuurlijk diepe indruk gemaakt. 

De atoomstad, waarvan sprake is in deel 15, komt ons misschien wat apart voor, maar voor de lezer van toen was dat niets vreemds. Zo'n stad kenden ze uit de krant. In bijvoorbeeld De Tijd van 3 september 1946 wordt verteld dat de Sovjet-Unie een atoomstad aan het bouwen is, waar geleerden zich gaan bezighouden met een kosmische bom, die de atoombom als een kleine voetzoeker in de schaduw zal stellen. 

Ook Amerika had een atoomstad, Oak Ridge, in Tennessee. Ook over die stad werd geregeld geschreven in de jaren veertig. Natuurlijk was de stad goed beveiligd. Daar verschenen zelfs foto's van, bijvoorbeeld in de Volkskrant van 23 augustus 1947.

Er zijn veel termen die eind jaren veertig geklonken moeten hebben als sciencefiction: die hoogfrequente spanning natuurlijk, maar bijvoorbeeld ook elektronendispersie met behulp waarvan Lupardi de sterkste mannen kan uitzoeken. Over computers wordt nog niet gesproken. 

Eurocentrisch

Voor in elk deel staat de disclaimer dat de 'overtyperingen' nu als discriminerend zouden kunnen betitelen, maar dat die geplaatst moeten worden in de historie. Japanners hebben 'ondoorgrondelijke grijnsgezichten', bijvoorbeeld. En als er bij iemand wierook en beeldjes worden aangetroffen, wordt er opgemerkt: 'Bijgelovig is ie ook'. De beeldjes zijn dan ook 'afgodsbeeldjes'. Al het geloof dat niet christelijk is, is blijkbaar bijgeloof. Niet dat Rob christelijk is, maar hij heeft wel een Eurocentrische blik. 

Je leest de verhalen dus met een dubbele blik. Aan de ene kant duik je in een oud verhaal en aan de andere kant beschouw je het verhaal als een uiting van die tijd. Die twee blijken goed samen te kunnen gaan. 

Tekeningen

Als je aan het lezen bent, kom je niet altijd toe aan het nauwkeurig bekijken van de tekeningen, omdat je verder wilt met het verhaal. Het loont zeker om achteraf die tekeningen uitgebreid aandacht te geven, zodat je kunt genieten van het mooie tekenwerk. 

Aan het eind van elk deeltje is er een nawoord van Frank von Hebel, van één of twee pagina's lang. Soms voegt dat niet zoveel toe, maar achter in deel 16 staat een mooi stukje over P. Hans Frankfurther. 

De heruitgave van de avonturen van Kapitein Rob gaat nog heel wat delen beslaan. Misschien zul je niet zo snel een los deeltje kopen, maar als je ze allemaal aanschaft, heb je straks wel een mooie reeks in je kast staan. 

Reeks: De avonturen van Kapitein Rob
Deel 13: De schat van Opa Larsen
Deel 14: De zwerftocht van De Vliegende Hollander
Deel 15: De onderwaterwereld van prof. Lupardi
Deel 16: Het rijk van de Witte Mammouth
Tekeningen: Pieter Kuhn
Tekst: Evert Werkman
Uitgever: Personalia
2024, 80-96 blz. €17,50 per deel (hardcover)


Eerder schreef ik over:
Deel 7, 8 en 9 (De vallei der vergeten wereld, De terugkeer van Peer den Schuymer, Het geheim van de tunnel)
De laatste reis van De Vrijheid (deel 74) Frank von Hebel / Fred de Heij

Deel 13, blz. 28
Deel 14, blz. 19
Deel 15, blz. 8

dinsdag 10 september 2024

Wij (Elvis Peeters)

Sommige auteurs komen er bij mij bekaaid af. Om een of andere reden (of misschien wel zonder reden) heb ik hun boeken steeds laten liggen. Jessica Durlacher is zo iemand. Onlangs las ik van haar De dochter, waarover ik binnenkort zal schrijven. 

Ook van Elvis Peeters las ik nooit wat. Achter Peeters gaan twee auteurs schuil: het echtpaar Jos Verlooy en Nicole van Bael. Ik zal hier, voor het gemak, steeds spreken over Peeters. Een enkele keer kwam ik de roman Wij (2009) tegen op boekenlijsten van examenkandidaten en misschien heb ik Dinsdag (2012) daar ook wel eens op zien staan. Wij heb ik nu gelezen. 

Wij begint met een soort proloog, waarin een van de personages, Thomas, als kind voor het eerst ijspegels ziet. Een van de pegels zal jarenlang in de vriezer bewaard worden. Hij zal in de roman nog een rol spelen. 

