woensdag 13 april 2016

Zeven jongens in den grond (A.C.C. de Vletter)



Een klein half jaar geleden schreef ik uitgebreid over het jeugdboek Zeven jongens en 'n ouwe schuit van A.C.C. de Vletter, een boek waarvan de titel nog altijd bekend is. In een tweedehands boekenzaakje kwam ik van dezelfde schrijver een boek tegen met een vergelijkbare titel: Zeven jongens kruipen in den grond (ongerekend nog de meisjes en 'n hond!).

Dat tik ik over van de titelpagina. Op het voorplat is het woord 'kruipen' weggelaten, waardoor het boek ook wel voorkomt als Zeven jongens in den grond. Net als bij het vorige boek is op de titelpagina een lijst met succesnummers van De Vletter opgenomen:
Schrijver van: In de vacantie. - Groote broer. - Zeven jongens en 'n ouwe schuit. - Admiraal Snor. - Arendskop. - 't Betooverde kasteel. - Zeven jongens in de knel. - Hein past op de dubbeltjes. - De dolende ridder. - Pipper valt door de Aarde. - Op de balken. - Achttien jongens en 'n ouwe kar. - Om 't kampvuur.
De titel doet vermoeden dat het in Zeven jongens kruipen in den grond om dezelfde groep jongens gaat als in Zeven jongens en 'n ouwe schuit. Dat blijkt niet het geval te zijn. Sterker nog, we zijn al bij een volgende generatie beland. Hein, uit het ouweschuitboek heeft twee zonen, die Hein één en Hein twee worden genoemd. En ook Toon heeft al kinderen. Over deze jongensgroep heeft De Vletter blijkbaar al eerder geschreven. Een voetnoot verwijst naar Om 't kampvuur.

Deze keer gaan zeven jongens, drie meisjes, twee ouderparen, een grootouderpaar en ingenieur Hoeck-Ellekin op vakantie naar Limburg. Dat 'onder den grond' slaat op het bezoek aan de mergelgrotten, maar nog meer aan het bezoek aan een kolenmijn. Helemaal duidelijk wordt het niet, maar het lijkt erop dat Hoeck-Ellekin daar ook beroepsmatig mee te maken heeft. De jongens slapen overigens ook onder de grond: hun slaapkamer is onder een klooster, in Kerkrade.

Zoals nu in Groningen huizen te lijden hebben van de gaswinning, hadden de huizen in Limburg dat indertijd van de kolenwinning.
Je moet eens opletten, als je in de keuken komt, dan zie je daar 'n vrij breede scheur. Ik heb gehoord, dat er al 'n proces gevoerd is met de Domaniale.
Voor de hedendaagse lezer is niet alles in het boek nog interessant. Er wordt bijvoorbeeld verteld over een avond waarop de jongens een voordracht houden. Een van de voordrachten, die hilarisch zou moeten zijn, kan ons niet eens meer doen glimlachen.

Het bezoek aan de mijn is een hoogtepunt in het boek. De lezer krijgt veel informatie over de mijnbouw en dat is heel aardig gedoseerd, waardoor de passages onderhoudend blijven. De groep mag overal kijken, ook bij de paarden. De Partij voor de Dieren zou ongetwijfeld bezwaar hebben gemaakt tegen het lot van deze dieren, die geen daglicht te zien kregen. Een van de personen, een meisje, maakt er een opmerking over:
'Ongelukkige beesten,' vond Bets, maar de opzichter zei: 'Heelemaal niet! Ze hebben 't hier beter dan honderden stakkerds voor rijtuigen of steenenkarren, uitmuntend voedsel, veel rust, en goede behandeling. Ja, ze missen zon en lucht, maar daar zijn ze aan gewend en hoeveel menschen in groote steden wonen niet ellendiger?'
De positie van dieren was een eeuw geleden ongetwijfeld anders dan de huidige. Van een van de jongens is de hond meegegaan op vakantie. Op een gegeven moment gaat het niet goed met het diertje. Iemand heeft hem een steen naar zijn kop gegooid. Ingenieur Hoeck-Ellekin zegt dat er een dokter bij moet komen.
Nu moest Tjebbe toch lachen... 'n dokter voor 'n hond? Dat leek hem allerkomiekst. Maar mr. Hoeck zei kalm: 'Je hebt toch zeker wel eens van 'n veearts gehoord?'
Maar in heel Kerkrade blijkt geen dierendokter te zijn: het dier moet naar Maastricht vervoerd worden.