Schouderophalen

In het verhaal dat volgt is Thomas een middelbare scholier. Samen met drie jongens en vier meisjes vormt hij een clubje. Zij zijn met zijn allen de 'wij'. Het verhaal over hen begint zo:

Wij zijn vrij. Zonder slag of stoot zijn wij vrij. Wij zijn niet zo geboren, wij zijn niet zo opgevoed, wij zijn het omdat wij het zo willen, waar of niet?
We halen onze schouders op. Waar.
Waar. 
Waarom niet?

Dat 'zonder slag of stoot' is een beetje raar gezegd. Alsof dit een situatie is waartegen je je ook had kunnen verzetten. Het schouderophalen is wel tekenend voor het groepje jongeren. Het lijkt ze allemaal niet zoveel te kunnen schelen. Ze voeren experimenten uit, met elkaar en met anderen en voor een deel lijkt dat voort te komen uit verveling. 

Of het groepje bestaat uit vrienden is ook al niet helemaal duidelijk:

We vormden een clubje van gelijkgezinden, van vrienden, daarover spraken we ons niet uit, van kameraden in ieder geval, misschien waren we allemaal eenlingen en was het juist dat individualisme dat ons collectief verbond, om het zo te zeggen. 

Dodelijk ongeluk

Het begint ermee dat de vier meiden op een viaduct hun rokken omhoog doen, om de automobilisten op de snelweg onder hen af te leiden. Ze hebben geen slipje aan. Zo veroorzaken ze een ongeluk, waarbij een dode valt. De reactie:

 Het was grappig te beseffen hoe wij in het leven van die mensen hadden ingegrepen. 

Dat 'grappig' is nogal wrang, maar zo werkt het blijkbaar in de hoofden van de jongeren. Ze zetten zich af tegen de wereld van de volwassenen, waarmee ze niets te maken willen hebben en waarop ze neerkijken. De volwassenen hebben zich aangepast aan de regels van de maatschappij. De jongeren onttrekken zich daaraan. 

Wij lachten hen uit. Wij bezaten alles wat zij kwijt waren. Wij waren jong, wij dachten niet aan de toekomst, wij dachten niet aan de tijd, wij dachten aan dat wat de tijd van ons maakt, het volledige opgaan in het genieten. Wij genoten ervan te zijn wie we waren, onervaren en onverantwoord.

Geen morele grenzen

Er lijken geen morele grenzen te zijn voor de jongeren. Ze zetten een soort prostitutiebedrijfje op, laten een wesp steken in de tepels en de clitoris van een meisje, brengen voorwerpen bij elkaar in. Uiteindelijk heeft hun geëxperimenteer de dood van een van de jongeren tot gevolg. Er worden enkele andere meisjes bij het clubje gehaald, maar zij gaan nooit echt tot de groep behoren. 

In het citaat hierboven staat 'Wij genoten ervan te zijn wie we waren', maar eigenlijk spreekt dat genieten helemaal niet zo uit Wij. Weliswaar doet iedereen er vol overtuiging mee aan de experimenten, maar dat ze ervan genieten is niet zo op mijn over gekomen. Het lijkt meer dat de jongeren overal lak aan hebben en hun vrijheid maximaal willen benutten. Ze gaan over grenzen, maar het lijkt wel of die grenzen er voor hen helemaal niet zijn. 

Er staan verschillende gruwelijke passages in Wij, bijvoorbeeld als geprobeerd wordt een miskraam op te wekken bij een van de meisjes die zwanger is geraakt. Maar de jongeren lijken met een zekere vanzelfsprekendheid het geweld te hanteren en ook te ondergaan. 

Wij-vorm

Vaak wordt er in de wij-vorm verteld, alsof het collectief aan het woord is. Verschillende passages staan in de ik-vorm. Vaak is de verteller dan een van de jongens, die geen naam krijgt. Maar soms ook is de 'ik' een van de meisjes. Meer dan om de individuen, gaat het om de groep, die zijn eigen regels heeft. 

Er verstrijkt behoorlijk wat tijd in de roman. Op bladzijde dertig is er al een jaar verstreken. Op den duur wordt wat de jongeren doen ook een soort gewoonte, misschien zelfs een sleur. Wat ze de volwassenen verwijten, gebeurt eigenlijk ook in hun eigen wereldje. De groep wordt minder hecht en valt waarschijnlijk uit elkaar. 

De slotzin van de roman is: 'De wereld ligt aan onze voeten.' Dat klinkt hoopvol, maar zo voelt het niet. 

Weinig illusies

Wij laat een groepje jongeren zien dat zich verveelt, dat niet wil zijn zoals de volwassenen, dat experimenteert en daarbij geen enkele morele grens heeft. Ze hebben het over vrijheid, maar er lijken weinig illusies te zijn. Wat is er eigenlijk om voor te leven?

Dat maakt het geheel nogal naargeestig. Het zorgt, op de beste momenten voor beklemming. Aan de andere kant kun je je afvragen of al die extremiteiten nodig waren geweest om de lezer dat gevoel te geven. Ik weet dan ook niet of ik Wij zo'n goed boek vind. Sommige beschrijvingen komen op mij over als effectbejag. Het is weinig subtiel, maar subtiliteit pas ook niet bij deze jongeren, denk ik. 