Waarschijnlijk is Zeven jongens kruipen onder den grond in 1920 gepubliceerd. Het verhaal speelt zich af in 1918. Vrede mocht het toen nog niet genoemd worden; het verdrag van Versailles zou pas in 1919 getekend worden. Het was de tijd van de wapenstilstand.

De moeder van Tjebbe vindt het maar niks dat haar zoon de vakantie door gaat brengen zo dicht bij de Duitse grens.
'Wel nee, moeder! d'r is geen oorlog meer.'
't Kan toch weer beginnen! Pas maar op, dat je niet in 't elektrieke prikkeldraad blijft vast zitten.'
Tjebbes moeder duidt op de Dodendraad, die in de Eerste Wereldoorlog waarschijnlijk honderden mensen het leven heeft gekost.

De groep vakantiegangers maakt een uitstapje naar Duitsland. Het valt nog niet mee om de benodigde papieren in orde te krijgen. De grens wordt bewaakt door Franse soldaten. Als de groep in Duitsland is, wordt ieder geconfronteerd met de gevolgen van de oorlog.
Zachtjes aan werd 't de jongens duidelijk, hoe vreeselijk de nawerking van de oorlog was, want telkens en telkens herkenden ze verminkten en de meeste vrouwen en kinderen zagen er slecht uit.
(...) Na 'n poos vroeg mr. Dentroo: 'Begrijpen jullie, dat 't geen pleziertocht is, maar dat we jullie willen doen voelen, hoe vreeselijk de oorlog is, en dat er niet alleen altijd aan pretjes mag gedacht worden?
Ze raakten genoeg onder de indruk!...
Blijkbaar is Limburg rond deze tijd betwist gebied geweest. Toon heeft een lied over Limburg gemaakt dat hij bij een optreden ten gehore brengt. Een van de coupletten luidt:
En de menschen die er wonen,
Hooren ook bij 't vaderland!
Belgen willen zij niet worden,
Zonen van ons Nederland!
Even verderop volgt de toelichting:
(...) er liepen geruchten, dat België Limburg bij zijn gebied wilde voegen, maar de groote meerderheid wenschte Nederlanders te blijven en nu zong die dappere Toon daar van. Zelfs de heeren drukten hem de hand en Toon, bescheiden als altijd, trok zich gauw bij de jongens terug. 
Wat er zo dapper is aan het lied, is me niet duidelijk. Van Limburgers wordt in dit boek overigens ook een heel ander beeld geschetst. Verschillende keren wordt de drankzucht van de inwoners van deze provincie genoemd.
Hij dacht aan de jongens... hèn mocht hij niet blootstellen aan gevaar, want hij wist, hoe er in Limburg gedronken wordt en 'n mensch onder invloed van drank is 'n moordzuchtig beest...
Uiteindelijk is de vakantie natuurlijk afgelopen en moet iedereen weer naar huis en daarmee is het boek uit.

De hoofdpersonen (de groep vakantiegangers) deugen en waarschijnlijk hoorde dat ook in boeken in die tijd. We zagen het ook al in Zeven jongens en 'n ouwe schuit. Het is daardoor een vrij braaf boek, dat nu vooral nog interessant is doordat het een kijkje geeft in een andere tijd.

De Vletter heeft blijkbaar veel van dit soort boeken geschreven, over verschillende groepen jongens. Er zijn ook boeken die over achttien jongens gaan. Ze gaan kamperen, ze varen op een vlot, ze gaan op pad met een oude kar. In een tijd dat weinig mensen op vakantie gingen is dat wellicht al een heel avontuurlijk idee geweest. Voor De Vletter werd het een formule waarop hij kon variëren. Blijkbaar werd het verkocht.

En af en toe koopt nog steeds iemand zo'n boek, als hij het tegen het lijf loopt. Als het me weer overkomt, zal ik het laten weten.

1 opmerking:

  1. Mijn vader had een kast vol...ken je ook "Joost den idiaan"? Dat vond ik bijzonder ontroerend. En hij had het "Boek voor den jeugd".
    Dat staat nu bij mij thuis: een (semi-literaire) bloemlezing waarvan de samenstellers vonden dat ieder kind (ook het financieel minder bedeelde) er kennis van moest nemen.

    BeantwoordenVerwijderen