Eigenlijk weet ik niet zo goed wat ik van Wij vind. Het is een bijzonder boek, doordat het zo extreem is, maar ik weet niet of ik dat extreme een kracht vind of juist een zwakte. 

vrijdag 6 september 2024

The Great Marc Evers (Gemma Plum)

Op de dag dat ik dit schrijf, zwemt Marc Evers de honderd meter rugslag op de Paralympische Spelen in Parijs. Hij verklaarde tegenover Bollenstreekomroep dat hij nergens op rekent, maar 'er kunnen gekke dingen gebeuren'. 

Eerlijk gezegd had ik tot voor kort niet van Marc Evers gehoord, maar ik volg de sport dan ook niet. Toch heeft Evers wel behoorlijk wat belangstelling gekregen. Zo verscheen er een boek over hem, The Great Marc Evers van Ivo van Woerden, en in de sportverslaggeving zal er ook wel aandacht aan hem geschonken zijn: hij is de meest succesvolle paralympische zwemmer van Nederland. 

Intussen is het boek van Ivo van Woerden verstript, door Gemma Plum, en nu pas bereikt Evers' levensverhaal mij. 

De graphic novel begint met de Paralympische Spelen van 2012, in Londen. Marc Evers staat klaar voor de honderd meter rugslag. 'Nu gaat het om het grootste gevecht dat een topzwemmer moet leveren: dat met de klok, het water en zichzelf.' Zo'n zin is wel echt journalistenproza, maar gelukkig komt dat weinig voor in de stripversie van het boek. 

Kindertijd

We komen nog niet te weten of Evers een medaille wint, want daarna springt het verhaal terug naar het begin, de vroege jeugd van Marc. Die was niet makkelijk, ook voor zijn ouders niet. Als kind huilt en schreeuwt hij heel veel. Gemma Plum geeft dat aan door met een zwarte stift een soort donkere wolk door een tekening heen te krassen. Als je het gezin met de auto weg ziet rijden, met die kraswolk boven de auto, weet je dat het daarbinnen weer flink mis is. Soms gaan de krassen ook door de tekst. Zo overweldigend is blijkbaar het gehuil of geschreeuw, dat het al het andere overstemt. 

De ouders, Frank en Gitty Evers, dokteren heel wat af met hun zoon. Uiteindelijk wordt de diagnose gesteld: hij heeft autisme en is bovendien een verstandelijke beperkt. Het duurt lang voordat artsen zien wat er werkelijk aan de hand is en daarna is de prognose somber: 'Hij zal niet kunnen praten. Hij zal nooit zelfstandig naar het toilet kunnen gaan. Hij zal niet kunnen fietsen. Nooit tegen een bal kunnen trappen. Zoek maar een plek. Dagopvang.... Instelling.'

Maar Marcs ouders leggen zich niet neer bij dit vooruitzicht. Ze willen zich richten op wat hun kind wel zal kunnen. Ze leren steeds meer over Marc, bijvoorbeeld dat hij een fascinatie heeft voor de kleur rood en voor auto's en motoren. En ook dat sommige herhalingen hem goed doen, bijvoorbeeld het slaan met de deur. Plum verbeeldt dat door bijna vijf pagina's lang steeds weer dat openen en sluiten van de deur te tekenen in meer dan tweehonderd kleine tekeningen. Een soortgelijk procedé voert ze vaker uit in dit boek en het werkt altijd goed. Veel beter dan alleen maar vertellen dat dingen zich herhalen. 

Zwemmen

We volgen Marc in zijn gang door het opvang en onderwijs en hoe hij kennismaakt met zwemmen. Het kost wel moeite om hem dat aan te leren, maar uiteindelijk wordt hij heel goed. Hij gaat naar een gewone zwemclub. Je kunt zien dat er wat met hem is; zo loopt hij vaak op zijn tenen en fladdert hij met zijn handen. Op het speciaal onderwijs heeft hij altijd de ruimte gekregen, maar op de zwemclub vraagt een jongen 'Waarom doe jij zo?' en dan houdt Marc zijn handen stil. Het omgaan met 'gewone' leeftijdsgenoten heeft dus ook effect op hem. 

Als zijn oma overleden is, belooft Marc haar postuum om voor haar te gaan zwemmen en wereldkampioen te worden. Dat lukt uiteindelijk, al gaat het niet van een leien dakje. Hij is ook een tijdje het plezier in zwemmen kwijt geweest, wat onmiddellijk invloed had op zijn prestaties. Uiteindelijk Marc behaalt successen bij Europese en Wereldkampioenschappen en ook bij de Paralympische Spelen. 

Intussen is Marc uitgegroeid tot heel iemand anders dan de arts in zijn jeugd voorspeld had. Hij heeft veel meer bereikt. Dat is vooral ook te danken aan de mensen om hem heen, zoals zijn ouders, die er alles aan gedaan hebben dat hij zich kon ontwikkelen. Voor veel mensen moet dat heel zwaar zijn geweest en het is mooi dat dat uiteindelijk resultaat heeft gehad. 

Sponsoring

Op topniveau zwemmen kost ook heel wat en er zijn bedrijven die dit mogelijk hebben gemaakt. In de graphic novel worden de namen ervan genoemd en krijgen ze in het nawoord uitgebreid aandacht. Dat doet vermoeden dat ze ook het verschijnen van deze uitgave mogelijk hebben gemaakt.  Anders had die informatie misschien wel gemist kunnen worden. 

In het nawoord komt er verder nog een hoogleraar Diversiteit van autisme aan het woord. Ook in de graphic novel zelf wordt aandacht besteed aan de wetenschappelijke inzichten in autisme. En natuurlijk vinden we in het nawoord een overzicht van alle successen van Marc. 

The Great Marc Evers zou je een succesverhaal kunnen noemen, maar het is meer. Het is ook een ontroerend portret van ouders die zich niet neerleggen bij wat er is, maar zich richten op wat kan. Tegen de klippen op, met vallen en opstaan, de wanhoop soms nabij, maar liefdevol en met volharding. Voor Marc krijg je natuurlijk bewondering, maar je ziet ook welke strijd heeft moeten voeren en waarschijnlijk nog wel voert. Niets is immers vanzelfsprekend in zijn leven en alles moet bevochten worden. 

Daarnaast zal dit boek wellicht ook kunnen zorgen voor iets meer begrip van autisme en begrip voor iedereen die daar mee worstelt en zijn of haar omgeving. 

Titel: The Great Marc Evers
Tekeningen: Gemma Plum
Inkleuring: Marloes Dekkers
Oorspronkelijke tekst: Ivo van Woerden
Uitgever: Scratch Books / Stichting Grafische Journalistiek
2024, 192 blz. € 24,95 (hardcover)

woensdag 4 september 2024

Het IJzeren Veulen (Enny de Bruijn)

In 2019 publiceerde Enny de Bruijn De hoeve en het hart, een prachtig boek over het dorpje Herwijnen in de zeventiende eeuw. Ze heeft daarvoor uren doorgebracht in archieven en uiteindelijk wist ze alles af van het dorp. 

Bij het onderzoek stuitte ze op een moordzaak. Het betreft de moord op een  notabele, Marten de Jongh, bijna zeventig jaar oud, secretaris van Herwijnen, schepen en heemraad. Er werden tientallen mensen verhoord en de verslagen daarvan zijn bewaard gebleven. In totaal beslaan die meer dan vijfhonderd pagina's. Er is indertijd een mogelijke dader gearresteerd, maar uiteindelijk is er niemand veroordeeld. 

Die zaak nam De Bruijn als onderwerp voor een roman, Het IJzeren Veulen. Ze bleef waar het kon dicht bij de historische werkelijkheid. Alle personages hebben ooit als persoon bestaan. Maar het is wel een roman, dus de auteur geeft haar personages soms woorden in de mond of gedachten in het hoofd die ze nooit gezegd of gedacht zullen hebben. Het leverde een spannend boek op dat heerlijk leest. 

Gijsbertje

Een groot deel van het boek kijken we mee in het hoofd van Gijsbertje (van wie Marten een oom is), die samen met haar achternicht Jenne (van wie Marten een neef is) de herberg De Fortuyn drijft. Gijsbertje is zesendertig jaar oud, Jenne vierenveertig. 

Gijsbertje maakt al snel duidelijk hoe ze in het leven staat:

Je moest bidden om Gods zegen, plannen maken, je kansen verstandig afwegen en steeds weer proberen de beste koers te kiezen. Als het tegenzat gaf je de moed niet op maar deed je een nieuwe poging. En als alles voorspoedig ging, mocht je niet vergeten God te danken. 

Natuurlijk is Gijsbertje een kind van haar tijd. Ze snapt dat ze als meisje geen vervolgopleiding kon volgen, maar ze is zich ook behoorlijk bewust van haar kwaliteiten. Dat heeft misschien te maken met het feit dat ze lid is van de invloedrijkste familie van het dorp, waartoe oom Marten de Jongh behoort, maar ook haar zwager Cornelis Verploegh, paardenhandelaar en eigenaar van een timmer- en aannemersbedrijf. 

Gijsbertje legt zich neer bij de maatschappelijke positie van de vrouw, maar ze signaleert het verschil wel. Bij het ringsteken acht ze dat er meer kans op succes is als zij rijdt (ment) en haar broer steekt. 'Maar dat ging nu eenmaal niet.'

Er zijn vrouwen die zich niet zomaar neerleggen bij hun positie. Haar nicht Marie, dochter van Marten bijvoorbeeld. Gijsbertje ziet dat die dingen durft die zijzelf niet durft en soms geeft haar dat het gevoel dat zijzelf tekortschiet, te veel haar verstand volgt en te weinig haar hart. 

Dat heeft te maken met oom Marten, die zo'n beetje de pater familias is en zich ook bemoeit met de partnerkeuze van zijn nichtjes. Gijsbertje zag wel wat in David, maar dat stond Marten niet toe. 

Marten had uitgesproken meningen en hij had dan ook vijanden in het dorp. Tussen hem en de schout, Anthonis de Fockert, boterde het helemaal niet. De Fockert heeft ook een herberg, De Moriaen, en in de gelagkamer is wel eens uitgesproken hoezeer de afkeer van Marten de Jongh is. 

Moord

Op een dag vindt Marten de Jongh de dood. Hij wordt vermoord aangetroffen bij een plek in het veld die Het IJzeren Veulen wordt genoemd. Er staan wat bomen, er is een modderplas. De Jongh wordt gevonden met een wond aan zijn hoofd en met zijn hoofd voorover in de plas. Zijn paard loopt rond zonder berijder en dat is de eerste aanwijzing dat er iets gebeurd is. Snel daarna wordt het lichaam gevonden. 

Er zijn al snel verschillende verdachten, maar niemand heeft echt iets gezien. Veel mensen worden ondervraagd en er wordt iemand in hechtenis genomen, maar Gijsbertje blijft haar twijfels houden. De verdachte, Jan Hous, heeft inderdaad in haar herberg gedreigd Marten de Jongh te vermoorden en hij heeft een mes getrokken, maar heeft hij het ook gedaan?

Uiteindelijk komt ze erachter of Jan Hous wel of niet de dader is, eerder dan de mensen die de moord onderzoeken. Maar wat doet ze met die kennis? Hoe principieel is ze en in hoeverre is ze loyaal aan mensen in haar omgeving? 

Historische details

Enny de Bruijn vertelt het verhaal van de moordzaak helder, in korte hoofdstukken, die gegroepeerd zijn in drie delen: de moord, het onderzoek en de ontknoping. Door haar geweldige historische kennis kan ze het dorpsleven in de zeventiende op een natuurlijke manier oproepen. 

Waarschijnlijk komt het ook door haar vorige boek dat ik De Bruijn bijna blindelings vertrouw als het om historische details gaat. Als zij vertelt dat er in Zaltbommel in een straat een apotheker, een herberg, een brillenmaker, een bakker en een manufacturenzaak te vinden zijn, heeft ze dat ongetwijfeld uit bronnen en in die tijd zal de Waterpoort ook wel inderdaad nog tekenen van verwoesting getoond hebben. 

Een enkele keer moest ik toch een 'hm' mompelen. Laat brandewijn een bruinig laagje achter? De brandewijn die we nu kennen is helder als water, maar mogelijk was het procedé in de zeventiende eeuw nog anders. En van een jongen van achttien jaar schrijft ze dat die op de drempel van het leven staat. Maar was iemand van die leeftijd destijds niet gewoon volwassen? Marten de Jongh is de oom van Gijsbertje en wordt vaak aangeduid met Marten-oom, maar ook wel met neef Marten. Niet alleen door Jenne, maar ook door Gijsbertje. Hoe zit dat?

Dat mensen in die tijd komkommers niet rauw aten, neem ik weer voetstoots van haar aan. 

Enny de Bruijn laat ons rondlopen in de zeventiende eeuw alsof we daar thuishoren. Ze presenteert en tijd en plaats als een natuurlijke omgeving. De keuze voor de hoofdpersoon pakt bijzonder goed uit. Doordat ze in een herberg werkt, ziet ze veel mensen en hoort ze veel over de moord, die natuurlijk het gesprek van de dag is. Aan de ene kant is Gijsbertje volop zeventiende-eeuws, aan de andere kant heeft ze ook haar vragen. Ze respecteert de traditie en ze zal er niet zomaar tegen ingaan, maar ze heeft wel haar gedachten erover. Door dat laatste komt ze wat dichter bij de hedendaagse lezer te staan en wellicht ook bij de auteur zelf. Het zou me niet verbazen als die voor het tekenen van Gijsbertje ook uit zichzelf geput heeft. 

Als lezer wil je weten hoe het nu echt zit, maar je wilt ook het dagelijkse leven in Herwijnen meemaken, compleet met kermis. En je leeft vooral mee met Gijsbertje. Misschien zijn Gijsbertje en haar dilemma's uiteindelijk belangrijker dan wie nu moordenaar is. Daardoor blijft Het IJzeren Veulen ook boeiend als het wel duidelijk is hoe het zit met de moordzaak. 

Dosering

Het inzicht in de werkelijke toedracht komt geleidelijk. Enny de Bruijn heeft de informatie mooi gedoseerd. Als lezer blijf je er de hele tijd bij, omdat je nieuwsgierig blijft. Soms heeft Gijsbertje al een inzicht dat de lezer nog niet heeft en dat ze ook nog niet meteen prijsgeeft. Dat fungeert als een soort cliffhanger, zodat de spanning er goed in blijft. Dat is een ander soort spanning dan bij een thriller: Gijsbertje loopt zelf geen gevaar. Maar het zorgt er wel voor dat je een hoog leestempo aanhoudt. 

Het IJzeren Veulen is een heerlijk boek: een spannend verhaal dat ook psychologisch boeiend is en je krijgt er gratis de historische setting bij. Een goed boek, dat ook nog lekker leest - ik gun het een groot lezerspubliek. 


Eerder schreef ik over:

dinsdag 3 september 2024

Josje scoort! (Willem Ritstier / Roelof Wijtsma)

Josje van Tol woont sinds een week in Kalkberg. Ze zoekt een voetbalclub, want ze doet niets liever dan voetballen. Maar in het meisjesteam is geen plaats en als ze wil toch wil voetballen, zal er iets moeten gebeuren. Ze knipt haar haar af en meldt zich aan als jongen voor een jongensteam.  Dat is de beginstiuatie in het album Josje scoort! van Willem Ritstier (scenario) en Roelof Wijtsma (tekeningen).

Een meisje dat zich als jongen verkleedt is al een oud gegeven. We kennen het uit de scheepvaart: van Daar was laatst een meisje loos tot Het maatje van de schipper (The handsome cabin boy), gezongen door Astrid Nijgh; uit het leger: De Bredasche heldinne (1751) en Het wonderlyk leven, en de oorlogs-daden, van de kloekmoedige land en zee-heldin (1711). Maar we hebben natuurlijk ook een voorbeeld uit het voetbal: Abe, hot story van een voetballerina (1973), geschreven door Nico Scheepmaker en getekend door Theo van den Boogaard. Daar bewaar ik warme herinneringen aan. 

En nu is er dus Josje scoort! Josje doet het goed bij het jongensteam van Kalkberg 90, al gaat het niet allemaal vanzelf. Een held behoort natuurlijk ook moeilijkheden te overwinnen. Ze krijgt al gauw een vrouwelijke medespeler, Areza, en na een tijdje blijkt er ook ineens een derde meisje mee te spelen, Roos, die verder niet geïntroduceerd wordt, maar er ineens is. Ook bij andere teams blijken er meisjes mee te spelen, zelfs bij dat van DVV, waar er nogal botte jongens op het veld rondlopen. Hoe waarschijnlijk dat is, kan ik moeilijk inschatten. 

Structuur

Die plotselinge nieuwe informatie heeft te maken met de structuur van het verhaal. Er is een doorlopende verhaallijn, maar die is verdeeld in losse episoden, van meestal vier en soms vijf pagina's. Daartussen kunnen er kleine tijdsprongetjes zitten. 

Eigenlijk ben ik helemaal niet zo'n voetballiefhebber. Ik weet niets van de competitie en ik volg de wedstrijden van het Nederlands elftal. Toch heb ik altijd met plezier de voetbalstrips gelezen, van De wondersloffen van Sjakie tot Kangoeroe Binkie en van Appie Happie tot Rob van De Rovers. Een van de bekendste voetbalstrips was en is Roel Dijkstra, die door Ritstier en Wijtsma succesvol is opgepakt. Daarmee hadden ze al kunnen oefenen voordat Josje het veld betrad. 

Tekeningen

De voetbalscènes ogen natuurlijk en zijn spannend. Roelof Wijtsma heeft dat goed in de vingers. Hij kan de bewegingen van de voetballers goed weergeven. Er zijn ook harde tackels, maar die leiden nooit tot blessures. Opmerkelijk is dat zo'n beetje alle spelers rechtsbenig zijn, inclusief Josje. Maar op de cover schiet ze met haar linkerbeen. Dat zal dus wel een gespiegelde tekening zijn. 

Ritstier is goed in het uitkiezen van scènes. Niet altijd weten we de uitslag van een wedstrijd bijvoorbeeld. Hij concentreert zich op de gedeelten die ertoe doen. 

Het verhaal gaat vooral over Josje en haar directe omgeving. Daardoor valt de rest van het team zo ongeveer weg. We weten niet wat haar teamgenoten ervan vinden dat er ineens een meisje in het team komt en dat het aantal meisjes alleen maar groeit. Josje heeft ook alleen meisjes in haar vriendengroep. 

Twentsch Dagblad Tubantia, 1 juni 1955
Er spelen ook zaken buiten het voetbal (een noodlijdend asiel, verliefdheid, discriminatie, pesterijen), maar die worden steeds gelinkt aan het voetbal, zodat Josje scoort! ook echt een voetbalstrip blijft. 

Vrouwenvoetbal

Josje heeft de voetbalgenen van geen vreemde. Haar oma voetbalde ook al. Ze vertelt over een wedstrijd in februari 1955, waarbij haar team kampioen kon worden. Er waren toen inderdaad al vrouwenteams, maar er was nog geen officiële competitie. Pas in april 1955 zou de Algemene Damesvoetbalbond opgericht worden. Aanvankelijk was de bedoeling dat er alleen vriendschappelijke wedstrijden gespeeld zouden worden, maar in augustus ging er toch een heuse competitie van start. De wedstrijden voor de dames besloegen toen trouwens nog twee keer een half uur. 

In 1956 speelden de dames de eerste vriendschappelijke interland, tegen West-Duitsland. Bij Nederland stond er een veertienjarige speelster in het veld, Lenie van Wensveen, die ook nog scoorde. Haar archief is bewaard. 

Het damesvoetbal komt van ver. In 1935 verbood de KNVB het en in 1938 stelt de bond velden en trainers niet langer beschikbaar voor vrouwenvoetbal en verbiedt ook het gemengd voetbal. Pas in 1971 wordt voetbal door vrouwen erkend en sindsdien maakt het deel uit van de KNVB. 

Emancipatorisch

Josje moet haar best doen om mee te mogen voetballen. Alleen omdat ze excelleert, weet ze zich staande te houden. Je zou kunnen zeggen dat Josje scoort! een emancipatorische strip is. Altijd wordt de kant gekozen van degenen die het lastig hebben, die gediscrimineerd of gepest worden. Niet op een klagerige of boze manier, maar vrolijk en krachtig. 

Josje scoort! is een vriendelijke en optimistische strip. Niet alleen interessant voor meiden die voetballen of dat graag zouden willen, maar voor iedereen. Het scenario is zo geschreven dat je dicht op de huid van Josje zit, gemakkelijk met haar meeleeft en van haar gaat houden. Het verhaal is helder en niet ingewikkeld en de personages zijn zeer menselijk, zodat je af en toe zelfs weten te raken en te ontroeren. 

Achter in het album krijgen we nog een bladzijde met karakterstudies, zodat je kunt zien hoe Wijtsma het tekenen van Josje in zijn vingers heeft gekregen en een mooi, kort interview met de makers. 

Josje scoort! is een heerlijke strip. Ik hoop dat er nog veel albums gaan verschijnen. Ondanks dat voetbal mij niet heel veel zegt, zal ik juichend aan de kant staan als Josje het veld betreedt. 

Titel: Josje scoort!
Scenario: Willem Ritstier
Tekeningen: Roelof Wijtsma
Uitgeverij: Personalia
2024, 40 blz. € 8,95 (softcover)

Eerder schreef ik over:
Wills kracht (Willem Ritstier)
Opstaan... en doorgaan (Willem Ritstier)
Alsnog (Willem Ritstier / Andrea Kruis)
Luton-Höghe (Willem Ritstier / Michiel Offerman)
De witte dood (Willem Ritstier / Fred de Heij)
Jeff Rylander 1 (Willem Ritstier / Eric Heuvel)
Jeff Rylander 2 (Willemn Ritstier / Eric Heuvel)
Doolhof van Eeden (Roelof Wijtsma)
Ivo en de vikingszoon (Roelof Wijtsma)
Jelmer 1 (Josse Pietersma / Roelof Wijtsma)
Jelmer 2 (Josse Pietersma / Roelof Wijtsma)


maandag 2 september 2024

De pen in het hart (Chrétien Breukers)


Chrétien Breukers heeft al verschillende romans geschreven waarin de hoofdpersoon Thomas Meerman is. Dat personage zit dicht aan tegen de schrijver zelf. Niet al die romans las ik, maar wel bijvoorbeeld Praag aan zee (2022). Enkele linkjes naar besprekingen van werk van Breukers plaats ik onderaan. 

Bij Praag aan zee viel me de lelijke omslag op. Die is bij De pen in het hart niet veel beter. Misschien is het een kwestie van smaak, maar ik heb de indruk dat er geen professionele vormgever aan te pas is gekomen. Verder is het boekje overigens mooi uitgegeven, met flappen. 

Heel lang dacht ik dat in De pen in het hart verteller en schrijver samenvielen. Pas op bladzijde 87 kom je erachter dat Thomas de hoofdpersoon is en op bladzijde 106 lees je dat het Thomas Meerman is. Dan ben je al bijna door het boek heen. 

Titel

Al in de eerste zin van de roman wordt verwezen naar de titel:

Ik steek een pen in mijn hart, trek hem terug en kijk naar de punt. Rood. Dit is wat je te zien krijgt als je een pen in je hart steekt. Iets roods. Op papier houdt dat rode niet. Het is al weg voordat het de kans krijgt te drogen. 

Meerman steekt een pen in zijn hart, maar hij krijgt blijkbaar niet op papier wat er in zijn hart zit. De hele roman lijkt dan ook een vermijding van het echte onderwerp. Dat wordt wel enkele keren genoemd, maar slechts kort. En als Meerman het noemt, praat hij over zichzelf in de derde persoon. 

Ik zou tot het verhaal komen, het verhaal vertellen - een man die zijn dochters nooit ziet en er vals van wordt beschuldigd dat hij ze zou hebben verlaten, bewust en met voorbedachten rade verlaten. Wat hij niet deed. Hij verliet ze voor een vrouw die hem jaren het leven onmogelijk maakte en die daarna de deur naar contact (met de dochters) op slot deed. 

Dat is een verhaal dat ik zou willen lezen. Liever dan het lijstje met dingen die je niet kunt doen als je aan het doodgaan bent, het van tijd tot tijd hameren op de trits 'haat, liefde en lust', of enkele bladzijden slecht proza die door AI zijn gegenereerd. Meerman zegt dat hij er in een volgend boek over zal vertellen. Hij laat de lezer wachten. 

Grootspraak

Maar misschien wacht Meerman zelf ook:

Ik moest eerst uit het decor van mijn jeugd stappen en wachten tot mijn familie was uitgestorven, wat nog steeds niet is gebeurd. Ik wacht en als ik nog heel veel langer moet wachten, neem ik het uitmoorden zelf ter hand. 

Dat laatste zal wel grootspraak zijn. Meerman is niet vies van grote woorden. Hij gebruikt ook steeds cursiveringen, waarbij mij niet duidelijk is of dat duidt op een onderschatting van de lezer of van zichzelf. En hij wil de wereld (of op zijn minst Nederland) vernietigen door drie bommen te gooien. Later heeft hij overigens zelf kritiek op dat hoofdstuk. 

Het zijn passages waar ik me als lezer doorheen moest worstelen. Een enkele keer blijkt dat ook de bedoeling te zijn. 

De ambulancebroeders klappen een draagbaar uit en willen de bloedende man erop leggen. Hij weigert. Ze beginnen te proberen om hem op te tillen. Het gaat zo moeizaam als de voorgaande zin eruitziet. 

Dat vind ik dan wel weer grappig. 

Gefragmenteerd

Net als bijvoorbeeld Praag aan zee is De pen in het hart gefragmenteerd. Om het andere hoofdstuk is gevuld met observaties van Meerman in de metro. Daarbij vervalt hij wel eens in maniertjes, bijvoorbeeld het herhalen wat hij net heeft gezegd. 

Soms zit de vrouw die hemels glimlacht in de metro. Ze glimlacht hemels.

In de metro zit een Japanse vrouw die is verkleed als prinses. De mensen in de coupé kijken naar haar, alsof ze een Japans vrouw zien die zich heeft verkleed als prinses. 

In de metro zit een dwerg. Ik weet niet of je het woord 'dwerg' nog mag gebruiken, maar het is wel een dwerg. 

Wat willen we nog meer? Een goede vraag. Wat willen we nog meer. 

Het fragmentarische zorgt voor een losse vorm, waarbinnen de verteller alle mogelijkheden heeft. Er is geen lijn die hij moet volgen, hij kan alle zijpaden bewandelen. Als Meerman daarbij de literatuur betrekt, ben ik meteen geboeid, of het nu over Nicolien Mizee, Koenraad Goudeseune, Rudy Kousbroek of Richard Brautigan gaat. 

Geen hoofdpad

Maar soms maken de zijpaden de indruk te vrijblijvend te zijn en soms heb ik me tijdens het lezen verveeld. Eigenlijk is 'zijpaden' eigenlijk niet het goede woord, omdat er nauwelijks een hoofdpad is en het gaat misschien juist wel om de zwerftochten van de gedachten. Maar ik mis toch de lijn, het verhaal. Hoezeer Meerman ook de wereld buiten hem observeert, De pen in het hart is voor een groot deel een egotistisch boek dat vooral over Meerman zelf gaat, waarbij hij tegelijkertijd vermijdt waarover hij het echt zou willen hebben: dat hij geen contact meer heeft met zijn dochters. 

De pen in het hart oogt als een werk in ontwikkeling, waarbij de verteller van tijd tot reflecteert op wat hij geschreven heeft. Er is ook een redacteur die zich afvraagt of de stijl niet te kaal geworden is. Of zoals Meerman schrijft: te káál. Zo'n kijkje in de keuken en die losheid van vertellen hebben hun charme, maar het is me niet genoeg. 

In deze korte roman staan goede passages. Meerman vertelt bijvoorbeeld hoe hij als kind soms met zijn vader mee moest naar een klooster waar een oude tante op sterven lag. Mooi vertelt en zo zijn er meer mooie passages. Maar ik  wil van Breukers onderhand een goed boek en voor mij is De pen in het hart dat (nog) niet. 

Chrétien Breukers, De pen in het hart. Uitgeverij Vleugels, 128 blz. € 24,50

Eerder schreef ik over: